Media

Onschuldige duifjes?

Pro-Palestina activisten zijn geen onschuldige duifjes. Alle activisten, academici, media? Uiteraard niet. Dit gaat over een kleine groep – maar met grote impact op de beeldvorming.

Laat één ding meteen duidelijk zijn: kritiek op radicale activisten is géén goedkeuring van Netanyahu’s beleid, bombardementen op Gaza of het Palestijnse lijden. Wie zowel Hamas als de Israëlische regering verwerpt, begrijpt dat rechtvaardigheid niet bereikt wordt met hypocrisie, vernielzucht en morele leegte. Precies daarom verdient ook het westerse activisme een kritische blik.

Geen vreedzaam protest, maar radicalisering

Toen (sociale) media ontploften over een politiebezoek aan een “onschuldige activiste”, lag het frame klaar: de staat intimideert vreedzame demonstranten. Maar achter het slachtofferverhaal schuilt iets anders.

Elise H. noemde op 7 oktober 2024 de terreuraanslag van Hamas “gruwelijk vet”. Ze werd eerder aangehouden voor ordeverstoring, hintte online naar oefenbommen en is met regelmaat aanwezig bij demonstraties en bezettingen. Veroordeeld is ze nooit, maar een frisse indruk wekte haar reactie op allerminst. Toch blijven media haar presenteren als een dappere activist in een politiestaat.

Zelfs bestuurders zoals burgemeester Halsema sluiten aan bij dit empathische frame. Totdat de vernielingen na een protest zichtbaar worden, dan klinkt ineens verontwaardiging. Deze schizofrene beeldvorming presenteert activisten de ene dag als idealistische vrijheidsstrijders en de volgende dag als vernielzuchtige vandalen – zonder ooit de confrontatie aan te gaan met deze tegenstrijdigheid.

De vergeten slachtoffers: Joodse studenten in Nederland

Terwijl activisten gebouwen bekladden en bezetten, blijft de angst onder Joodse studenten en medewerkers onderbelicht. Het aantal antisemitische incidenten in Nederland is sinds 7 oktober explosief gestegen. Van online haat tot fysieke intimidatie op campussen.

Het beeld van Anne Frank werd beklad met ‘Free Gaza’, het Anne Frank Huis moest eraan geloven en ‘zionist’ is verworden tot scheldwoord. Israëlische vlaggen worden verwijderd ‘voor de veiligheid’. Maar wiens veiligheid eigenlijk? Waarom mag je in Nederland alles zijn, behalve zichtbaar Joods?

Wanneer krijgt deze intimidatie dezelfde media-aandacht als het huisbezoek aan een radicale activist?

Academici als megafonen van misleiding

Dat activisten zichzelf moreel verheffen is één ding. Maar academici die hun platform gebruiken om geweld te vergoelijken en terreurpropaganda te delen, is ronduit schokkend.

Harry Pettit (Radboud Universiteit) noemt de Nederlandse politie “fascistisch”, verheerlijkt vandalisme als ‘moedig verzet’ en verspreidt zonder commentaar verklaringen van Hamas. Christian Henderson (Universiteit Leiden) beschuldigt de politie van undercover geweld zonder enig bewijs en noemt elke bezetting een ‘anti-genocide actie’.

Ze misbruiken de academische vrijheid die hen beschermt, om datzelfde systeem te demoniseren. Dat is geen moed of kritisch denken; dat is intellectuele pose, vermomd als moreel gelijk.

Hoe media vandalisme verbloemen

Media kiezen bewust voor termen als “studenten” of “protestvoerders“, terwijl het vaak gaat om bezetters, vandalen en relschoppers die niet eens aan een universiteit verbonden zijn, maar vooral rellen om het rellen. Geweld wordt “botsing” genoemd, het gooien van stenen heet “symbolisch verzet”. Journalistieke afstand ontbreekt, waardoor een geromantiseerd beeld ontstaat van idealistische jongeren die ergens voor staan. De realiteit van intimidatie, geweld en politieke indoctrinatie verdwijnt naar de achtergrond.

Israëlische stemmen vóór vrede — maar genegeerd

In Israël zelf is de kritiek op Netanyahu, het leger en het geweld tegen Palestijnen structureel aanwezig. Kranten als Haaretz publiceren dagelijks scherpe opiniestukken. Bewegingen als Breaking the Silence, Peace Now en B’Tselem blijven oproepen tot co-existentie en mensenrechten. B’Tselem is al jaren kritisch op de Israëlische politiek van apartheid, lang voordat het in Nederland bespreekbaar was zonder voor antisemiet uitgemaakt te worden.

Maar deze stemmen krijgen nauwelijks aandacht in westerse media. Tijdens een onderzoek dat ik in 2021 uitvoerde naar het gebruik van de term ‘apartheid’ in combinatie met Israël, bleek dat Nederlandse kranten het onderwerp vrijwel negeerden, terwijl Israëlische media zoals Haaretz er honderden keren per jaar over publiceerden. Dit terwijl diezelfde journalisten een paar jaar geleden nog zwegen uit angst dat elke kritiek op Israël als antisemitisch zou worden bestempeld. Het kan verkeren: nu kiezen ze liever voor het simpele frame van onderdrukker versus slachtoffer, waarin activisten vrij spel hebben.

Framing, hypocrisie en het misbruik van mensenrechten

Waarom hoeven activisten en academici nooit expliciet afstand te nemen van Hamas, antisemitisme of terreur? Waarom geldt die morele disclaimer alleen voor opiniemakers die Israël bekritiseren?

Mensenrechten worden gebruikt als decor voor destructie. Vernieling heet ‘verzet’, agressie wordt ‘solidariteit’. Wie daar kritiek op heeft, wordt weggezet als deel van het probleem. In de wereld van dit activisme bestaat geen ruimte voor nuance: je bent vóór hen of tegen hen. Kritische vragen worden direct geframed als vijandig, zodat activisten zichzelf niet hoeven te verantwoorden voor hun eigen extremisme.

Deze perverse omkering van betekenis ondermijnt het idee dat mensenrechten universeel zijn. Wie ze alleen verdedigt als het politiek uitkomt, verliest alle geloofwaardigheid wanneer ze echt in het geding zijn.

