Verdieping

Femicide is geen vrouwenhaat …

… het is volgens sommigen complexer. Iets relationeels, psychologisch of juridisch. Maar vooral geen patroon.

In juli schreef journalist Chris Klomp op X een  draadje over femicide. Of beter gezegd: over zijn bezwaar dat het woord te snel en te vaak gebruikt wordt. Volgens hem gaat partnerdoding niet altijd over vrouwenhaat. Soms is er sprake van een psychose. Of van een ruzie. Of van een relatie die uit de hand loopt.

Maar terwijl de aandacht steeds naar de dader en zijn motieven gaat, blijft één ding onbesproken: het patroon waarin vrouwen worden vermoord juist op het moment dat ze een grens trekken.

“Zucht. Weet je wat niet helpt?”

Zo begint Klomp zijn draad. Niet met cijfers, niet met context, maar met ergernis. Ergernis over mensen die de term femicide te ruim zouden toepassen. Gevolgd door het bekende dedain: “Of je doorgeslagen feminisme laten bepalen wat femicide is en wat niet.

Nee hoor. Laten we het vooral overlaten aan een “senior journalist” die tussen zijn verzuchtingen door wel even de definities bepaalt. Een ego ter grootte van de staatsschuld, met de nuance van een verzuurde tweet.

Daarna gaat het al snel mis:

Het ligt nogal aan je definitie van femicide  (want feitelijk betekent de term ‘vrouwenmoord’).”

Nee. Het ligt níet aan “je definitie”, alsof je die zomaar kunt aanpassen aan wat jou goed uitkomt.

Volgens het Nederlandse Openbaar Ministerie is femicide – of vrouwenmoord – het opzettelijk doden van vrouwen of meisjes. Punt.

Volgens internationale standaarden, waaronder het Istanbulverdrag, de VN  en de WHO is femicide “het opzettelijk doden van vrouwen omdat ze vrouw zijn”. Het gaat om gendergerelateerd geweld, meestal gepleegd door (ex-)partners of familieleden. De motivatie: controleverlies, eer, bezitsdrang of ongelijkwaardigheid binnen relaties. Het doel is vrouwen te straffen, te breken of het zwijgen op te leggen zodra ze hun eigen weg proberen te gaan.

Femicide is geen kwestie van gevoel. Het is een maatschappelijk feit.

Een oud artikel, opnieuw opgediend

In zijn draad deelt Klomp een ouder stuk: Femicide: complexer dan vrouwenhaat.

Dat artikel verscheen al eerder, maar hij haalt het nu weer naar boven. Precies op het moment dat er publieke verontwaardiging is over de moord op een vrouw door haar ex. Geen toeval dus, maar meeliften op de golf van aandacht.

Zijn insteek is voorspelbaar: “Femicide lijkt soms wat te worden gekaapt door activisten die er louter een intrinsieke vrouwenhaat in zien.

En de inhoud? Die wankelt opnieuw.

  • Hij haalt definitie en mening door elkaar. Alsof femicide altijd betekent dat een man vrouwen haat. En omdat hij die haat niet vaak ziet, vindt hij dat het woord niet past.
  • Hij schuift het geweld af op persoonlijke problemen: een psychose, uitzichtloosheid, een relatie die stukliep. Maar hij laat weg dat partnergeweld bijna nooit uit het niets komt. Vaak gaan er jaren van controle en mishandeling aan vooraf.
  • Hij behandelt elke zaak als een los incident. Alsof het toeval is en geen onderdeel van een groter patroon van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

Het frame is helder: Femicide? Misschien. Maar laten we het vooral niet te groot maken.

“Het is complexer dan vrouwenhaat”

Wie een stuk schrijft over femicide moet de termen helder houden. Klomp doet dat niet. Hij zet  misogynie (vrouwenhaat) tegenover femicide en gooit zo twee verschillende dingen op één hoop.

In zijn artikel schrijft hij: “Vrouwenhaat is absoluut een probleem, maar bij individuele partnerdoding kun je niet zomaar een universele haat als hoofdoorzaak aanwijzen.”

Dat klinkt redelijk, tot je ziet wat hij ermee doet. Hij suggereert dat femicide alleen gaat over ideologische haat. Alsof activisten beweren dat elke man die zijn partner vermoordt in abstracte zin vrouwen haat. Alsof het alleen kan gaan om óf een liefdesdrama, óf ideologisch geweld.

Maar dat is een stropop. Niemand beweert dat. En het hoeft ook niet.

Femicide is geen gevoel, maar een patroon. Het gaat niet om wat een dader zegt te voelen, maar om de omstandigheden waarin vrouwen worden vermoord: vaak als ze vertrekken, iets weigeren of hun autonomie opeisen. Niet ondanks dat, maar juist daarom.

Dat is geen liefdesmoord, dat is gendergerelateerd geweld. Ook wel bekend als femicide.

Maar waarom doen die mannen dat dan?

In zijn artikel verwijst Klomp naar een onderzoek van de Universiteit Leiden: Een nieuwe typologie van partnerdoding. Daarin brachten onderzoekers vijf typen daders in kaart, op basis van tientallen zaken. Ze benadrukten er meteen bij:

“Het is niet onze intentie om de complexiteit van de zaken, de gebeurtenissen, gedachten en handelingen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het fatale geweld te vereenvoudigen naar een allesverklarende type dader.”

En precies dát is wat Klomp wel doet. Hij pikt uit het onderzoek een paar losse stukjes, perst bijna vijftig pagina’s samen tot vijf alinea’s en zet ze weg als simpele typetjes. Het resultaat: een scheve weergave die de nuance van het onderzoek zelf juist onderuit haalt. Klassiek cherrypicking.

Daarna komt in zijn draad het bekende rijtje: psychose, hechtingsproblemen, scheiding, uitzichtloosheid, “toxiciteit”. Het klinkt als een verklaring, maar in feite zegt hij: de man kon het niet aan om verlaten te worden, zij had hem niet zo moeten kwetsen, eigenlijk is het haar schuld.

Dat is geen analyse. Dat is afleiding. Femicide is niet “complex” omdat het moeilijk te begrijpen is, maar omdat het geworteld is in machtsverhoudingen. Daar heb je geen psychologisch profiel voor nodig, maar een maatschappelijk kompas.

“Ook voor de dader is het een drama”

Ah, empathie. Eindelijk.

Als er sprake is van een psychose, dan is het ook voor de dader een drama.”

Voor de dader.

Dat klinkt meelevend, maar het is misplaatst. Het zet de moordenaar en het slachtoffer op één lijn. Alsof beiden even hard getroffen zijn, alsof twee levens “ontspoord” zijn.

Natuurlijk is een psychose ernstig. Maar het is geen excuus om het slachtoffer te laten verdwijnen uit beeld. En zeker geen reden om femicide weg te zetten als een tragisch ongeluk van twee kanten.

Dit frame – hij kon er niet aan doen – is geen analyse. Het is een verschuiving van verantwoordelijkheid. De dader wordt patiënt. Het slachtoffer een voetnoot in zijn dossier.

En opnieuw vergaloppeerd

Alsof zijn eerdere stuk nog niet genoeg was, ging Klomp dit weekend opnieuw onderuit. In een X-discussie reageerde een vrouw dat haar verkrachting zonder toestemming in een publieke space was besproken. Haar punt was helder: dit is míjn verhaal, niet iets dat een journalist zonder toestemming mag gebruiken.

Klomp’s antwoord? Gut kind, ben je er nog ondersteboven van? Leer eens wat weerbaarheid kweken doen.”

Niet degene die zonder toestemming over een verkrachting praat wordt aangesproken, maar het slachtoffer zelf. Alsof zij tekortschiet omdat ze “niet weerbaar genoeg” is. Victim blaming in zijn zuiverste vorm, dit keer niet eens verpakt in een pseudo-analytisch stuk, maar openlijk, in één sneer.

Het patroon is intussen onmiskenbaar. Of het nu gaat om femicide of verkrachting: de vrouw verdwijnt naar de achtergrond, de omstandigheden worden weggezet als “complex” of “overdreven”, en de man krijgt alle ruimte voor begrip en context. Kritiek daarop wordt niet weerlegd, maar afgeserveerd met dedain.

Framing is géén nuance

Het is ook geen incident. Wie terugkijkt ziet hetzelfde patroon telkens terugkomen. In een eerder artikel schreef hij dat “vrouwen zich te gemakkelijk laten verkrachten“. Volgens hem nuance. In werkelijkheid een frame: de dader verdwijnt, de schuld ligt bij het slachtoffer.

Kritiek daarop schoof hij weg als hysterie, als Sisterhood, als een kakelende horde.

En nu doet hij precies hetzelfde. De toon is vol dedain, de inhoud legt de schuld bij het slachtoffer, de strategie altijd dezelfde: de verantwoordelijkheid gaat van de man die geweld pleegt naar de vrouw die het “niet aankon”. Dat is geen analyse. Dat is gaslighting met een perskaart.

Waarom ik hier zo scherp op reageer

Ik heb het eerder gezegd. Omdat ik onderzoek heb gedaan naar kindhuwelijken, zomerbruiden en mensenhandel. Omdat ik de verhalen ken van meisjes die keer op keer ‘legaal’ zijn verkracht, vaak jaren achter elkaar, onder het mom van huwelijk of gehoorzaamheid.

Meisjes die pas als ze meerderjarig werden konden ontsnappen, omdat ze dan eindelijk een echtscheiding mochten aanvragen. Met vier kinderen aan hun rokken, een beschadigd lichaam en vaak nog steeds afhankelijk van familie die toestemming moest geven.

En dan worden ze vermoord. Uit eerwraak. Of omdat hun man hun vertrek niet accepteert. Of misschien, ja, omdat hij een psychose had.

Ik reageer scherp omdat ik heb leren luisteren. Niet naar de verklaringen van de dader, maar naar het stille, onafgemaakte verhaal van degene die het niet meer zelf kon vertellen.

Voor de duidelijkheid 

Dit stuk is gebaseerd op uitspraken die Chris Klomp zelf publiekelijk heeft gedaan, op X en op zijn eigen website. Hij wordt letterlijk geciteerd en de tekst is voorzien van bronverwijzingen.

Voor wie zich geroepen voelt om te beginnen over wederhoor: volgens de Richtlijn Journalistieke Code van de Raad voor de Journalistiek (B.3) geldt wederhoor niet voor opiniestukken, columns of commentaren die een duidelijke persoonlijke mening bevatten, en ook niet voor feitelijke verslaggeving van openbare uitingen.

Mocht iemand tóch de aandrang voelen om ’s avonds een boze mail te sturen: alles is keurig terug te vinden bij de Raad voor de Journalistiek.

En voor alle duidelijkheid: slachtoffers van verkrachting wegzetten met “leer wat weerbaarheid kweken” en femicide reduceren tot een spelletje met definities, heeft niets met journalistiek te maken, maar alles met het beschermen van het eigen ego. Dat is geen nuance. Dat is narcisme met een toetsenbord.

Liefs, The Sisterhood 💋


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Vergeten vrouwen

Vastgeketend op weg naar vrijheid

In Libië worden vluchtelingen opgesloten, verkocht en misbruikt. Voor veel vrouwen eindigt de hoop op Europa in een nachtmerrie van geweld, verkrachting en verdwijning in de woestijn.