Activisme zonder moreel kompas draagt niets bij aan vrede. Het voedt slechts de polarisatie waar het zogenaamd tegen strijdt.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Onderwijs

Klant is koning?

Waarom het onderwijs geen service is, docenten geen winkelpersoneel, en leerlingen niet altijd gelijk hebben

De klant is koning. En dus wordt de docent die zegt dat de maanlanding echt heeft plaatsgevonden vriendelijk doch dringend verzocht zijn toon aan te passen. Of hij geen andere bronnen kan gebruiken. Neutraal blijven, weet je wel. De ouder in kwestie is immers kritisch, en kritisch denken moet je aanmoedigen. Zeker als die ouder op sociale media 12.000 volgers heeft, een Facebookgroep runt over “onderwijsvrijheid” en dreigt met de media. Of met een advocaat. Of met het weghalen van het kind.

Welkom in het onderwijs anno nu, waar het gezag in het klaslokaal niet langer bij de docent ligt, maar bij de meest veeleisende ouder. Waar schoolleiders liever bakzeil halen dan reputatieschade riskeren. En waar leerlingen steeds vaker worden behandeld als klanten. Tevreden klanten, zo hoopt men, want tevreden klanten verlaten de school niet. En ontevreden klanten – of hun ouders – schrijven vernietigende recensies op Google.

Wat ooit een pedagogische relatie was, is verworden tot een transactie. Onderwijs als service. Het leslokaal als helpdesk. De docent als medewerker Klantenservice, met als taak: iedereen tevreden houden. Niet botsen, niet schuren, vooral geen klachten.

Die mentaliteit heeft zich geruisloos een weg gebaand in het onderwijs. In Nederland, maar ook daarbuiten. De oorzaak? De doorgeslagen logica van marktwerking. Onderwijsinstellingen concurreren met elkaar om leerlingen.

Onder die concurrentiedruk wringen scholen zich in de meest onmogelijke bochten om leerlingen te werven. Van infantiele filmpjes op Instagram tot gelikte promotiepraatjes op open dagen — alles om maar aantrekkelijk te lijken. De school wordt gepoetst, de beste leerlingen naar voren geschoven en lastige vragen zoveel mogelijk ontweken. Het gevolg? Een zorgvuldig geconstrueerd ideaalbeeld dat weinig met de dagelijkse werkelijkheid te maken heeft. En dus is de kans op teleurstelling groot zodra het echte leven begint: toetsen, regels, conflicten en imperfectie.

Ouders mogen kiezen waar hun kind naartoe gaat. En dus is oudertevredenheid belangrijker geworden dan pedagogische consistentie. Leerlingen zijn geen burgers-in-opleiding meer, maar klanten die recht hebben op inspraak, maatwerk, comfort en vooral: bevestiging.

Wat hier speelt, raakt aan meer dan alleen het onderwijs. Het is een symptoom van een bredere ontwikkeling, namelijk het afbrokkelen van vertrouwen in experts en de opmars van consumentendenken in publieke sectoren zoals zorg, onderwijs en journalistiek.

Die klantgerichtheid heeft een prijs. De professionele autonomie van docenten kalft af. Wie gevoelige onderwerpen bespreekt, loopt het risico op klachten. Wie kritisch materiaal inzet, moet op zijn tellen passen. En wie feiten onderwijst die botsen met de complotbubbel van thuis, kan op het matje worden geroepen. Denk aan thema’s als de Holocaust, kolonialisme, de klimaatcrisis of de coronapandemie. Steeds vaker moeten docenten laveren tussen waarheid en wensdenken.

En Nederland is geen uitzondering. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld worden scholen afgerekend op oudertevredenheidsscores en examencijfers. Leraren staan onder druk om het curriculum ‘neutraal’ te houden – zelfs als dat betekent dat racisme of ongelijkheid niet benoemd mag worden. In de Verenigde Staten is de situatie nog schrijnender: boeken worden massaal geweerd uit schoolbibliotheken op aandringen van ouders die zich gekrenkt voelen. Lesgeven over slavernij of genderdiversiteit is voor veel docenten een juridisch risico geworden. En in Frankrijk, sinds de moord op Samuel Paty, staan onderwerpen als secularisme en vrijheid van meningsuiting onder hoogspanning.

De patronen zijn overal hetzelfde: wantrouwen richting experts. Ouders die zichzelf als hoeders van de waarheid zien. Schoolleiders die liever sussen dan stelling nemen. Te veel schoolleiders laten zich leiden door marketing en reputatiemanagement in plaats van pedagogische visie. In plaats van hun team te steunen, kiezen ze voor ruisloos beleid en het pad van de minste weerstand. En docenten die moeten kiezen tussen veiligheid en integriteit.

Wat hier op het spel staat, is groter dan een conflict tussen ouder en school. Het gaat om de kern van wat onderwijs hoort te zijn: een plek waar leerlingen leren denken, niet alleen voelen. Waar ze geconfronteerd worden met andere perspectieven, niet alleen bevestigd in hun eigen gelijk. Goed onderwijs schuurt. Het daagt uit. Het breekt je los van je bubbel.

Maar dat vraagt om docenten die de ruimte krijgen om vakinhoudelijk en pedagogisch te handelen. Niet als dienstverleners, maar als professionals. Niet als mikpunt van boze mails, maar als experts in leren, denken en duiden.

Onderwijs is geen product.
En de waarheid is geen mening.
Wie scholen tot klantgerichte organisaties maakt, ondermijnt precies datgene wat leren waardevol maakt: ruimte voor confrontatie, twijfel en groei.

Dit stuk is eerder verschenen op Joop! van BNNVARA op 15 april 2025.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Framing is géén nuance

Over schuld, grenzen en waarom vrouwen altijd iets fout doen

Soms laat framing zich vangen in één zin. Geen lange uitleg, geen geraffineerd beeld, gewoon één formulering die blootlegt hoe diep schadelijke denkpatronen nog steeds verankerd zijn. Onlangs verscheen een opiniestuk op een blog met de titel: “Vrouwen laten zich te gemakkelijk verkrachten.”

Dat is geen ongelukkige bewoording. Het is een overtuiging. Een frame. En vooral: een voorbeeld van hoe journalistiek mee kan werken aan het normaliseren van daderschap en het leggen van de schuld bij slachtoffers.

De auteur noemt zijn stuk een toelichting op een eerdere uitspraak van Gerard Spong, die stelde dat vrouwen zich “te gemakkelijk laten verkrachten.” In de aankondiging op X stelt hij zelfs dat Spong “wel degelijk een goed punt had” en verwijt hij “de Sisterhood” dat ze zich bezighield met “deels misplaatste ophef.” 

Maar die ‘nuance’ herhaalt vooral het frame: de man is fout, maar de vrouw had iets anders moeten doen.

Wat zijn woordkeuze zegt 

De manier waarop hij aankondigt dat zijn stuk online staat, is veelzeggend. Door te spreken van “de Sisterhood” zet hij zijn vrouwelijke critici neer als een soort kliek die vooral elkaar napraten. Kippen in het hok: weg te wuiven als snoes, moppie of een stel wauwelende dames die je niet serieus hoeft te nemen. Niet de inhoud telt, maar wie het zegt. En als het een vrouw is, dan is het blijkbaar automatisch een kakelende horde in plaats van een inhoudelijk punt.

Met “deels misplaatste ophef” wuift hij de kritiek nog verder weg: het is geen verontwaardiging, maar hysterie. En door te benadrukken dat Spong “wel degelijk een goed punt had”, laat hij zien dat hij meer waarde hecht aan juridische scherpzinnigheid dan aan de maatschappelijke schade die zulke uitspraken veroorzaken.

Deze woordkeuze verraadt een schrijver die zich ongemakkelijk voelt bij vrouwelijke tegenspraak en dat ongemak maskeert met ironie, dedain en een dun laagje ‘objectieve nuance’. Niet omdat hij geen argumenten heeft, maar omdat hij de morele lading van het onderwerp weigert serieus te nemen.

Waarom ik hier zo scherp op reageer? Omdat ik onderzoek heb gedaan naar kindhuwelijken en zomerbruiden. Omdat ik de verhalen ken van meisjes die keer op keer ‘legaal’ verkracht worden. Die op hun achttiende eindelijk kunnen ontsnappen omdat ze een echtscheiding aan kunnen vragen, maar met vier kinderen hangend aan hun rokken. Omdat ik wél heb leren luisteren.

Het rookgordijn: van framing naar verwijt 

De kritiek op de titel was hevig en terecht. Maar de reactie van de auteur voegde daar nog een extra laag aan toe. In plaats van reflectie volgde ontkenning. De lezer zou het verkeerd begrepen hebben. Het zou niet om echte verkrachting gaan, maar om iets anders: schuldverkrachting.

Volgens de auteur gaat het namelijk niet om opzettelijke verkrachting, maar om vrouwen die seks ondergaan “die ze eigenlijk niet willen”, zonder daar duidelijk genoeg over te zijn. Die volgens hem hun grenzen beter hadden moeten aangeven.

Dat klinkt als nuance, maar is niets anders dan een verschuiving van schuld — weg van de dader, richting het slachtoffer. Geen erkend geweld, maar beoordeeld gedrag. Vrouwen die verkracht zijn, zullen daar vast blij mee zijn: zoveel ‘nuance’.

De retoriek van schuldverschuiving 

Uit het oorspronkelijke stuk:

“Ze geven hun grenzen niet goed aan.”

“Ze ondergaan seks die ze eigenlijk niet willen.”

“Vrouwen gaan te vaak over hun eigen grens heen.”

Let op de formulering: niet de dader staat centraal, maar het gedrag van de vrouw. De man is hooguit “fout”, maar haar gedrag is het echte probleem. Hij is actief, zij is nalatig. En daarmee komt het oordeel niet terecht bij degene die de grens overgaat, maar bij degene die hem niet duidelijk genoeg aangaf.

Dat is framing in zijn zuiverste vorm: een maatschappelijke werkelijkheid herstructureren via taal en zo de norm verleggen. Niet: “Wat deed hij?” maar: “Wat liet zij gebeuren?”

Geen juridische analyse, maar moreel oordeel 

De schrijver beroept zich op zijn ervaring als rechtbankverslaggever. Hij heeft honderden zaken gezien. Maar rechtszaken gaan over bewijs, niet over beleving. Over juridische toerekenbaarheid, niet over maatschappelijke verantwoordelijkheid. En juist dat laatste — maatschappelijke verantwoordelijkheid — legt hij in zijn stuk vol overtuiging bij vrouwen.

Wat hij presenteert als neutrale observatie, is in werkelijkheid een moreel oordeel: vrouwen zouden hun grenzen duidelijker moeten aangeven. Het is de klassieke verschuiving van schuld, verpakt in een nieuw jasje. Geen expliciete verwijtbaarheid, maar een impliciet: je had het kunnen voorkomen.

De verzwegen context: bevriezen, zwijgen, overleven 

Wat volledig ontbreekt in het stuk, is begrip voor de werkelijkheid van slachtoffers. De bevriezing. De sociale druk. Het gevoel dat ‘nee zeggen’ leidt tot gevaar. Of simpelweg de verwarring die ontstaat als grenzen vervagen onder invloed van ongelijk verdeelde macht.

In plaats van empathie, krijgen vrouwen een les. In plaats van analyse, krijgen we oordeel. Er is geen ruimte voor het verhaal van de vrouw, alleen voor haar verzuim. Alsof ‘nee’ zeggen voldoende is. Alsof een man stopt als je je bedenkt. Alsof je hem überhaupt altijd fysiek kunt afweren. Dat is geen onhandige formulering. Dat is culturele medeplichtigheid, uitgedrukt in ogenschijnlijk redelijke taal.

Framing als tweede geweld 

Framing doet iets. Het bepaalt wat normaal is. Wie verantwoordelijk is. Wat telt als grensoverschrijding, en wat wordt weggezet als miscommunicatie. Door te spreken over ‘schuldverkrachting’ als iets wat vrouwen over zichzelf afroepen door hun grenzen niet goed aan te geven, wordt een nieuw soort schuld geconstrueerd: moreel in plaats van strafbaar, maar even beschadigend.