Na de val van Khadaffi in 2011 raakte Libië in complete chaos. Het land had geen echte regering meer, en gewapende groepen kregen vrij spel. In die chaos ontstonden smokkelroutes en mensenhandel. Vooral vluchtelingen die via Libië naar Europa wilden, kwamen in gevaar. Vrouwen werden dubbel slachtoffer: eerst als vluchteling, daarna als koopwaar.

SLAVENMARKTEN

In 2017 lieten CNN en andere media schokkende beelden zien van slavenmarkten bij Tripoli. Daar werden migranten bij opbod verkocht. Niet in het geheim, maar gewoon in het openbaar. En na de eerste ophef keek de wereld weer weg. Mannen werden vaak ingezet voor dwangarbeid op boerderijen of in de bouw. Vrouwen golden als “meer waard” omdat ze gebruikt konden worden voor seks.

Volgens getuigen vonden deze veilingen plaats in garages, loodsen of op binnenplaatsen van huizen. De prijzen voor vrouwen lagen tussen de 400 en 1000 dollar, afhankelijk van hun leeftijd, gezondheid of uiterlijk. Wie hen kocht, mocht ermee doen wat hij wilde. Veel vrouwen kwamen terecht in zogenoemde connection houses, dat zijn huizen die worden beheerd door smokkelaars. Daar werden ze verkracht, gedwongen tot prostitutie of opnieuw doorverkocht.

Ik heb een nachtmerrie verlaten om in de hel te komen,” vertelde Aisha in 2021. Ze was haar land ontvlucht na vijf miskramen. Voor haar schoonfamilie en de buurt was ze ‘een heks’. Het advies dat vrouwen krijgen voordat ze vertrekken? Neem een anticonceptieprik die drie maanden werkt. En als je het kunt betalen: kies de ‘duurdere’ smokkeloptie, met anticonceptie inbegrepen.

Een Nigeriaanse vrouw die wist te ontsnappen, vertelde later dat vluchtelingen als handelswaar werden behandeld: “Soms kwamen mannen gewoon binnen om iemand uit te kiezen. Als je weigerde, kreeg je klappen of dagenlang geen eten.”

Ook in 2025 blijft de situatie grimmig. Vrouwen worden nog steeds onderschept, opgesloten en verhandeld. De markten zijn minder zichtbaar geworden, maar niet verdwenen. Ze zijn verhuisd naar afgelegen plekken en opereren via gesloten netwerken. Het zijn geen openlijke veilingen meer, maar de uitbuiting gaat door. Achter gesloten deuren worden vrouwen nog steeds verkocht en misbruikt.

Die markten zijn er niet alleen in grote steden. Ook in het zuiden van Libië, waar veel vluchtelingen het land binnenkomen, zijn handelaren actief. Ze maken afspraken met smokkelaars in buurlanden en regelen vervoer, opvang en verkoop. Vrouwen die onderweg al verkracht of mishandeld zijn, worden zo opnieuw slachtoffer. Zonder bescherming, zonder rechten.

Mensenrechtenorganisaties blijven rapporten schrijven. Maar die verdwijnen vaak in een la. Ver weg van de vrouwen die ze beschrijven. En zonder gevolgen voor de daders.

GEVANGEN NA REDDING

Wie de zee op gaat in een gammele boot, wordt vaak onderschept door de Libische kustwacht. In plaats van hulp krijgen vluchtelingen een ticket terug naar de gevangenis. In die detentiecentra worden mensen geslagen, gemarteld, verkracht en soms zelfs vermoord. Volgens de Verenigde Naties gaat het niet om losse incidenten, maar om systematisch geweld. Vrouwen worden verkracht en raken zwanger. Kinderen lijden honger of verdwijnen spoorloos. 

Toch blijven Europese landen samenwerken met de Libische autoriteiten. Sinds 2017 heeft de EU honderden miljoenen euro’s gegeven aan de Libische kustwacht: voor trainingen, boten, materiaal en zelfs luchtsteun. Daarmee worden migrantenboten op zee onderschept en teruggestuurd. Wat als redding wordt gepresenteerd, is in werkelijkheid het begin van een nieuwe hel.

In het beruchte Triq al-Sikka detentiecentrum in Tripoli moesten vrouwen schoonmaken voor de bewakers, en sommigen raakten zwanger na herhaalde verkrachting. Zelfs kinderen zijn niet veilig: ze worden opgesloten, ondervoed, ziek en in sommige gevallen misbruikt of zelfs doorverkocht, bijvoorbeeld via illegale adoptienetwerken.

GEDUMPT IN DE WOESTIJN

Niet alle vluchtelingen overleven de Libische “reis naar vrijheid”. Voor velen, vooral vrouwen en kinderen, eindigt de tocht in de hitte van de woestijn. Smokkelaars en milities behandelen migranten als wegwerpartikelen: “Sommigen die niet kunnen betalen, worden gedood of achtergelaten om van de honger te sterven,” zei de Internationale Organisatie voor Migratie

Vrouwen die niet meer ‘bruikbaar’ zijn, door ziekte, uitputting of zwangerschap, lopen het risico simpelweg achtergelaten te worden, zonder water of voedsel in de woestijn. Een Libische mensenhandelaar gaf zelfs toe dat de woestijn vol ligt met lichamen van mensen die zijn gestorven van dorst. “De woestijn is bezaaid met ongeïdentificeerde lichamen,” zei hij.

In de zuidelijke stad Sabha, een belangrijk knooppunt op de migratieroute, raakt het mortuarium regelmatig vol met dode lichamen. Smokkelaars dumpen ze bij het ziekenhuis. “De doden worden nooit geïdentificeerd en vaak zonder naam begraven,” aldus een arts. Deze vrouwen en mannen verdwijnen in het zand, anoniem, ongezien, vergeten.

Ook aan de grenzen gebeurt hetzelfde. Migranten die proberen Libië te ontvluchten, of worden uitgezet uit buurlanden, lopen hetzelfde risico. Grenswachters hebben uitgeputte groepen aangetroffen, soms met zwangere vrouwen en kinderen, midden in de woestijn, zonder water, zonder hulp. 

Sommigen zijn gered, maar anderen vonden een stille dood in de verlaten grensstreek. Deze verhalen laten zien hoe vluchtelingen worden behandeld als wegwerpmensen. Wie geen nut meer heeft voor smokkelaars of machthebbers, wordt zonder pardon achtergelaten om te sterven.

GEEN CIJFERS, GEEN BESCHERMING

Niemand weet precies hoeveel vrouwen er vastzitten, verkracht worden of verdwijnen. De Libische autoriteiten registreren hen niet. Hulporganisaties hebben nauwelijks toegang tot de gevangenissen. 

Er is geen asielprocedure in Libië. Het land kent zelfs geen echte centrale overheid: in 2025 zijn er nog steeds drie rivaliserende regeringen die elkaar bestrijden. Daardoor is er geen gezag dat verantwoordelijk is voor bescherming van vluchtelingen. Elke regio wordt gecontroleerd door een andere groep, vaak met eigen belangen. 

Migranten zijn overgeleverd aan milities en gewapende bendes. De overheid ziet migranten als ‘illegaal’. Er is geen bescherming, geen recht, geen hoop. Milities hebben de macht, en ze gebruiken die om te verkrachten, uit te buiten en te doden. Niemand houdt hen tegen. Misdadigers in uniform of in bendeverband hoeven zelden verantwoording af te leggen voor verkrachtingen, folteringen of moorden op migranten. 

Artsen zonder Grenzen, dat jarenlang noodhulp bood in migrantenkampen, werd in 2022 zelfs door Libische autoriteiten het land uitgezet omdat het “migratie zou aanmoedigen”. Het resultaat is een humanitair zwart gat: zonder getuigen, zonder registratie en zonder cijfers blijft het leed van deze mensen onzichtbaar en ontkend.

DE ROL VAN EUROPA

De crisis in Libië wordt mede mogelijk gemaakt door internationale hypocrisie. Westerse landen zeggen mensenrechten belangrijk te vinden, maar nemen ondertussen maatregelen die slavernij en misbruik juist in stand houden.

Wat doet Europa intussen? Het werkt al jaren samen met Libië om migranten tegen te houden. Landen als Italië en organisaties als Frontex geven geld, boten en zelfs drones aan de Libische kustwacht. Ze weten dat vluchtelingen na onderschepping in vreselijke omstandigheden terechtkomen. Maar ze kijken weg.

Met andere woorden: Europese middelen, bedoeld om migratie te beheersen, houden een systeem in stand waarin mensen worden opgesloten, verhandeld en verkracht. Voor de politieke bühne klinkt het als daadkracht. Voor vluchtelingen is het een ramp.

Officieel zegt de EU mensenrechten te verdedigen. In de praktijk besteedt ze grensbewaking uit aan milities die mensenhandel mogelijk maken. Een EU-rapporteur verwoordde het scherp: Europa heeft de foltering uitbesteed.

En het gaat niet alleen om overheden. Ook Europese bedrijven verdienen eraan: ze bouwen gevangenissen, sluiten oliecontracten met strijdende partijen, en leveren materiaal aan instanties die migranten mishandelen.

Er is veel verontwaardiging over sommige crisissen, maar over Libië blijft het opvallend stil. Geen demonstraties, geen vlaggen, geen ingezonden brieven. Geen professor die een petitie start, geen opiniemaker die het opneemt voor deze vrouwen. De lijken in de woestijn raken ons niet. Ze passen niet in het politieke verhaal. En dus zwijgen we.

Dat zwijgen is geen onschuld. Het is onderdeel van het systeem. En het is alles wat deze vrouwen rest: stilte. Dodelijke stilte.

Wat als deze vrouwen onze dochters waren?

We weten het. En we doen het tóch.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

red flower near white flower during daytime
Verdieping

The Dinah Project

Seksueel geweld als oorlogswapen: wat het rapport van The Dinah Project laat zien

Op 7 oktober 2023 viel Hamas Israël aan. Al snel gingen gruwelijke beelden rond van moorden, branden en ontvoeringen. Maar over één ding bleef het opvallend stil: seksueel geweld. Pas maanden later kwam er serieus onderzoek, dat eindigde in een rapport. Waarom duurde dat zo lang? En waarom hoor je zo weinig van activisten die normaal gesproken juist bij dit soort misdaden van zich laten horen?

Op 8 juli 2025 bracht The Dinah Project – een Israëlische NGO die in 2023 werd opgericht door juristen, onderzoekers en mensenrechtenexperts – een schokkend rapport uit over het seksueel geweld dat op 7 oktober werd gepleegd. Het rapport “A Quest for Justice: October 7 and Beyond” legt uit hoe Hamas-strijders op meerdere plekken vrouwen verkrachtten, martelden en verminkten. De organisatie roept op tot internationale vervolging.

Wat staat er in het rapport?

Het rapport is gebaseerd op honderden uren videobeelden, forensisch onderzoek en tientallen getuigenissen. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:

  • Er zijn minimaal vijftien gevallen van verkrachting, groepsverkrachting en seksuele marteling vastgesteld. Die vonden plaats op zes plekken in Zuid-Israël, waaronder het Nova-festival en kibboetsen als Re’im en Nir Oz.
  • Ooggetuigen en hulpverleners meldden dat lichamen van vrouwen naakt en vastgebonden waren. Sommigen hadden verwondingen aan hun geslachtsdelen of waren daar beschoten.
  • Vrijgelaten gijzelaars vertelden dat ze in Gaza seksueel zijn vernederd, verkracht of bedreigd met gedwongen huwelijk.
  • Het geweld was geen toeval. Het was bewust, georganiseerd en bedoeld om te vernederen en angst aan te jagen.