Want slachtoffers die geen nee durven zeggen, die bevriezen, die zwijgen, die worden door dit frame alsnog verantwoordelijk gehouden. Niet voor wat ze deden, maar voor wat ze niet deden. Niet voor hun gedrag, maar voor hun gebrek aan verzet.

De cynische omkering 

Op kritiek reageerde de schrijver met een reeks ontwijkende of ronduit pijnlijke opmerkingen. 

“Mensen moeten ook niet moorden. Yet, here we are.”

Of:

“Die weerbaarheid zit hem in het aangeven van grenzen.”

De dader wordt erkend, maar het oplossingsgericht denken richt zich uitsluitend op het slachtoffer. Alsof de verantwoordelijkheid voor geweld het beste kan worden aangepakt door de ander sterker, duidelijker, assertiever te maken. Alsof het probleem niet ligt bij grensoverschrijding, maar bij communicatie tussen de lakens.

De identificatie met de dader 

De meest schrijnende post op X kwam zogenaamd als een ‘grappige spiegel’:

“Best wel erg hoe vrouwen womansplainen over verkrachting. Alsof zij weten hoe het voelt om dader te zijn.”

Daarin wordt niet alleen het spreken van vrouwen over hun ervaring weggezet als betweterig, maar ook de positie van de dader centraal gezet als iets dat niet ter discussie mag staan — tenzij je hem begrijpt. Het frame is dan compleet: de dader als miskende figuur, de vrouw als moreel tekortschietende.

Lesmateriaal 

Het enige positieve aan dit hele stuk? Het is geweldig lesmateriaal. Framing, victim blaming, gaslighting en verantwoordelijkheid verschuiven – allemaal kraakhelder in één casus. Mediawijsheid was zelden zo actueel.

Tot slot

De titel was geen fout. De reacties geen verheldering. En schuldverkrachting? Die zit niet in vrouwen die hun grens niet aangeven. Die zit in mannen die daar niet naar luisteren — en in teksten die dat goedpraten met taal.

Toen ik mijn eerste draadje hierover deelde op Bluesky, kwamen er meteen mannen onder reageren dat ik hun aandacht niet waard was (had ik niet om gevraagd), dat ik het mis had of niet begreep (uitleggen waarom konden ze niet). Ik hoop van harte dat zij nooit te maken krijgen met een huilende dochter, zus, vriendin of nicht na een verkrachting die eigenlijk een ‘schuldverkrachting’ zou zijn. Dan kun je ze gewoon het stuk van Klomp laten lezen. Misschien begrijpen ze dan waarom ‘weerbaarheid’ niet altijd helpt. Of waarom niemand zich ‘te makkelijk laat verkrachten’.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Onderwijs

Digiboard? Dieptepunt!

De bel gaat. Een nieuwe les van 45 minuten. Nou ja, 35 eigenlijk, want de eerste 10 minuten verdwijnen in gedoe. De docent sprint van lokaal naar lokaal, iedere keer weer vechtend met een onwillig digiboard. Tegen de tijd dat het beeld verschijnt, is de concentratie van de klas al vervlogen en zijn de leerlingen verdiept in een spelletje op hun Chromebook of elkaar. Want eerlijk is eerlijk: kattenfilmpjes winnen het altijd van werkwoordspelling.

Waar blijft het plezier in leren? 

Wat volgt? Lesmethodes Nederlands vol met signaalwoorden en eindeloze invuloefeningen. Goed toetsbaar, maar plezier in lezen? Verdwenen. Leren om te leren? Ook weg. Ondertussen kwijnt de woordenschat weg, want gesprekken en nieuwsgierigheid passen niet in het lesprogramma. En laten we eerlijk zijn, een goed gesprek scoort nu eenmaal geen punten op het proefwerk.

Een telefoonverbod in theorie 

En de leerlingen? Die leven via hun scherm. Een telefoonverbod? Theoretisch. Want op het plein en in de kantine mogen ze er gewoon op. En dat is eigenlijk vooral … handig. Want zo kunnen toezichthouders in de pauze ongestoord met elkaar kletsen. Die eenzame leerling in de hoek? Die zit toch op z’n telefoon. Vast met een game bezig. Geen last, geen vragen, geen ongemakkelijk gesprek. Maar misschien zit hij wel te wachten op een appje. Een teken dat iemand hem ziet. Dat hij er überhaupt toe doet en bij hoort. 

Pesten is sowieso een enorm probleem. Dankzij de niet zo sociale media gaat het dag en nacht door, is het slachtoffer zelfs thuis niet meer veilig voor berichtjes en filmpjes die worden gedeeld. En wat doen scholen? Die wassen hun handen in onschuld, want het gebeurt immers buiten schooltijd. Of de ouders er even op kunnen letten dat er geen dingen online worden gegooid. Dingen, die op school met de verboden telefoon zijn gefilmd, maar dat terzijde. Natuurlijk, geen probleem. Ouders hebben immers ook zeeën van tijd om fulltime social media agent te spelen. Alsof ouders überhaupt weten wat pubers online allemaal uitspoken.

De digitale paradox 

In de les is de telefoon trouwens óók een grijs gebied. Je mag niet vragen om de tas leeg te maken, ook niet als je de berichtjes van Snapchat luid en duidelijk hoort binnenkomen. Niet eisen dat de telefoon wordt ingeleverd, ook al zíe je dat ‘ie in een broekzak zit of onder een trui wordt gestopt. Aantekeningen maken op papier, omdat het beter blijft hangen? Waarom, het is toch een digitale school? Ironisch genoeg zit het hele onderwijs — van roosters tot cijfers — wél op die verboden telefoon. Een papieren agenda? Alleen vijftigplussers weten nog hoe dat werkt.

De tol voor docenten 

En de docenten? Zij voelen het ook. De staat van het onderwijs, de kliekjesvorming binnen vaksecties en de desinteresse van leerlingen vormen samen een giftige cocktail die vele enthousiaste docenten met de snelheid van het licht het onderwijs uit jaagt. En met het vertrek van deze mensen, die zoveel te bieden hebben, belandt er nóg meer werk op het bordje van de docenten die wél blijven. Een vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken lijkt.

Wat als … we teruggaan naar de basis? 