Hoe is het onderzocht?

Het rapport beweert niet alles te weten. Veel slachtoffers zijn dood. Anderen durven of kunnen niet praten. Toch laten de beelden, verklaringen en het forensisch onderzoek een duidelijk beeld zien. Juist omdat de onderzoekers voorzichtig zijn en niets overdrijven, komt het rapport overtuigend over.

De werkwijze:

  • Gesprekken met 15 bevrijde gijzelaars, 17 ooggetuigen en 27 hulpverleners;
  • Analyse van duizenden foto’s en honderden uren video;
  • Beoordeling door experts op het gebied van seksueel geweld in conflicten;
  • Internationale standaarden zijn gevolgd, zoals VN-protocollen.

Waarom is dit rapport belangrijk?

Het rapport laat zien dat het seksueel geweld op 7 oktober niet incidenteel was, maar systematisch. Dat maakt het mogelijk om Hamas aan te klagen voor oorlogsmisdaden. Bovendien dwingt het overheden en media om het geweld tegen vrouwen op 7 oktober serieus te nemen.

Veel vrouwen die dit overleefden, spreken niet. Maar het rapport maakt hun verhalen zichtbaar via hulpverleners, sporen op de lichamen en de verklaringen van bevrijde gijzelaars.

Ontkenning, twijfel en verdraaiing

Hamas ontkent alle aantijgingen. Ze noemen het propaganda van Israël. Ook sommige pro-Palestijnse activisten zeggen dat het verhaal over verkrachtingen verzonnen is. De Amerikaanse commentator Max Blumenthal bijvoorbeeld stelt dat Israël seksueel geweld “politiek inzet” om steun te krijgen.

Sommige vroege verhalen over verkrachting bleken later onjuist of overdreven. Het PBS-programma News Hour beschreef twee van zulke gevallen. Maar die uitzonderingen worden nu gebruikt om álle meldingen in twijfel te trekken, ook de goed onderbouwde.

Dat zorgt voor verwarring. Activisten en zelfs sommige academici richten zich vooral op wat niet klopt, in plaats van op het leed dat wél is bewezen.

De bekende filosofe Judith Butler noemde de aanval van Hamas een “daad van verzet”. Zulke uitspraken maken het makkelijker om gruweldaden weg te praten of te negeren.

De ironie: juist door zich vast te bijten in verkeerde verhalen, ondermijnen critici het bewijs dat er wél is. Daardoor ontstaat er opnieuw stilte, niet omdat er geen misdaden zijn, maar omdat sommige mensen ze niet wíllen zien.

Het zwijgen van activisten

Wat ook opvalt: veel activisten en mensenrechtenorganisaties zwijgen. Terwijl ze normaal gesproken terecht in actie komen bij seksueel geweld, blijft het nu stil.

Na 7 oktober zagen we drie manieren waarop het geweld werd weggepraat:

  1. Ontkenning: het zou niet gebeurd zijn, of het is Israëlische propaganda;
  2. Relativering: het is een reactie op het beleid van Israël, alsof verkrachting verzet is;
  3. Omkering: de schuld ligt bij Israël, want dat zou Hamas hebben uitgelokt.

Het komt hierop neer: wie de slachtoffers niet erkent omdat ze Israëlisch of Joods zijn, meet met twee maten. Dan gaan vrouwenrechten alleen op als het politiek goed uitkomt.

Waar blijven de opiniestukken? De hashtags? De solidariteitsverklaringen? De vlaggen, de aandacht van journalisten en academici? Het rapport van The Dinah Project is niet alleen een aanklacht tegen Hamas, maar ook een morele test. Wie hier zwijgt, verliest geloofwaardigheid als voorvechter van mensenrechten. Wie alleen spreekt als de dader wit, westers of zionistisch is, bedrijft geen mensenrechtenactivisme, maar geopolitieke propaganda.

Conclusie

A Quest for Justice is een sterk en zorgvuldig rapport. Het legt bloot hoe seksueel geweld op 7 oktober werd gebruikt als oorlogswapen. In een wereld waar vrouwelijke slachtoffers vaak worden genegeerd, is dit rapport een stap naar erkenning en rechtvaardigheid.

Zwijgen is geen neutraliteit. Het is wegkijken. En als mensenrechten voor iedereen gelden, dan moeten ze ook verdedigd worden wanneer dat ongemakkelijk is.

Daarbij is één punt extra belangrijk om te benadrukken: deze constatering komt niet uit het rapport zelf, maar is essentieel om toe te voegen. De slachtoffers van 7 oktober – vrouwen, kinderen, festivalgangers, bewoners van kibboetsen – zijn op geen enkele manier verantwoordelijk voor hoe de Israëlische regering daarna reageerde. Wat hen is aangedaan, staat los van militair beleid of politieke keuzes. Het zijn burgers die op brute wijze zijn aangevallen en als zodanig moeten ze worden erkend.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Sociale media

De revolutie is vegan

De val van het kabinet wordt op Bluesky gevierd alsof de geschiedenis een morele afslag heeft genomen: richting empathie, redelijkheid en gelijkwaardigheid. Maar het feestgedruis is vooral luid in de bubbel zelf. Wie nuchter om zich heen kijkt, ziet vooral politieke continuïteit en geen revolutie.

Gelukkig zijn er ook mensen die (terecht!) oproepen tot reflectie: “Centrum-links moet zich niet verkneukelen, maar focussen op problemen die voedingsbodem geven aan onvrede.”

Want die onvrede is er nog steeds. Het is makkelijk juichen in een bubbel waar iedereen hetzelfde denkt. Maar Nederland stemt ondertussen gewoon verder naar rechts.

DE MYTHE VAN LINKS NEDERLAND

De illusie van een links Nederland leeft hardnekkig in progressieve kringen – vooral op sociale media en in Randstedelijke cafés waar havermelk met moreel gezag wordt geschonken. Maar feitelijk is het midden tot centrumrechts al decennialang dominant.

Het CDA zat sinds de Tweede Wereldoorlog vrijwel onafgebroken in kabinetten. Sinds 2010 leverde de VVD de premier. Bij de verkiezingen van 2023 werd de PVV de grootste partij, maar leverde geen premier: dat werd de partijloze Dick Schoof, als compromisfiguur. D66 klinkt progressief, maar is economisch gewoon liiberaal – een soort VVD light met wat idealistische filters. De PvdA fungeerde meestal als opvulling en verloor de afgelopen decennia flink terrein. GroenLinks-PvdA haalt samen zelden meer dan een derde van de stemmen.

Nederland is geen progressief bolwerk, maar een land van coalities, compromissen en slappe polderpasta, met af en toe een ruk naar Fortuyn of Wilders.

KRINGVERJAARDAG IN EEN BUBBEL

Toch lijkt een deel van progressief Nederland bij elke kabinetsval opnieuw te geloven in een morele wedergeboorte. “De democratie heeft gesproken!” juichen ze. “Het redelijke geluid wint!”

Maar wie het land in kijkt, ziet iets anders. Men stemt ongetwijfeld weer op PVV, VVD, BBB of NSC – al lijken de laatste twee inmiddels alweer weggeëbd in de peilingen. Wie er met die kiezers vandoor gaat, is nog onduidelijk; het CDA en D66 draaien alvast de duimen warm. De val van een kabinet betekent meestal slechts een stoelendans en geen koerswijziging.

Zoals ik eerder opmerkte: “Voorlopig rolt iedereen nog vol plezier over de vloer – om over een paar maanden weer beteuterd naar de uitslag van verkiezingen te kijken. Alles links van het midden zou zichzelf eens een schop onder de derrière moeten geven en afvragen waarom het steeds niet lukt.”

FRAMING MET SCHUIM OP DE MOND

Neem een draadje op Bluesky, waarin de morele verontwaardiging het volume overstijgt van elke analyse. De PVV is “afgrijselijk”, de VVD-leider heeft “infantiele argumenten” en het beleid is “pure horror”. 

Dat mag –  en is deels ongetwijfeld waar. Maar het illustreert ook waar het misgaat: het debat wordt vervangen door een ritueel van verontwaardiging. Kiezers zijn verdacht, dom of racistisch. Nuance lijkt op verraad. Samenwerken met andersdenkenden voelt als besmetting. En ondertussen is de deur naar het kieslokaal een draaideur, en stapelen de echte problemen in het land zich op.

Maar hou vooral vol dat je je inzet tégen populisme. Ga nou eens vol op het orgel op basis van inhoud, zonder op alles en iedereen neer te kijken. Die felbegeerde democratie heeft als grondslag dat de verschillen er juist mogen zijn – hoe verwerpelijk je sommige denkbeelden ook vindt. Niemand verandert van mening als hij voortdurend wordt weggezet als een domme, moreel corrupte randdebiel. 

ACADEMISCH ACTIVISME ALS PREEK

Universitair docenten die op sociale media meer woorden wijden aan morele verontwaardiging dan aan academische verdieping zijn allang geen uitzondering meer. 

Nederland is “door en door racistisch”, VVD-stemmers zijn “medeplichtig aan genocide” en gewone burgers die op de ‘verkeerde’ partij stemmen, worden afgeschilderd als “griezels aan de borreltafel”. En wie het waagt om voorzichtig tegen te spreken – of, God verhoede, wijst op het gebrek aan woonruimte, leraren of beleidscoherentie – krijgt de volle laag: “Wat is dit voor onzin?” of het inhoudelijk ijzersterke “Lul toch niet zo krom.” Serieus verweer of een poging tot een gesprek, wordt afgedaan als domheid of slechte intentie.

Debat? Geen ruimte voor. Complexiteit? Weggefilterd. Wat begon als activisme, eindigt als karaktermoord op iedereen die niet in de pas loopt. En wie zich afvraagt waarom het vertrouwen in de ‘redelijke elite’ keldert, hoeft alleen maar deze discussies terug te lezen. De academie is een preekstoel geworden, met het vingertje altijd omhoog en de deur altijd dicht.

Als universitair docent word je geacht bij te dragen aan democratisch burgerschap, academisch denken en nuance. Niet aan het tegenovergestelde. Dit soort retoriek versterkt vooral de allergie voor elite, bubbel en academische betweterij – en precies dát is de voedingsbodem voor de polarisatie die men zegt te bestrijden

WAT REST: POLDERPASTA EN EEN VEGAN TOETJE

De realiteit is minder spectaculair dan de feeststemming doet vermoeden. Nederland blijft gewoon Nederland. Polderpiepers, doorgekookte spruitjes, zompige gehaktbal, rechts sausje. Er verandert pas iets als links niet alleen feestviert, maar ook leert waarom het steeds verliest.

En terwijl op Bluesky het morele vuurwerk nog nagalmt, is het enige bruggetje dat wordt gebouwd het bruggetje naar het eigen gelijk.

De enige revolutie?
Het toetje is nu vegan.