Wat als het onderwijs zou kiezen om terug te gaan naar de basis en leerlingen weer zou laten schrijven? Nu zijn de handschriften vaak onleesbaar, en het is ook bewezen dat je dingen beter onthoudt als je ze opschrijft. Stel je voor: een klas die met pen en papier werkt, die daadwerkelijk luistert omdat er geen scherm tussen hen en de docent staat. Waar aantekeningen geen copy-paste zijn maar echt zelfgeschreven inzichten. Misschien lijkt het ouderwets, maar soms ligt de oplossing niet in vooruit, maar in een stapje terug.

Wat als … docenten weer de regie krijgen? 

Wat als uitgevers van lesmethodes minder macht zouden krijgen, en docenten meer vrijheid om hun eigen materiaal te ontwikkelen en gebruiken? Nu worden methodes vaak bepaald door grote uitgeverijen, die vooral sturen op wat makkelijk te toetsen is. Maar goed onderwijs is geen invuloefening. Stel je voor dat docenten weer de ruimte krijgen om lesstof aan te passen aan hun leerlingen, om hun eigen creativiteit en expertise in te zetten. Minder eenheidsworst, meer maatwerk. Misschien is dat wel de sleutel tot meer betrokkenheid en betere resultaten. 

Wat nu? 

Het onderwijs staat op een kruispunt. Blijven we vasthouden aan rigide methodes, overvolle digitale systemen en uitgevers die de touwtjes in handen hebben? Of durven we weer terug te gaan naar de kern: betrokken docenten, nieuwsgierige leerlingen en lessen die écht impact maken? Waar is de kern van onderwijs gebleven? Wanneer gaat het weer om contact, om gesprekken, om ontdekken? Wanneer komt er weer besef dat lezen leuk kan zijn, dat het niet op Insta of TikTok hoeft te staan om waar of leuk te zijn? Want een goede les is meer dan een methode. Een goede docent ziet. Misschien is ‘zien’ wel het belangrijkste signaal dat we in het onderwijs kunnen geven.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

woman in purple shirt covering her face with her hand
Sociale media

En daar gaan we weer …

… plaats een bericht over een vrouw die protesteert tegen verkrachting als vorm van verzet, en de deugdende dames leggen hun bolletjes wol en breiwerkjes opzij en komen verhaal halen. 

Karoline Preisler

Waar het mee begon? Karoline Preisler, een Duitse FDP politica, staat als tegenprotest bij pro-Palestina / pro-Hamas demonstraties. Ze houdt daarbij een poster vast met de tekst “rape is not resistance” – in welke situatie dan ook. Ze wordt bedreigd, ze wordt bespuugd, ze wordt aangevallen. Uiteraard door allemaal heldhaftige betogers, in de vorm van boze mannen en schreeuwende vrouwen met een sjaal om hun hoofd gewikkeld. Ze heeft inmiddels politie in de buurt om een oogje in het zeil te houden, als ze ergens zwijgend met haar bord staat. Foei, mevouw Preisler – je uitspreken tegen verkrachting als wapen, hoe durft u!

Post op Bluesky

Enfin, ik had de euvele moed om er een berichtje op Bluesky aan te wijden. Nogmaals foei, stout. Want als zij-die-zich-de-moeder-deugen ook maar dénken dat je pro-Israel bent, dan zijn de rapen gaar. De eerste reactie? “Zo benieuwd of deze vrouw wel akkoord is met het stelselmatig verkrachten van Palestijnse gevangenen. Dat is namelijk een van de zaken waar de demonstranten tegen ageren.” 

Dat ik nadrukkelijk anonieme, pro-Hamas demonstranten noem, dat maakt niet uit. Gewoon eerst even aan Karoline Preisler vragen wat al haar standpunten zijn, voor ik iets op mijn eigen tijdlijn plemp. Hoe vind je zelf dat het gaat? 

Wijzen op gebruik van de bevolking als menselijk schild door Hamas, geldstromen die in tunnels en wapens verdwenen en buurlanden die de grenzen potdicht houden, werd allemaal afgedaan als het napraten van Israelische propaganda. Zullen we het even uitpluizen? 

Punt 1: Anonieme demonstranten die de boel slopen en antisemitisch zijn

“Op beelden van de barricades bij het Amsterdamse Binnengasthuisterrein is te zien dat een groot deel van de betogers probeert de eigen identiteit te verhullen met mondkapjes, zonnebrillen of geblokte keffiyeh-sjaals. Ook als enkelen van hen oog in oog staan met het universiteitsbestuur voor een onderhandeling.” Waarom? Omdat ze bang zijn voor hun baantjes, een strafblad willen voorkomen, op een terroristenlijst staan (of belanden), enz. Heldhaftige strijders voor de goede zaak. Zucht.

Daarnaast is er onderzoek gedaan naar antisemitisme in Nederland. “Het FRA-onderzoek ondersteunt ook dat sinds de oorlog in Gaza het aantal antisemitische incidenten in Europese landen inclusief Nederland, alleen maar verder is gestegen.” Beschouw dit rapport maar als een topje van de ijsberg.

Punt 2: Gejuich in Gaza toen Hamas met gegijzelden – bloedend, dood, verkracht – rondreed

Wat er op 7 oktober 2023 is gebeurd, werd vanaf 8 oktober gebruikt om “ja, maar Israel …” te roepen en het narratief te keren. Met honderdduizenden doden en onderdrukte vrouwen in Syrie, Yemen, Iran, Afghanistan of ontvoerde, verkochte en vermoorde Yezidi’s was nul komma niks aan compassie. Geen Asha die haar derrière op een station neervlijdde, geen columnisten die verontwaardigd waren, geen talkshowtafels die dag na dag sympathie toonden. 

“Palestinians In Gaza And The West Bank Celebrate On October 7, Hand Out Sweets, Fire Guns In The Air, Following Hamas’s Invasion And Massacre Of Israeli Civilians In The Gaza Envelope …” via MEMRI.

“Almost three in four Palestinians believe the Oct. 7 attack by Hamas on Israel was correct …” via Reuters.

“Levy was killed on October 7 and his body taken to Gaza. The video shows Levy’s body in the open trunk of a vehicle, and later lying on the ground while Gazans beat and kick it.” via Ha’aretz.

Punt 3: Omringende landen houden grenzen potdicht

Verwacht geen hulp uit Egypte om de Gazanen uit de nood te helpen. Ze houden niet alleen hun grenzen potdicht, ze bouwen zelfs een extra muur voor de zekerheid. Waarom? Een combinatie van internationale én binnenlandse politiek en veiligheid. De Egyptenaren zijn niet vergeten dat Hamas is ontstaan uit de Moslim Broederschap en ze hebben geen enkel verlangen dat gedachtengoed weer terug te importeren.

Daarnaast heeft Egypte volgens Egyptische media honderden veiligheidstroepen ingezet bij de grensovergang Rafah, en verzet het zich tegen de druk van Israël en de Verenigde Staten om Palestijnen te laten vluchten. Waarom? “As the Financial Times noted, “Cairo would not want to police an exiled community that could include militants who want to fight Israel from its territory.”

Punt 4: Hamas gebruikt burgers als menselijk schild

Niks nablaten van propaganda van mijn kant, wel een probleem dat al jaren speelt: “Hamas, an Islamist militant group and the de facto governing authority of the Gaza Strip, has been using human shields in conflicts with Israel since 2007.” Er is een enorm lijvig rapport over geschreven door NATO Stratcom, maar blijf me gerust beschuldigen van het verspreiden van onzin of gebrekkige kennis.

Punt 5: Hamas gebruikt ziekenhuizen als basis (en scholen, woonblokken, kampen)

Hamas geeft er de voorkeur aan om zich onder de grond te verstoppen – en dan bijvoorbeeld onder ziekenhuizen, scholen, de moskee op de hoek, enzovoorts. Het grote voordeel voor deze vorm van heldhaftig verzet? De publieke opinie staat op de achterste (sociale media) pootjes en geen haan die nog kraait naar wat je onder de grond uitspookt. “Hamas knows that in this case, it is likely that it may win the propaganda war because most reports will state that the IDF struck a “school” rather than a Hamas site.”

De VN weet inmiddels als geen ander hoe het is om Hamas onder je te hebben op bepaalde locaties: “As the war continues into a less intense phase, it is worth looking back at the extent of Hamas’s illegal use of UN facilities, including schools, because its actions in this regard appear to be systematic and on a large scale.”

De NYT heeft uitgeplozen hoe het zat met de tunnels onder het Al-Shifa ziekenhuis. “But evidence examined by The New York Times suggests Hamas used the hospital for cover, stored weapons inside it and maintained a hardened tunnel beneath the complex that was supplied with water, power and air-conditioning.”

Over de gegijzelden die nu nog worden vastgehouden geen woord. Die hebben blijkbaar verdiend wat ze krijgen of er zelf om gevraagd. Wat er zich onder de grond afspeelt is gruwelijk en op basis van vrijgekomen gegijzelden deze week in de vorm van een rapport naar de VN verzonden. Ha’aretz heeft er een artikel over geschreven; alleen lezen met een sterke maag.

Punt 6: Hamas heeft miljaren aan hulpgelden gestoken in tunnels en wapens

Die tunnels zijn niet in een nachtje gegraven. De wapens niet in een fabriekje in elkaar geknutseld. Daar zit een enorme logistieke operatie achter met een grote zak met geld om het mee te betalen. Dat geld en de hulp is ergens vandaan gekomen, en niet uit een boompje in de tuin van Sinwar gevallen toen hij eraan schudde. Dus, waar komen de centjes vandaan, die óók uitgegeven hadden kunnen worden aan de bevolking, gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur, internationale betrekkingen, handel in Gaza?

Toch wel handig, die tunnels: “Palestinian militant group Hamas uses a global financing network to funnel support from charities and friendly nations, passing cash through Gaza tunnels or using cryptocurrencies to bypass international sanctions, according to experts and officials.”

Israel waarschuwde al eerder, dat de vorm waarin de miljarden werden gegeven aan Hamas ze de mogelijkheid zou bieden om de militaire capaciteiten te verbeteren. Ze waren voor beperkingen op handel en verkeer en meer toezicht op de geldstroom. Critici waren er als de kippen bij om te roepen dat het een collectieve manier van straffen zou zijn, en het aan de Gazanen was om te bepalen wat er met het geld gebeurde. De grootste geldschieters? De EU en de USA.

En nu?

Zou het chique zijn als mensen niet gelijk beginnen te roepen dat je “pure Israëlische propaganda” gebruikt als verdediging, omdat ze zelf geen idee hebben of Gaza op een blinde kaart niet kunnen vinden. Ik heb vanaf dag één mijn afschuw uitgesproken over de gebeurtenissen op en na 7 oktober 2023, aan beide zijdes van de grens ~ en ben verder niemand verantwoording schuldig voor wat ik wel of niet vind.

Vind ik Hamas terroristisch tuig? Absoluut.

Vind ik Netanyahu een ongelooflijke smeerlap? Absoluut.

Vind ik de extreemrechtse, ultraorthodoxe kliek rondom Netanyahu verwerpelijk? Absoluut.

Heb ik nul komma niks waardering voor schreeuwende, anonieme pro-Palestina demonstranten die de boel slopen? Absoluut.

Vind ik figuren als Asha die zich hijgerig op de Palestijnse kwestie werpen walgelijk, vooral omdat ze hun podium nooit eerder hebben gebruikt om zich uit te spreken? Absoluut.

Maak ik me zorgen om antisemitisme? Absoluut.

Vind ik dat Israel bestaansrecht heeft? Absoluut.

Kan je niet leven met die punten? Jammer dan. Ga in discussie op basis van feiten, kom met bronnen, onderbouw je mening – graag zelfs, allemaal. Maar dat eeuwige belerende vingertje, van zelfbenoemde deugers? Dat mag ergens in waar de zon niet schijnt.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

black and red frame eyeglasses
Midden-Oosten

Israël, apartheid en de media

“I swore never to be silent whenever and wherever human beings endure suffering and humiliation. We must take sides. Neutrality helps the oppressor, never the victim. Silence encourages the tormentor, never the tormented.” 

Wie zwijgt, kiest de kant van de onderdrukker, zei Elie Wiesel. Toch blijft het opvallend stil in Nederlandse en Europese media over iets wat internationale mensenrechtenorganisaties steeds stelliger benoemen: de Israëlische apartheid.