🧩 Terzijde voor wie zich afvraagt of dit een pleidooi voor rechts is:
Ook ik heb een hekel aan Wilders en de PVV – alleen denk ik niet dat mensen ooit van gedachten veranderen als ze vooral uitgescholden worden.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

a grayscale of a lady justice figurine
Media

Zwijgen als strategie

Activisten die liever niets zeggen dan iets verkeerds, docenten die hele bevolkingsgroepen veroordelen – het publieke debat raakt verlamd. Niet door extremen, maar door gemakzucht.

Onlangs verscheen er een opiniestuk waarin werd betoogd dat activisten zich beter kunnen onthouden van termen als ‘zionisme’ of ‘antizionisme’. Te complex, te beladen, te gevoelig voor misverstanden. Het advies: laat die woorden liggen en beroep je op het internationaal recht.

Het klinkt als nuance. Maar in werkelijkheid is het de discussie strategisch ontwijken, vermomd als analyse.

Termen zonder ruggengraat

Neem bijvoorbeeld het woord zionisme. Vaak gebruikt, zelden uitgelegd. Er is geen universeel erkende definitie, maar historisch gezien verwijst het naar de nationale beweging van het Joodse volk die streeft naar een eigen staat in het historische land Israël. Binnen die beweging bestaan verschillende stromingen: van seculier tot religieus, van socialistisch tot rechts-nationalistisch. In VN-context is het woord zelfs ooit gelijkgesteld aan racisme (Resolutie 3379, 1975), een uitspraak die in 1991 weer werd ingetrokken. Kortom: een woord met lading, lagen en geschiedenis, maar in het publieke debat gebruikt alsof het eenduidig is. Juist dát maakt de vrijblijvendheid waarmee ermee gestrooid wordt zo kwalijk.

Woorden als zionismedekolonisatieapartheidwokeracisme worden inmiddels vrijwel dagelijks gebruikt in het publieke debat. Niet om hun betekenis te verhelderen, maar juist om verantwoordelijkheid te vermijden. Zolang niemand duidelijk zegt waar die woorden voor staan, blijft het veilig.

Zo werd antizionisme in het genoemde stuk bestempeld als een valstrik: het zou verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Maar dat kun je over élk politiek woord zeggen. Probeer “dekolonisatie” of “woke” maar eens te gebruiken zonder dat iemand een opiniestuk schrijft. Of boos wordt.

Het recht als moreel schild

De auteur verwees naar het internationaal recht als alternatief. Dat zou voldoende zijn. Maar dat is een misvatting. Het recht is geen moreel kompas. Het is een toetsingskader gebaseerd op feiten, context en jurisprudentie – zonder gevoelens en zéker geen eigen mening.

Toch wordt het recht in dit soort betogen vaak naar voren geschoven alsof het de morele conclusie al bevat. Dat is veilig, zo hoef je zelf niets meer te zeggen. Geen positie, geen risico. Maar activisme draait niet om veiligheid. Het draait om keuzes maken, ook als die oncomfortabel zijn.

Als je zegt dat je opkomt voor de rechten van een volk, mag je ook uitleggen hoe je je verhoudt tot de ideologie van de tegenpartij. Of tot je eigen woorden. Wie zich antizionist noemt, moet kunnen uitleggen waartegen hij zich keert en wat hij wél wil.

Ontwijking aan de ene kant, groepsschuld aan de andere

Wat opvalt: hoe vaker mensen zich beroepen op hun juridische of intellectuele achtergrond, hoe vaker ze weigeren kleur te bekennen. Het publieke debat raakt daardoor verstikt in een web van academische voorzichtigheid. Vol zinnen die klinken alsof ze iets zeggen, maar niets echt stellen.

Óf ze slaan juist door naar de andere kant. Zoals de ruim 400 medewerkers van Wageningen Universiteit die aankondigden niet langer samen te willen werken met Israëlische universiteiten, en zelfs geen studenten meer willen begeleiden bij toekomstige uitwisselingen – ongeacht wie die studenten zijn.

Alsof nationaliteit op zichzelf al schuld impliceert.

Maar als je die redenering doortrekt, kom je op een glijdende schaal. Want als alle Israëlische studenten collectief medeschuldig zijn aan het beleid van hun regering, dan zou je met hetzelfde gemak kunnen stellen dat álle Gazanen verantwoordelijk zijn voor Hamas.

En dat zegt – zeer  terecht – vrijwel niemand hardop.

Politiek denken vereist moed

Het probleem is niet dat woorden moeilijk zijn. Het probleem is dat steeds meer mensen bang zijn om ze helder te gebruiken, of überhaupt nog begrijpen wat de betekenis is van de woorden waarmee gestrooid wordt alsof het suikergoed is.

En ondertussen wordt het publieke debat gekaapt door twee uitersten: zij die zwijgen om nergens op vastgepind te worden, en zij die zó hard roepen dat niemand er nog tussen durft te komen.

Daar lijden de feiten onder. En de waarheid. En uiteindelijk: het vermogen om elkaar nog werkelijk te begrijpen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Als niemand je ziet

Sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 2015 is Jemen veranderd in een lappendeken van strijdende milities, territoriale belangen en internationale inmenging. De staat is ingestort, en in het vacuüm dat is ontstaan verdwijnen vrouwenrechten geruisloos, maar systematisch. Vrouwen zijn het eerst hun vrijheid kwijt, het laatst aan de beurt bij hulp en bescherming, en vrijwel onzichtbaar in internationale berichtgeving. Laat staan dat er voor deze vrouwen wordt geprotesteerd op universiteiten, geschreven in columns, of een sit-in op een station wordt georganiseerd.

EEN OORLOG ZONDER GETUIGEN

Volgens cijfers van de Verenigde Naties zijn sinds 2015 naar schatting meer dan 377.000 mensen omgekomen in het conflict. Opvallend is dat zo’n 60 procent van deze doden niet het gevolg was van direct geweld, maar van honger, ziekte en het ontbreken van gezondheidszorg.

Kinderen zijn de grootste slachtoffers van deze vergeten oorlog. UNICEF rapporteerde meer dan 11.000 dode of verminkte kinderen sinds het begin van het conflict. Ondertussen zijn ruim 18 miljoen mensen afhankelijk van humanitaire hulp, en leven miljoenen anderen op de vlucht of in ontheemding. De tol van de oorlog is immens en nauwelijks zichtbaar voor wie niet actief zoekt.

REIZEN MET TOESTEMMING, ZWIJGEN OVER GEWELD

In de door Houthi’s gecontroleerde gebieden mogen vrouwen niet reizen zonder een mannelijke voogd. Zelfs voor medische zorg of onderwijs is toestemming van een vader, broer of echtgenoot vereist. In het zuiden, waar de Southern Transitional Council (STC) de macht heeft, worden vrouwen bij controleposten willekeurig tegengehouden – soms urenlang – en teruggestuurd. Het recht op bewegingsvrijheid is vervangen door angst en willekeur.

In mei 2025 namen STC-troepen het opvanghuis van de Yemen Women’s Union in Aden in beslag: een van de laatste plekken waar vrouwen na huiselijk of seksueel geweld terechtkonden. De sluiting van dit soort voorzieningen betekent niet alleen dat vrouwen nergens heen kunnen, maar ook dat daders vrijwel nooit ter verantwoording worden geroepen. Wie zwijgt, overleeft – soms letterlijk.

HONGER HEEFT EEN VROUWENGEZICHT

Meer dan 83 procent van de bevolking leeft in armoede. Vrouwen en meisjes zijn daarbij het slechtst af. Als laatsten krijgen zij toegang tot voedsel, medische hulp of opvang. In kustgebieden zoals Hodeidah lijdt 33 procent van de bevolking aan ernstige ondervoeding. Zwangere vrouwen en jonge moeders zijn het kwetsbaarst: 1,4 miljoen van hen zijn ondervoed.

Vrouwen offeren zichzelf op. Bij schaarste eten zij het laatst – of helemaal niet. In veel gezinnen eten mannen en jongens eerst; de vrouwen wachten af wat er overblijft. Vaak is dat niets. Ondervoeding bij zwangere vrouwen leidt bovendien tot een vicieuze cirkel: baby’s worden te klein geboren, met verhoogd risico op complicaties en sterfte, terwijl hun moeders chronisch verzwakt raken.

KINDHUWELIJKEN EN SEKSUELE UITBUITING

In een wetteloos en verarmd land worden meisjes handelswaar. Families zien zich soms gedwongen hun dochters uit te huwelijken in ruil voor voedsel of geld. Ongeveer 30 procent van de meisjes trouwt voor haar achttiende; zeven procent zelfs vóór haar vijftiende.

Kindhuwelijken worden vaak als ‘beschermend’ gepresenteerd, maar zijn in werkelijkheid een overlevingsstrategie die meisjes berooft van hun toekomst. Seksueel geweld is alomtegenwoordig, maar blijft meestal onbesproken. Buitenlandse strijders en lokale milities maken zich schuldig aan verkrachting en mishandeling, terwijl slachtoffers nergens heen kunnen. Meisjes worden niet alleen uitgehuwelijkt, maar soms ook letterlijk verkocht – als bruid, als huishoudelijke hulp, als seksslaaf. Er is geen instantie die hen beschermt. Wie bezwaar maakt, riskeert verstoting of geweld.

GEEN RECHT, GEEN BESCHERMING

Een functionerend rechtssysteem ontbreekt. Vrouwen die aangifte willen doen van verkrachting of mishandeling worden vaak niet geloofd – of juist zelf beschuldigd van ‘zedenschennis’. Fysiek bewijs is vaak de enige manier om een misdrijf erkend te krijgen, en zelfs dan blijft vervolging uit.

De sociale stigma’s rond seksueel geweld zijn groot. Veel vrouwen durven uit schaamte of angst geen hulp te zoeken. Dat betekent: geen voorlichting, geen anticonceptie, geen veilige bevalling, geen medische nazorg. Vrouwen sterven tijdens hun bevalling, krijgen geen hulp bij complicaties of abortussen, en zijn afhankelijk van informele netwerken die vaak zelf instabiel, corrupt of religieus conservatief zijn. In sommige regio’s wordt zelfs poliklinische hulp geweigerd aan vrouwen zonder mannelijke begeleider.

ACTIEF GENEGEERD

In Jemen worden vrouwen niet alleen vergeten, ze worden actief genegeerd. Terwijl strijdende partijen onderhandelen over wapens, havens en grondgebied, verliest een hele generatie vrouwen haar toekomst. Internationale hulporganisaties slaan alarm, maar de wereld kijkt weg. Hun verhalen halen het nieuws niet. Hun rechten zijn bijzaak.

Geen stem, geen gezicht, geen plaats aan tafel – dat is de realiteit voor miljoenen vrouwen in Jemen. Maar als niemand hen ziet, wie zal er dan voor hen spreken?

Dit artikel maakt deel uit van de serieVergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verscheen: deel 1 over Iran.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Zweepslagen & de galg

Mensenrechten blijken in de praktijk vaak afhankelijk van politieke agenda’s

Terwijl de internationale gemeenschap zich geregeld uitspreekt over vrouwenrechten, blijft het opvallend stil zodra het over Iran gaat. Rapporten van Amnesty International, Human Rights Watch en de VN-Mensenrechtenraad leggen systematisch seksueel geweld, institutionele onderdrukking en straffeloosheid bloot. Toch blijft diepgaande internationale verontwaardiging uit. Mensenrechten blijken in de praktijk vaak afhankelijk van politieke agenda’s.