In april 2021 publiceerde Human Rights Watch (HRW) een uitgebreid rapport waarin Israël wordt aangeduid als een apartheidsstaat – en waarin wordt gesteld dat deze term ook als zodanig gebruikt moet worden. Enkele maanden eerder had de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem al een vergelijkbare conclusie getrokken in een eigen publicatie. Opvallend genoeg kregen deze twee rapporten, beide afkomstig van internationaal gerespecteerde organisaties, nauwelijks aandacht in de Nederlandse media. Ook het later verschenen verslag van Amnesty International, dat dezelfde lijn volgt, werd grotendeels genegeerd door serieuze journalistieke platforms. In plaats daarvan werd het onderwerp gekaapt op sociale media, waar internettrollen alle kritiek op de staat Israël afdoen als antisemitisme.

De drie rapporten, alle binnen een jaar van elkaar verschenen en uitgesproken kritisch over de behandeling van de Palestijnse bevolking en structurele mensenrechtenschendingen, roepen fundamentele vragen op. Wat vooral opvalt, is dat de opvattingen over de relatie tussen Israël en apartheid de afgelopen jaren duidelijk aan het verschuiven zijn. Die verandering is zichtbaar binnen de wetenschap, bij mensenrechtenorganisaties, en in opinieblogs en internationale media. Alleen de Noordwest-Europese pers lijkt achter te blijven – met nauwelijks diepgravende publicaties of hoofdredactionele beschouwingen over dit onderwerp.

HA’ARTEZ EN APARTHEID
Voor dit artikel onderzocht ik hoe de Israëlische media over apartheid schrijven – een analyse die ik eerder in uitgebreidere vorm maakte voor een academisch paper. De focus ligt op het dagblad Ha’aretz, dat bekendstaat als een onafhankelijke kwaliteitskrant: liberaal van toon, maar niet uitgesproken links of rechts. De krant bericht over zowel binnenlandse als internationale kwesties en is zich nadrukkelijk bewust van haar invloed op de publieke opinie. Een zoekopdracht op het woord ‘apartheid’ in Ha’aretz via Factiva, over de periode januari 2017 tot januari 2022, levert 915 artikelen op. De manier waarop deze term wordt gebruikt, zegt veel over de positie die de krant inneemt in het debat.

Frequentie is het eenvoudigst in kaart te brengen: hoeveel artikelen verschenen er in de loop der jaren en hoe vaak komt het woord ‘apartheid’ in elk artikel voor? Prominentie draait om de plaats van het woord in de tekst: verschijnt het in de kop, is het onderwerp van het volledige artikel, of slechts een terloopse verwijzing in een citaat? Tot slot is er de toon: schrijft de journalist op afstand of van dichtbij? Bij afstandelijk gebruik wordt het woord vaak tussen aanhalingstekens geplaatst; een subtiel signaal dat de term als omstreden of niet-legitiem wordt gepresenteerd.

Wat opvalt, is dat de toon in de recente artikelen van Ha’aretz een breuk lijkt te vormen met eerdere jaren. Waar de krant voorheen overwegend loyaal was aan het officiële narratief van de staat Israël, sluit de berichtgeving nu vaker aan bij de langzaam verschuivende publieke opinie. De term ‘apartheid’ duikt vaker op, maar het zal vermoedelijk nog geruime tijd duren voordat die volledig wordt geaccepteerd in het brede publieke debat.

GELOOFWAARDIGHEID ARTIKELEN HA’ARETZ
De term ‘apartheid’ blijft politiek beladen. In het publieke en diplomatieke discours wordt nog steeds de voorkeur gegeven aan eufemismen zoals ‘tijdelijke bezetting’ – al roept die kwalificatie na ruim vijftig jaar vooral vragen op over wat er nog als tijdelijk kan gelden. De Israëlische geograaf en politicoloog Oren Yiftachel stelde in mei 2021 dat apartheid vele verschijningsvormen kent, en niet noodzakelijkerwijs een kopie hoeft te zijn van het Zuid-Afrikaanse model. De belangrijkste vraag blijft dan ook: hoe nu verder, in een conflict dat al decennia muurvast zit?

Zelfs de grootste optimist gelooft nauwelijks nog in een levensvatbare tweestatenoplossing. Toch wint een alternatief model langzaam aan terrein: A Land for All, een gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse beweging die pleit voor gedeelde soevereiniteit, gelijke rechten, vrijheid van beweging voor alle inwoners en een gezamenlijk bestuurd Jeruzalem. Een van de initiatiefnemers is de Israëlische journalist Meron Rapoport, die zich al jaren inzet voor een nieuw denkmodel voorbij de klassieke tweedeling.

Al in 2007 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift International Security een artikel over de betrouwbaarheid van opiniestukken en analyses in onder andere Ha’aretz, met betrekking tot apartheid, mensenrechten en het Arabisch-Israëlische conflict. De auteurs concludeerden dat de inhoud van deze publicaties zelden ter discussie staat, omdat ze feitelijk accuraat en goed onderbouwd zijn. Mede daarom kon Human Rights Watch zich in zijn rapporten op Ha’aretzbaseren zonder in te boeten aan geloofwaardigheid.

AFWIJZING DOOR IDENTIFICATIE
De afwijzing van de term ‘apartheid’ door veel Israëli’s hangt samen met de dominante overtuiging dat de staat Israël zich louter verdedigt tegen terrorisme. De meerderheid van de bevolking lijkt weinig moeite te hebben met het voortbestaan van illegale nederzettingen en accepteert de realiteit van miljoenen Palestijnen die als tweederangsburgers leven. Daarmee staat Israël als natie voor een fundamentele keuze – vergelijkbaar met die van Zuid-Afrika destijds: kiest het voor democratie en afstand van een systeem van ongelijkheid, of blijft het vasthouden aan de status quo, waarin structurele ongelijkheid wordt genormaliseerd?