Wat vrouwenrechten in Iran feitelijk betekenen
Vrouwen in Iran leven onder wetten en normen die hen structureel achterstellen.  Ze mogen zonder toestemming van een mannelijke voogd vaak niet reizen of studeren. Hun getuigenis in de rechtbank weegt minder dan die van een man, en voogdij over kinderen is zelden volledig.

 De verplichte hijab is slechts het zichtbare symbool van een bredere repressie. Wie zich daartegen verzet, riskeert intimidatie, arrestatie en mishandeling. Activisten worden bestraft met lange gevangenisstraffen of marteling. Nobelprijswinnares Narges Mohammadi zit opgesloten in de Evin-gevangenis vanwege haar inzet tegen deze onderdrukking.

Seksueel geweld als wapen
In 2022, na de dood van Mahsa Amini in politiehechtenis, barstten massale protesten los onder de slogan “Vrouw, Leven, Vrijheid”. De repressie die volgde was intens en systematisch. Volgens Amnesty International en de VN-Mensenrechtenraad zijn honderden demonstranten slachtoffer geworden van seksueel geweld, waaronder verkrachting, groepsverkrachting, verkrachting met objecten en gedwongen naaktheid. Deze vormen van geweld werden niet alleen ingezet tegen vrouwen, maar ook tegen mannen en kinderen – met als doel te vernederen, straffen en breken.

Een VN-onderzoek van maart 2024 concludeerde dat het ging om handelingen die vallen onder misdaden tegen de menselijkheid. Toch blijven vervolgingen uit. De daders zijn veelal agenten van de politie, de Revolutionaire Garde en de inlichtingendiensten. De slachtoffers: vrouwen, meisjes, mannen en jongens, allemaal gedetineerd omdat ze vrijheid eisten.

De doodstraf als spiegel van ongelijkheid
Iran behoort tot de weinige landen waar vrouwen op grote schaal worden geëxecuteerd. In 2024 alleen al werden minstens 34 vrouwen geëxecuteerd, het hoogste aantal in 17 jaar. Hoewel het totale aantal vrouwelijke executies lager ligt dan bij mannen, is het aandeel vrouwen stijgend. In veel gevallen gaat het om slachtoffers van langdurig  misbruik. Een merendeel van deze vrouwen werd veroordeeld voor de moord op hun echtgenoot of familielid, vaak na jarenlange mishandeling of seksueel geweld.

Hoewel in sommige zaken sprake was van zelfverdediging of bescherming van kinderen, weegt de context van huiselijk geweld zelden mee in de uiteindelijke veroordeling. De rechtspositie van vrouwen is ernstig ongelijk: hun getuigenis weegt minder dan die van een man, hun leven wordt wettelijk minder waard geacht bij schadevergoeding (diyya), en verzachtende omstandigheden worden zelden erkend. Vooral vrouwen uit etnische minderheden, zoals Koerden en Baluchi’s, lopen extra risico.

Ook vrouwelijke politieke activisten lopen gevaar. In 2024 kregen meerdere vrouwen de doodstraf opgelegd wegens ‘vijandschap tegen God’, een vage aanklacht die vaak wordt ingezet tegen dissidenten. Het toont hoe het Iraanse regime repressie, religieus fundamentalisme en seksisme combineert om afwijkende stemmen te onderdrukken.

De open brief uit Evin-gevangenis
De Evin-gevangenis in Teheran staat bekend als de beruchtste detentieplaats van Iran voor politieke gevangenen, dissidenten, journalisten en vrouwenrechtenactivisten. Het complex wordt ook wel het “Evin University” genoemd vanwege het hoge aantal intellectuelen en studenten dat er opgesloten zit. In rapporten wordt Evin herhaaldelijk genoemd als plaats van marteling, psychologische mishandeling, eenzame opsluiting en seksueel geweld. Vrouwelijke gevangenen zijn er bijzonder kwetsbaar: seksuele intimidatie, dreigingen met verkrachting behoren tot de praktijk en vernederende fouilleringen zijn aan de orde van de dag.

In oktober 2024 brachten 22 vrouwelijke politieke gevangenen in Evin een open brief naar buiten. Ze beschuldigden de gevangenisautoriteiten van seksuele intimidatie tijdens zogenoemde ‘lichamelijke inspecties’ en eisten dat deze praktijken zouden stoppen. Onder hen Narges Mohammadi, die eerder extra straf kreeg voor het rapporteren van deze misstanden. De vrouwen kondigden protestacties aan als er geen reactie zou volgen. Hun moed legt de schrijnende passiviteit van de buitenwereld bloot.

De internationale hypocrisie als fundament van vergetelheid
De stilte rond Iran is zelden een gevolg van onwetendheid. Het is het resultaat van politieke afwegingen. Olie, nucleaire deals en regionale stabiliteit wegen zwaarder dan universele mensenrechten. Verklaringen blijven vaag en stevige consequenties blijven uit. Mensenrechten blijken in de praktijk niet universeel, maar onderhandelbaar.

Ook binnen activistische en academische kringen is het opvallend stil. Universiteiten en organisaties die oproepen tot boycots, safe spaces en wereldwijde solidariteit met vrouwen elders, blijven grotendeels zwijgen over vrouwen die in Teheran worden gegeseld omdat ze hun haar tonen. Feministische solidariteit lijkt ineens op te houden waar het moeilijk of politiek ongemakkelijk wordt. Campagnes voor Narges Mohammadi blijven uit. Vrouwenmarsen voor meisjes die worden geëxecuteerd zijn er niet. De hashtags zijn leeg, de vlaggen blijven opgerold in de kast.

Deze blinde vlek is precies wat de serie Vergeten Vrouwen wil blootleggen: niet alleen het leed van vrouwen in onderdrukte contexten, maar ook het ongemakkelijke zwijgen van hen die zeggen voor vrouwenrechten te staan. Vergetelheid is zelden neutraal, het is een gevolg van keuzes.

Slot
De situatie van vrouwen in Iran is geen binnenlandse aangelegenheid. Het is een internationale mensenrechtencrisis. De feiten zijn bekend, de rapporten gepubliceerd. Toch blijft het stil. Wie zwijgt, kiest niet voor neutraliteit, maar versterkt het systeem van onderdrukking.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Sociale media

Jankverhaal, zei je?

Hoe het Songfestival de façade van fatsoen op Bluesky doorbrak

Toen de Israëlische zangeres Yuval Raphael, overlevende van het Nova-festival op 7 oktober, werd uitgefloten tijdens haar optreden op het Eurovisie Songfestival, schreef ik in de Volkskrant dat we moeten oppassen. Wie een overlevende reduceert tot staatspropaganda, ontkent niet alleen haar verhaal, maar ook haar menselijkheid.

Raphael zong geen nationalistische lofzang, geen strijdlied vol bravoure. Haar nummer, New Day Will Rise, was een ballade over verlies. Over een vriend die ze verloor. Over verdriet dat in muziek werd vertaald, niet in politieke leuzen. Maar voor veel mensen op sociale media deed dat er niet toe. Raphael werd behandeld alsof ze een spreekbuis was van het Israëlische leger.

Wat volgde, was geen debat. Geen inhoudelijke discussie over de songtekst of het optreden. Alleen verdachtmakingen, framing, antisemitisme en ontmenselijking. Soms subtiel, vaker ronduit huiveringwekkend. In dit stuk reconstrueer ik wat er gebeurde op Bluesky, het platform dat zich afficheert als het beschaafde alternatief voor X. Maar tijdens het Songfestival bleek dat fatsoen vooral decor was. Het masker viel.

Afwijzing als badge van morele zuiverheid

Wie Raphael negeerde, meldde dat publiekelijk. Het kijken van het Songfestival werd gepresenteerd als morele medeplichtigheid en dus moest het zappen, het boycotten, het uitschakelen worden beleden. Geen fandom, geen frivoliteit, geen ironie: kijken was verraad.

“Gezapt.”

“Toen Israël kwam, ben ik koffie gaan zetten.”

“Ik heb voor het eerst in m’n leven gezapt. Geen zin om met walging te zitten.”

“Is Israël al geweest? Dan weet ik wanneer ik moet vloeken.”

“Het eerste jaar in m’n leven dat ik bewust niet kijk. Kon het niet opbrengen. Snap ook niks van m’n linkse bubbel die er zo openlijk over post.”

Afkeer wordt hier gepresenteerd als morele daad. Niet ‘ik vond het niks’, maar: ‘ik keek bewust niet, want dat is wat fatsoen eist’. De zangeres is niet meer een artiest, maar een object van afwijzing. Het kijken naar een optreden wordt tot een vorm van medeplichtigheid verheven. Het zappen wordt morele profilering.

Wat hier misgaat, is dat de zangeres niet op haar muziek wordt beoordeeld, maar op haar paspoort. De afwijzing van haar optreden is niet gebaseerd op wat ze zingt, maar op wie ze is. Daarmee wordt identiteit belangrijker dan inhoud. Het morele oordeel is al geveld voor de eerste noot heeft geklonken.

Rouw, tenzij je het verkeerde paspoort hebt

Yuval Raphael werd niet afgerekend op haar muziek, optreden of politieke uitspraken. Ze werd niet bekritiseerd vanwege haar kleding, stem of boodschap. Ze werd uitgekotst omdat ze Israëlisch was en dus per definitie verdacht. Verdriet wordt hier pas geloofwaardig geacht als het het juiste politieke doel dient. Wie aan de ‘verkeerde’ kant rouwt, verliest automatisch het recht op medeleven.

“Ze woont in Israël. Ze is een kolonist. Ze stond te dansen naast een openluchtgevangenis. Waar moet ik precies sympathie krijgen voor haar jankverhaal?”

“Van mij mag ze helemaal terug naar huis worden gefloten.”

“Slachtofferrol uitmelken, iets anders is het niet.”

De kern van deze reacties is helder. Verdriet telt alleen als het in dienst staat van het juiste narratief. Een Israëlische vrouw die rouwt om haar vermoorde vrienden wordt verdacht gemaakt omdat ze zich niet eerst uitspreekt over Gaza. Haar emotie wordt geïnterpreteerd als manipulatie, haar verdriet als propaganda.

Wat hier misgaat, is dat empathie afhankelijk wordt gemaakt van ideologische goedkeuring. Rouw is geen universeel menselijk recht meer, maar een voorrecht dat je moet verdienen. Je paspoort, afkomst en politieke houding bepalen of je verdriet serieus wordt genomen. Daarmee wordt het menselijke aspect van lijden vervangen door een morele toelatingskeuring.

Van framing naar rechtvaardiging van geweld

Een overlevende van een bloedbad die zingt over rouw werd behandeld als agressor. Het is een perverse omkering van slachtofferschap. En het is gevaarlijk. Want het opent de deur naar het rechtvaardigen van geweld tegen burgers; zolang ze tot een collectief behoren dat je haat.

“De Palestijnen hebben het recht zich te verzetten tegen hun onderdrukker. Dat er burgerslachtoffers bij vallen is part of the deal.”

“Dat zij stond te dansen naast een openluchtgevangenis zegt genoeg over wie zij is.”

Wat hier wordt gesuggereerd, is dat het festivaldoelwit terecht was. Dat mensen die daar dansten, zelf de verantwoordelijkheid dragen voor hun dood. En dat overlevenden zoals Raphael geen slachtoffers zijn, maar medeplichtigen. De grens tussen burger en strijder wordt opzettelijk uitgewist. Het individu wordt een doelwit, zolang het uit de ‘verkeerde’ groep komt.

Complotdenken zonder het C-woord

Toen het optreden werd verdedigd, verschoof de kritiek van Raphael zelf naar wie haar zou steunen. Onder de oppervlakte borrelden klassieke antisemitische motieven op: insinuaties van invloed, geld, manipulatie, dubbele loyaliteit.

“Domicela Heijmeriks heeft weer budget van het CIDI zie ik.”

“Artikel mede mogelijk gemaakt door CIDI.”

“Ze vertegenwoordigt niet haar verdriet of het Joodse volk, maar een genocidaal regime.”

“Weinig Joden die niet medeplichtig zijn.”

“Israel probeert altijd aan de touwtjes te trekken, en vaak met succes.”

Het gaat hier niet langer om kritiek op Israëlisch beleid, maar om de morele integriteit van een hele bevolkingsgroep. Wie zich uitspreekt tegen het uitfluiten van Raphael, wordt gezien als ‘betaald’, ‘gebruikt’ of ‘blind’. En als Jood? Dan ben je vermoedelijk medeplichtig aan genocide, tenzij je actief afstand neemt.

Dat Joden wereldwijd verantwoordelijk zouden zijn voor het handelen van een regering is een oud antisemitisch motief. En het wordt hier moeiteloos opnieuw uitgespeeld, met zachte stemmen en mooie praatjes. Geen brute leuzen, maar insinuaties die alles doordrenken.

Het complot van de televote

Nadat Israël de finale bereikte, verschoof de woede op Bluesky naar het stemproces. Het resultaat kon, zo vonden velen, niet op eerlijke wijze tot stand zijn gekomen. De beschuldigingen volgden snel, wederom zonder bewijs, maar met veel stelligheid.

“Hoe is het mogelijk dat dat kut-Israel tweede wordt op dat kut-festival. Welke toondove rukkers stemmen daarop?! Of heeft fuck Israël weer alle ambassades ingezet om de hele wereld te laten televoten?”

“Ze hebben het televote ook gemanipuleerd, 100%.”

“Zou de opmerkelijke grote publieksvoorkeur voor Israël kunnen zijn gemanipuleerd? Ook vorig jaar was dit zeer opmerkelijk.”

“Wie betaalt bepaalt, dus Israël wint.”

“Het kan niet anders of er is gesjoemeld.”

“Ik houd niet van complottheorieën én ik weet dat Israël een *hele* dikke vinger in de pap heeft bij alles wat met software en telecommunicatie te maken heeft.”

Het wantrouwen is structureel en selectief. In andere gevallen wordt het Europese publiek juist bewierookt om haar morele kompas. Maar zodra dat kompas iets aanwijst wat niet in het eigen frame past, moet het fout zijn. Deze vorm van complotdenken lijkt verdacht veel op QAnon-achtige redeneringen: niets is wat het lijkt, tenzij het je vooroordeel bevestigt.

Rouw als politiek privilege

Op Bluesky is rouw voorbehouden aan de juiste slachtoffers. Wie treurt om verkeerde doden, is verdacht. Wie overleeft aan de verkeerde kant van een grens, is medeplichtig. Rouw wordt een onderhandeling, een voorwaardelijk privilege.

“Ik huil pas met haar mee als ze zich uitspreekt tegen de genocide in Gaza.”

“Zodra ze een lied zingt over de Palestijnse slachtoffers ben ik bereid haar pijn serieus te nemen.”

Yuval Raphael werd niet geloofd. Haar verdriet was toneel, haar herinnering propaganda. Haar bestaan werd geframed als aanval. Dat is geen kritisch denken. Dat is ideologische ontmenselijking.

Pesten als protest

Tijdens het optreden van Israël werd er in de zaal boe geroepen. Sommigen vonden dat ongepast, maar op Bluesky werd het toegejuicht. Het boegeroep werd niet als verstoring gezien, maar als morele daad.

“Ze zijn helden, allemaal.”

“Ik was trots op die boe-roepers. Eindelijk iemand die wat dóet.”

Maar het doelwit van dit ‘protest’ is geen generaal, geen propagandist, geen ideoloog.

Het is een jonge vrouw die ternauwernood een massaslachting overleefde. Net als op het schoolplein wordt zwijgen al snel gezien als instemming. Niet reageren is geen neutrale houding, maar voedt de dynamiek van het pesten, ook al is dat niet altijd bewust bedoeld.

Wat hier misgaat, is dat de menselijke context volledig verdwijnt. Wat overblijft, is de vlag op het scherm. Raphael wordt niet meer gezien als individu, als overlevende, als mens. Ze is gedegradeerd tot zondebok. En pesten wordt gelegitimeerd, zolang het moreel goed voelt.

Selectieve empathie als systeemfout

Het gebeurt niet alleen op Bluesky. Maar daar was het zichtbaar, expliciet, onafgeschermd. De morele façade brokkelde af. Wat overbleef was een koude logica: empathie is geen universeel principe, maar een ideologische afweging.

Wat hier misgaat, is de dubbele standaard. Israëlische burgers én Joden wereldwijd worden niet meer los gezien van een misdadige regering. Hun accent, paspoort, of herkomst is al voldoende om te bepalen of hun rouw telt of dat ze medeplichtig zijn. En dat geldt niet alleen voor zangers, dat geldt voor kunstenaars, sporters, studenten, wetenschappers.

De weigering om slachtoffers individueel te benaderen is geen fout, maar een functie van ideologisch denken. In deze logica maakt het niet uit wat je hebt meegemaakt, alleen aan welke kant je stond. Of liever: aan welke kant mensen vinden dat je stond.

Het fatsoen is façade

Bluesky profileerde zich als alternatief voor X. Minder gif, meer inhoud. Maar wat zichtbaar werd, was geen platform van nuance. Het bleek een podium voor moreel fanatisme. Geen schreeuwend rechts deze keer, maar fluisterend ‘fatsoenlijk’.

MeToo gold voor iedereen, tot het een Israëlische vrouw betrof. Juist daar werd haar verhaal niet geloofd, haar trauma verdacht gemaakt en haar menselijkheid ingeruild voor een vlag. Dan mag je verkracht, vermoord, ontvoerd worden. En mocht je de poging daartoe overleven, dan staat er een meute paraat om je alsnog digitaal te lynchen bij een liedjesfestijn.

De vraag is niet of kritiek op Israël mag. De vraag is waarom zoveel mensen hun morele kompas kwijtraken zodra een Israëlisch meisje zingt over verlies.


Alle geciteerde uitspraken zijn afkomstig van Bluesky en worden letterlijk weergegeven. Screenshots zijn beschikbaar voor verificatie.

Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

close up photography of microphone
Verdieping

Europa fluit verdriet uit

Yuval Raphael overleefde het Nova-festival van 7 oktober. Haar Eurovisie-lied is een klaagzang in de geest van Jacques Brel. Maar het wordt overstemd door boegeroep en boycot.

New Day Will Rise is geen strijdlied of een lofzang op Israël. Het is een lied vol rouw, over iemand die werd vermoord op 7 oktober, zonder dat het expliciet wordt gezegd. Yuval Raphael overleefde die dag door zich acht uur lang onder lichamen van de doden te verstoppen. Haar nummer is een poging om met verlies in het reine te komen, zoals alleen muziek dat kan. En toch is ze de meest uitgefloten artiest van Eurovisie 2025.

Raphaels optreden in Basel deze week, is omgeven door protesten en beveiliging. Tijdens de openingsceremonie werd ze bespuugd en werd een dreigend gebaar naar haar gemaakt – een hand die de keel doorsnijdt. Niet vanwege wat ze zingt, maar vanwege wat er in haar paspoort staat.

De nuance verdwijnt als het geluid te luid wordt

Sinds 7 oktober is het internationale debat over Israël en Gaza steeds feller geworden. Kunstenaars worden gecanceld, Israëlische exposities geschrapt, samenwerkingen opgezegd. “Boycot Israël” is voor velen een morele plicht geworden. Maar dat morele instinct raakt zelden de nuance.

Want wie zegt: Israël = Netanyahu = oorlog, vergeet de honderdduizenden Israëli’s die zich al sinds 7 oktober uitspreken tegen hun regering. Die week na week de straat op gaan. Die hun leiders verantwoordelijk houden. Die protesteren, rouwen, eisen: “Niet in onze naam.”

Yuval Raphael is er één van – ze rouwt. Ze is geen politicus, geen spindoctor, maar een overlevende. Een vrouw die haar littekens meedraagt in haar stem. En toch wordt ze behandeld alsof ze een spreekbuis van bombardementen is. Alsof ze geen mens is, maar een vlag. Alsof ‘Israël’ een synoniem is geworden voor ‘de Joden’, terwijl het debat eigenlijk over Netanyahu’s regering zou moeten gaan. Alsof een volk collectief verantwoordelijk is voor de wandaden van nietsontziende politici met een eigen agenda.

Een lied vol citaten – en tegelijk vol breuken

Haar lied is muzikaal geen meesterwerk, maar inhoudelijk des te rijker. Het grijpt hoorbaar terug op Jacques Brel’s Ne me quitte pas, zonder ooit in plagiaat te vervallen. Het citeert Queen’s Love of my life, verwijst naar Nina Simone’s Feeling Good en gebruikt poëtische zinnen uit het Hooglied: “Vele wateren kunnen de liefde niet blussen”. In het Frans, het Engels en in het Hebreeuws. Maar geen moment zegt ze waar het écht over gaat. Dat voel je pas in het refrein, of beter gezegd: in de uitbarsting die het refrein wordt.

Daar, in wat een recensie in Ha’aretz “de hurricane scream” noemde, verliest ze alle terughoudendheid. Ze brult, krast, valt letterlijk uit de toon. En dat is precies wat het nodig heeft. “Eurovisie is de laatste plek waar je je moet houden aan de regels van goede smaak,” schreef de recensent. En terecht. Want wie persoonlijke rouw in muziek omzet, móét grenzen overtreden en – bij voorkeur voor publiek – breken.

Wat blijft er over van het publiek, als het alleen politiek hoort?

Toch is het de vraag of het Europese publiek dát zal horen. Want het lijkt erop dat ze vooral horen waar het vandaan komt en niet wat het betekent. Raphael zingt als een mens, maar wordt ontvangen als een staat. Haar emoties worden gelezen als PR. Haar rouw als beleid.

En dat is niet alleen onterecht, maar ook gevaarlijk. Want het maakt mensen tot symbolen, slachtoffers tot daders, kunst tot geopolitiek. Morele helderheid vereist onderscheid: tussen de regering van een land en de burgers die haar bekritiseren. Tussen wie bombardementen aanstuurt en wie erdoor getekend is.

Wie dat onderscheid weigert te maken, sluit niet Israël uit, maar neemt de weg van intellectuele luiheid.