Dat het gebruik van het woord ‘apartheid’ gevoelig ligt in Israël en het publieke debat polariseert, moge duidelijk zijn. Veel Israëlische wetenschappers en journalisten vermijden de term bewust, uit vrees dat die bijdraagt aan een negatief imago – niet alleen van de staat, maar ook van de bredere Joodse identiteit. Daartegenover staat de benadering van Ha’aretz, waar de term in recente artikelen steeds vaker zonder aanhalingstekens wordt gebruikt, zowel in koppen als in de tekst zelf. Dat wijst op een langzame, maar betekenisvolle verschuiving in het discours.

OPINIE EN TERMINOLOGIE
In oktober 2021 schreef voormalig plaatsvervangend procureur-generaal Yehudit Karp een opiniestuk over de terughoudendheid rond het gebruik van het woord ‘apartheid’. Volgens haar raakt de gemiddelde Israëlische lezer al snel vervuld van afschuw en haakt af zodra het begrip in verband wordt gebracht met Israël. Apartheid, zo stelt ze, is iets wat plaatsvond in Zuid-Afrika tussen 1948 en 1990, waartegen men demonstreerde — niet iets wat met Israël geassocieerd zou mogen worden. Wie dat wel doet, wordt in haar ogen vaak gezien als een radicaallinkse Israël-basher, gedreven door antisemitisme of een diepgewortelde afwijzing van eigen land en volk.

Uit onderzoek naar het gebruik van de term ‘apartheid’ blijkt dat Ha’aretz al geruime tijd aandacht besteedt aan de humanitaire gevolgen van bezetting en nederzettingen — lang voordat Europese en Amerikaanse media dit onderwerp structureel oppakten. Inmiddels, anno 2022, gebruiken steeds meer Joodse en Israëlische critici de term openlijk in hun publicaties, variërend van journalisten en academici tot bloggers.

EEN NIEUWE TOON
De afgelopen weken verschenen in Ha’aretz steeds kritischere stukken – niet alleen over apartheid, maar ook over corruptie binnen de Israëlische regering. Over gevoelens van schaamte na 32 jaar dienst bij de Israeli Defence Forces, en over de zinloosheid van het doden van 65 kinderen bij de meest recente vergeldingsaanval op Gaza – een gebeurtenis die nauwelijks nog het nieuws haalde. Over hoe Israël de radicale islam inzet als rechtvaardiging voor langdurige bezetting. Over de immorele quasi-neutraliteit van de Israëlische regering, die weigert Rusland te veroordelen terwijl tegelijkertijd de Holocaust wordt herdacht – en er volgens Ha’aretz sprake is van een nieuwe genocide op Europees grondgebied. En over de invloed van het geld van Russische oligarchen op de Joodse samenleving, en de veilige haven die zij in Israël lijken te vinden.

Ook schrijft Ha’aretz steeds vaker over de manier waarop de basisrechten van Palestijnen worden geschonden: huizen die worden gesloopt, bewegingsvrijheid die wordt beperkt, en een dagelijkse realiteit van ongelijkheid. Het woord ‘apartheid’ mag dan niet altijd expliciet vallen, de gevolgen ervan zijn duidelijk zichtbaar. Daarnaast waarschuwt de krant voor de rol van geruchten en achterklap, die via sociale media gemakkelijk uitgroeien tot nepnieuws en tot gewelddadige escalaties kunnen leiden. De Tempelberg is al gevoelig genoeg zonder dat er verhalen circuleren over plannen om het gebied exclusief toegankelijk te maken voor Joden.

En over hoe Israël een apartheidsstaat is – en ook zo genoemd zou moeten worden, zoals blijkt uit het HRW-rapport en de inspanningen van de mensenrechtenorganisatie B’Tselem, die als eerste het “A-woord” gebruikte om de levensomstandigheden van de Palestijnen te duiden. En over hoe het besef langzaam groeit, ook in Tel Aviv, dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de wereld die kwalificatie overneemt – met alle gevolgen van dien.

WOORDEN DOEN ERTOE
Woorden doen ertoe – en kranten kiezen ze met zorg. Het draait daarbij niet alleen om feitelijke informatievoorziening, maar ook om invloed op het bredere publieke debat. Taal bepaalt mede het discours en kan standpunten vormen of verschuiven binnen de publieke opinie. Een artikel is pas echt geslaagd wanneer het mensen aan het praten krijgt: bij de koffieautomaat, op sociale media, of aan de keukentafel. Beeld speelt daarbij een belangrijke rol. Niet voor niets illustreren kranten hun verhalen vaak met foto’s; een afbeelding, zo luidt het gezegde, zegt immers meer dan duizend woorden.

Door de razendsnelle opkomst van internet en technologische innovaties heeft nieuws een transnationaal karakter gekregen. Met de Engelstalige editie van Ha’aretz, die sinds 1997 bestaat, positioneert het Israëlische dagblad zich nadrukkelijk binnen die internationale informatieruimte. Sociale media fungeren daarbij als brug tussen diaspora’s, verhalen en geschiedenissen, met een bereik van slechts één muisklik. Een eenduidige benadering van de term ‘apartheid’ in de media is er niet – en zal er waarschijnlijk ook niet komen. Maar het is duidelijk dat Ha’aretz het onderwerp de afgelopen vijf jaar niet heeft geschuwd. Integendeel: de krant benoemt het fenomeen herhaaldelijk en expliciet, en speelt daarmee een opvallende rol in het Israëlische én internationale discours.

Volgens John Dugard is de belangrijkste reden waarom Europese media het woord ‘apartheid’ niet (durven) gebruiken in relatie tot Israël, de angst om van antisemitisme te worden beschuldigd. Ha’aretz noemt diezelfde reden expliciet. Op sociale media wordt kritiek op Israël vaak direct als antisemitisch weggezet – vaak door gebruikers die het land niet eens op een kaart kunnen aanwijzen, maar wel luid menen te weten waar de grens ligt tussen haat en kritiek. Zolang het verschil tussen antisemitisme en antizionisme voor velen niet duidelijk is, blijft het moeilijk om fundamentele kritiek op het Israëlische beleid bespreekbaar te maken.

Want zoals Elie Wiesel al zei: neutraliteit helpt de onderdrukker, nooit het slachtoffer. En zolang het woord ‘apartheid’ uit angst wordt gemeden, blijft het onrecht stilletjes voortbestaan.

Dit artikel is op 3 juni 2022 ook gepubliceerd op Het Grote Midden Oosten Platform.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