Sinds oktober ’23 is Israël in opstand – van binnenuit. Universiteiten legden het werk neer. CEO’s riepen op tot vervroegde verkiezingen. Meer dan 70% van de bevolking vindt dat Netanyahu moet aftreden. Tienduizenden Israëli’s demonstreren elke week tegen het beleid. En zij worden niet gehoord in het internationale debat. Sterker nog: zij worden méégeboycot. Want Netanyahu en de zijnen, staat in de simplistische manier van denken en kijken gelijk aan Israël en Joden – waar dan ook.

Yuval Raphael staat op dat podium namens niemand. Ze draagt geen beleid uit. Ze draagt verdriet. En wie haar uitfluit, fluit ook dat verdriet weg.

Laat haar zingen. Laat haar schreeuwen.

“New Day Will Rise” is geen politiek statement. Het is misschien geen bijzonder of mooi lied, maar wel een puur lied. En precies daarom is het belangrijk. Want het toont wat achter politiek ligt: verlies, rouw, trauma. Van iemand die de dood recht in de ogen heeft gekeken en nu daarover zingt.

Misschien is het niet genoeg voor een finaleplek. Misschien wordt het weggehoond. Maar de vraag is niet of wij haar goed genoeg vinden. De vraag is of wij bereid zijn haar als mens te zien.


Dit artikel is ook gepupliceerd in de Volkskrant (15 mei 2025)

Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

De as van het kwaad

Een premier onder corruptieverdenking, een religieuze nationalist die nederzettingen heilig verklaart, en een ex-Kahanist met een badge en een pistool. Benjamin Netanyahu, Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir: drie mannen met drie agenda’s, bijeengehouden door macht, belangen en ideologie. Samen vormen zij het hart van de meest radicale regering in Israëls geschiedenis.

Netanyahu, ooit de pragmatische strateeg, probeert zich via juridische hervormingen te onttrekken aan zijn lopende corruptieproces. Smotrich wil van Israël een halachische staat maken; een staat waarin de joodse religieuze wet (de Halacha) leidend is voor wetgeving, rechtspraak en bestuur – zonder Palestijnse soevereiniteit. En Ben-Gvir, een voormalig aanhanger van terreurbeweging Kach, stuurt als minister van Nationale Veiligheid gewapende burgerpatrouilles aan en legitimeert geweld van kolonisten.

Wat hen bindt is niet ideologie, maar wederzijdse afhankelijkheid. Netanyahu heeft hun steun nodig om aan de macht te blijven. Zij gebruiken zijn zwakte om hun eigen agenda door te drukken. De één wil zijn proces stoppen, de ander zijn religieus-nationalistische droomstaat bouwen, de derde zijn strijd tegen Arabieren en tegen ‘linksen’ legaliseren.

Het gevolg? Een rechtelijke macht die onder vuur ligt. Een parlement dat rechters wil muilkorven. Ministers die veiligheid inzetten als alibi voor repressie. En een premier die, volgens Haaretz, zelfs probeert zijn procureur-generaal en de Shin Bet-chef te vervangen door loyalisten – terwijl hij zelf onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek én van een explosief corruptieschandaal rond Qatarese betalingen. “De ondermijning van de democratische poortwachters is geen ongeluk”, schreef de krant. “Het is het plan.”

De aanval op de instituties is geen geïsoleerd incident, maar een patroon. In maart 2025 stemde het kabinet voor het ontslag van Shin Bet-chef Ronen Bar, die weigerde zijn functie op te geven zolang zijn opvolging niet transparant werd geregeld. Bar had gewaarschuwd dat Netanyahu het agentschap wilde inzetten voor politieke doeleinden. Tegelijkertijd begon de regering de procedure om procureur-generaal Gali Baharav-Miara te ontslaan – een stap die in Israël niet zomaar mogelijk is, en die veel juridische en politieke weerstand opriep. Beide pogingen raakten het fundament van de scheiding der machten. In reactie op deze dreiging waarschuwden oud-ministers en rechters voor een constitutionele crisis. “De ondervraagde mag de ondervrager niet ontslaan”, stond op protestborden in Tel Aviv.

De retoriek van de machthebbers liegt er ondertussen niet om. Smotrich verklaarde in 2021 in de Knesset tegen Arabische parlementariërs: “Jullie zijn hier per vergissing – omdat Ben-Gurion het werk in 1948 niet heeft afgemaakt.” Over het Palestijnse dorp Huwara, dat na een door Israëlische media als ‘pogrom’ bestempelde kolonistenaanval deels in brand stond, zei hij: “Het moet van de kaart geveegd worden.” Ben-Gvir stelde op zijn beurt: “Mijn recht om me te verplaatsen is belangrijker dan dat van een Arabier.” Zulke uitspraken zouden elders politieke carrières breken. In Israël zijn ze regeringsbeleid geworden.

De spanningen zijn voelbaar in het hele land. Iedere week protesteren tienduizenden Israëli’s. In Tel Aviv, Haifa, Jeruzalem – met vlaggen, leuzen en spandoeken. Reservisten weigeren nog op te komen. Artsen, rechters en ondernemers slaan alarm. En zelfs binnen de regering klinkt verdeeldheid, nu de woede groeit over de vrijstelling van ultraorthodoxe studenten van militaire dienst tijdens een allesverzengende oorlog. “Ze zijn op het hoogtepunt van hun macht,” zegt journalist Yair Ettinger, “maar dragen geen enkele last.”

De achterliggende onvrede is structureel. In Israël geldt een algemene dienstplicht voor joodse burgers, maar ultraorthodoxe yeshiva studenten werden jarenlang vrijgesteld. In juni 2024 oordeelde het Hooggerechtshof dat deze vrijstelling zonder wettelijke basis onwettig is. De regering werd gedwongen op te treden en begon in de tweede helft van 2024 met het versturen van duizenden oproepingsbevelen aan Haredi-jongeren. De respons bleef minimaal: minder dan tien procent meldde zich.

Binnen de Haredi-gemeenschap leidde dit tot felle protesten, waaronder het bestormen van een militaire basis. Ondertussen waarschuwde het ministerie van Financiën dat het in stand houden van deze uitzondering ook economische risico’s met zich meebrengt: lagere arbeidsparticipatie, een toenemende afhankelijkheid van overheidssubsidies en een hogere belastingdruk voor de rest van de bevolking. De spanningen raken niet alleen de sociale cohesie, maar ook de seculiere achterban van Netanyahu, die zich verraden voelt.

Ja, deze regering is democratisch verkozen. Maar democratie is meer dan verkiezingen. Ook verkozen leiders kunnen instellingen afbreken en rechten ondermijnen. Juist als ze het systeem van binnenuit beheersen. De geschiedenis leert: wie macht concentreert en tegenmacht uitschakelt, opent de deur naar autocratie. Het zijn geen grote woorden. Het gebeurt in realtime.

Ook in de Israëlische media klinken luide tegengeluiden. Van Haaretz tot +972 Magazine, van opiniestukken in The Times of Israel tot scherpe columns van oud-generaals en juristen: het publieke debat is fel. Veel Israëli’s trekken elke week de straat op, anderen grijpen naar de pen of de camera. Wat deze stemmen delen, is een groeiende bezorgdheid over de richting van hun land en een vastberadenheid om die te keren. Die kritische geluiden verzamel ik in een openbaar draadje op Bluesky, als tegenwicht voor het beeld dat Israël als geheel dit beleid steunt.

Israël staat op een kruispunt. Dit is geen verre realiteit. Dit is nu. En het gevaar is niet alleen wat deze leiders doen, maar ook wat de rest van de wereld blijft toelaten, uit gemak, cynisme of geopolitieke berekening.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Sociale media

“Jodenherdenking”

Hoe Dodenherdenking langzaam wordt ondergraven door activisme en antisemitisme in vermomming.

In de aanloop naar 4 mei lijkt het elk jaar dezelfde kant op te gaan: discussies over wie we herdenken, gevolgd door verdraaiingen, ongenuanceerde uitspraken en, steeds vaker, antisemitische uitingen. Wat ooit begon als een nationale dag van bezinning, verandert langzaam in een moment waarop maatschappelijke spanningen en politieke frustraties samenkomen. Kritiek op Israëlisch beleid is meer dan terecht – Netanyahu is een boef – maar wat we rondom 4 mei zien, gaat soms verder dan dat: antisemitisme dat zich verschuilt onder de vlag van activisme.

Van Dodenherdenking naar ‘Jodenherdenking’

De discussie over wie we herdenken is niet nieuw, maar de toon is de afgelopen jaren verhard. Waar dit soort uitingen vroeger vooral uit extreme hoek kwam, heeft de periode na corona gezorgd voor een versnelling. De pandemie bracht complotdenken, anti-overheidsretoriek en een vermenging van activisme, cynisme en eeuwenoude antisemitische denkbeelden. Sociale media fungeerden als katalysator.

Wat begon als losse opmerkingen zoals ‘Laten we het dan voortaan maar #Jodenherdenking noemen’ klinkt inmiddels bijna normaal. Alsof het herdenken van de miljoenen slachtoffers van de Holocaust, waaronder zes miljoen Joden, eenzijdig of overdreven zou zijn. Er worden andere conflicten bijgehaald, alsof de erkenning van het ene leed het andere uitsluit. Die framing doet niet alleen af aan de betekenis van herdenken, maar maakt de weg vrij voor het wegzetten van een hele bevolkingsgroep.

Hoe sociale media antisemitisme normaliseren

Deze retoriek is niet uit het niets ontstaan. Waar voorheen vooral extremen zich eraan waagden, hebben pandemie, online activisme en groeiend anti-institutioneel denken gezorgd voor een klimaat waarin antisemitisme gemakkelijker wordt verspreid. Wat begint als cynische opmerkingen of retorische vragen, verandert op sociale media razendsnel in het normaliseren van vooroordelen. 

Zomaar een paar voorbeelden uit de afgelopen weken op sociale media:

“Zoals gezegd: gun de Joden een toekomst. Maar kijken wat ze er in de woestijn van Egypte van bakken. Popcorn er bij en gaan!”

“We herdenken zeker alleen Joden.”

“Noem het dan eerlijk de Nationale Jodenherdenking.”

“Dit nooit meer? Behalve voor Palestijnen blijkbaar.”

“Waarom zou ik twee minuten stil zijn voor mensen die nu zelf onderdrukken?”

“Zo is dat. De wereld is inderdaad groot genoeg. Die woestijn in Egypte kan ook prima alle Joden herbergen. Hek er omheen. Probleem opgelost.”

“Jankjoden, niet voor zwichten. Ze hebben onze hele WO2 herdenking al gekaapt.”

“Fuck die hele jodenherdenking.”

Dit soort uitspraken komen niet alleen van anonieme accounts, maar ook van bekende stemmen met een groot bereik. Ze verhullen antisemitisme als morele verontwaardiging of activistische kritiek. Maar het verschil tussen politieke analyse en het verspreiden van antisemitische denkbeelden zit in de nuance en die ontbreekt vaak.

De rol van publieke stemmen

Ook publieke figuren spelen hier een rol. Sommige journalisten en columnisten die zich afficheren als spiegel voor de samenleving, delen uitspraken die alle Joden verantwoordelijk lijken te houden voor het beleid van Israël. Anderen gebruiken Dodenherdenking om hun onvrede over het huidige conflict in Gaza te uiten, en stellen herdenken gelijk aan hypocrisie. Weer anderen noemen de herdenking een “ordinaire maskerade” en geven aan niet meer mee te doen.

Sommige vergelijkingen gaan zelfs zover dat Dodenherdenking wordt gebruikt om hedendaagse conflicten als Gaza te spiegelen aan het getto van Warschau. Maar wie elk historisch geweld gelijkstelt, wist niet alleen het specifieke karakter van genocide uit – die tast ook het morele kompas aan waarop herdenken is gestoeld – het vermogen om uniek historisch onrecht te erkennen zonder het te instrumentaliseren.

Natuurlijk is ruimte voor kritiek en discussie essentieel in een democratie. Natuurlijk mag en moet er gesproken worden over Gaza. Maar Dodenherdenking is geen beleidsdebat. Wie herdenken verwart met een podium voor actuele politieke strijd, miskent het doel ervan en zadelt slachtoffers van toen op met de schuld van het nu.

De sluipende verschuiving

Wat we zien, is geen incident, maar een verschuiving. Elk jaar schuift de grens iets verder op. Onder het mom van inclusiviteit of vrijheid van meningsuiting worden oude vooroordelen opnieuw geactiveerd. De term ‘Jodenherdenking’ klinkt voor sommigen als een geuzennaam, maar voor anderen als een pijnlijke echo van eeuwenoud wantrouwen.

Wie Dodenherdenking herleidt tot een politiek strijdpunt, of het gebruikt om Joden collectief verantwoordelijk te houden voor hedendaags beleid, draagt bij aan het vervagen van grenzen tussen legitieme kritiek en discriminatie.

Herdenken is geen politiek spel. Het is een moreel ijkpunt. Laten we dat bewaken, samen. Zodat ‘dit nooit meer’ niet verandert in ‘behalve als we boos zijn’.

Dit artikel is geschreven naar aanleiding van recente uitingen op sociale media en publieke platforms in de aanloop naar 4 mei.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Over worstelaars en baby’s

Mihai Martoiu Ticu reageerde op mijn opiniestuk met een moreel oordeel, maar zijn column over Israël, boycots en framing zegt uiteindelijk meer over zijn eigen stijl van redeneren dan over de mijne: weinig analyse, veel retoriek, en selectieve verontwaardiging in plaats van argumentatie.

Hoe het begon
Toen ik onlangs een opiniestuk schreef voor de Volkskrant over de academische boycot van Israëlische universiteiten, wist ik dat het reacties zou oproepen. Dat is prima. Wie schrijft over een beladen onderwerp, moet tegen kritiek kunnen. Maar sommige reacties vragen niet om discussie, ze vragen om dissectie.

Neem Mihai Martoiu Ticu, die zich graag positioneert als rationeel denker binnen zijn eigen online bubbel. Kort daarna verscheen van zijn hand een opiniestuk, getiteld Over boycots, baby’s en sumoworstelaars, waarin hij mijn betoog verdraait, ridiculiseert en als moreel failliet afschildert. Wat volgde was geen analyse, maar een les in framing, opgeleukt met baby’s, worstelaars en de morele verhevenheid van het grote eigen gelijk.

Voor wie het zich afvraagt, met “de sumoworstelaar” bedoelt hij Israël, en met “de baby” de Palestijnse burger. Zijn suggestie is dat ik, door niet te pleiten voor een boycot, moreel aan de kant van de onderdrukker sta. Het is een manipulatieve metafoor, bedoeld om elke nuance weg te zetten als medeplichtigheid.

“Dat heeft niets met mijn stuk over haar stuk te maken”
De manier waarop Mihai zijn aanval voorbereidde, verdient aparte aandacht. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, of hij mijn academische bijdrage over de representatie van apartheid in de media mocht inzien. Ik nam de tijd om beleefd te antwoorden, gaf context, verwees naar een blog, voegde een uitgebreide bibliografie toe.

Opmerkelijk genoeg beweert Mihai in een van zijn reacties online dat zijn verzoek om mijn academische werk in te zien “niets met zijn stuk over mijn stuk te maken” had. Dat is moeilijk te rijmen met de inhoud en timing van zijn publicatie. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, om toegang tot een onderzoeksbijdrage, terwijl hij al werkte aan een opiniestuk – en naar eigen zeggen ook aan een boek – waarin hij mijn positie met morele verontwaardiging probeert te ontkrachten, zonder enige vermelding van mijn onderbouwing. Zijn blog en draad gaan bovendien expliciet over framing en representatie, precies de thema’s waar mijn onderzoeksbijdrage én opiniestuk over gingen. Dat verband ontkennen is geen onschuldige vergissing, maar een bewuste strategie.

“Mag ik uw onderzoek even inzien?”

In zijn draad op Bluesky noemt hij mijn betoog “rationeel leeg”, vergelijkt mijn redenering met slavernij-apologie en noemt elke vorm van context een “drogreden”. Wie zo’n publieke afrekening opbouwt achter een façade van nieuwsgierigheid, gebruikt de vorm van debat om het debat te vermijden.

“Het Internationaal Gerechtshof heeft Israël al veroordeeld”
In zijn stuk schrijft Mihai dat het Internationaal Gerechtshof Israël al heeft veroordeeld wegens systematische rassenscheiding en schending van het zelfbeschikkingsrecht. Hij suggereert daarmee dat de kwestie juridisch is afgehandeld. In werkelijkheid gaat het om een niet-bindend advies van het Internationaal Gerechtshof, uitgebracht op verzoek van de Algemene Vergadering van de VN. In dit advies van 19 juli 2024 concludeert het Hof dat Israëls aanwezigheid in de bezette gebieden illegaal is, maar het noemt Israël niet expliciet een apartheidsstaat.  Zulke onnauwkeurigheid is geen detailfout, het is een bewuste zet om het frame van Israël als dader institutioneel te verankeren, los van wat er juridisch is vastgesteld.

Bovendien doet hij alsof morele helderheid vereist dat je kiest: of je bent tegen Israël, of je bent medeplichtig. Elke poging tot nuance wordt zo verdacht gemaakt. De morele razernij volgt voorspelbaar: ‘Ziekenhuizen! Verbrande baby’s! Onschuldige burgers! En jij komt met nuance?”

Maar juist nuance is onmisbaar in complexe conflicten als deze — om verschil te kunnen maken tussen beleid en bevolking, tussen kritiek en demonisering. Mihai stapt daar bewust overheen. Hij negeert dat ik het Israëlische overheidsbeleid herhaaldelijk en publiekelijk heb bekritiseerd, niet het volk, niet alle Israëli’s, en zeker niet ‘de Joden’. Dat onderscheid doet ertoe. Wie dat weglaat, speelt een vuil spel. Dat is geen ethiek, dat is dogmatiek.

“Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden” 

De centrale metafoor in zijn column is handig voor effectbejag, maar rampzalig voor redenering. Hij zet Israël neer als een sumoworstelaar die een baby mishandelt, en wie dat beeld niet bevestigt, staat volgens hem aan de kant van de beul. “Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden,” schrijft hij. Complexiteit wordt zo vervangen door choreografie.

Wat overblijft, is een theatrale pose van morele superioriteit, waarachter elke vorm van realiteitszin verdwijnt. Verder noemt hij geen concreet feit, verwijst naar geen enkele bron en gaat nergens inhoudelijk in op mijn betoog. In plaats daarvan krijgt de lezer een stroom aan bombastische zinnen, morele poses en dramatische vergelijkingen voorgeschoteld, alsof volume en pathos inhoud kunnen vervangen.

“Wat je doet is whataboutism”
Mijn oorspronkelijke punt was eenvoudig: een academische boycot is niet neutraal, maar selectief en leidt zelden tot meer begrip of rechtvaardigheid. In plaats van daar inhoudelijk op in te gaan, verwijt Mihai mij “whataboutism”. Dat is een retorische techniek waarbij iemand zogenaamd kritiek ontwijkt door te wijzen op andere, vermeende misstanden. Alsof het benoemen van hypocrisie betekent dat je het oorspronkelijke probleem niet serieus neemt. En dat alles terwijl hij geen moment inhoudelijk ingaat op het onderwerp of komt met tegenargumenten.

In werkelijkheid was mijn punt niet dat de situatie van de Palestijnen onbelangrijk is, maar dat activisten (nee, niet alle activisten uiteraard)  consequent moeten zijn in hun verontwaardiging. Ironisch; wie mij beschuldigt van afleiding, bouwt zijn hele betoog op rookgordijnen. Wat eveneens opvalt is dat de meeste mensen reageren op dit soort onderwerpen vanuit hun onderbuikgevoel, zonder echt te begrijpen waar het over gaat. Links naar bronnen worden zelden aangeklikt, ze zijn decor, geen fundament.

Mihai gaat nog een stap verder: hij maakt er zijn eigen sprookje van, compleet met morele vertellingen en selectief geheugen. Wie niet zijn vijandbeeld bevestigt, is medeplichtig. Die logica laat geen ruimte voor denken, alleen voor volgzaamheid.

“Gad Saad noemt het parasitaire ideologieën – en hij heeft gelijk”
Wie Martoiu Ticu’s stuk leest, ziet zijn kruiperige bewondering voor Gad Saad als zogenaamd moreel baken. Dat is veelzeggend. Saad is een Canadees marketingprofessor, vooral bekend om zijn kruistocht tegen wat hij “parasitaire ideologieën” noemt: feminisme, antiracisme en sociale rechtvaardigheid. In zijn boek The Parasitic Mind (2020) en publieke optredens beschrijft hij deze stromingen als virussen die rationeel denken aantasten. Zoals een recensie in Merion West scherp opmerkt, begint Saad vanuit een redelijk uitgangspunt, maar vervalt hij al snel in vijandige generalisaties, simplificaties en persoonlijke aanvallen. Precies het soort retoriek dat inhoudelijk debat vervangt door strijd.

Zijn stijl is een mix van intellectuele pose en YouTube-retoriek, met grove generalisaties, seksistische ondertonen en een bijna obsessieve fixatie op ‘woke’ als maatschappelijk kwaad. Wie Gad Saad als intellectueel kompas ziet, kiest bewust voor biologische simplificatie: het idee dat gedrag en ongelijkheid vooral biologisch bepaald zijn. Alsof seksisme, kolonialisme of racisme simpelweg in onze natuur zitten. En voor het belachelijk maken van andersdenkenden, in plaats van het begrijpen van systemen.

Dat Martoiu Ticu zijn stuk besluit met een verwijzing naar deze ‘held van de rede’, zegt veel over zijn ideologische voorkeur — waarmee hij zijn stuk afsluit, niet met een bron, maar met een ideologisch idool. Een voorkeur die naadloos aansluit bij de kringen van Jordan Peterson en Joe Rogan, waar Saad regelmatig te gast is om zijn kruistocht tegen feminisme en ‘woke’ te herhalen — in interviews waarin ratio vooral pose is, geen methode.

Wie zijn morele inzichten haalt bij een man die de #MeToo-beweging een “vrouwenoffensief” noemt, moet niet verbaasd zijn als zijn eigen analyse rammelt.

“Het is klassiek maffia-denken: het levert iets op dus we doen het”
Een van de opmerkelijkste verdraaiingen in Mihai Martoiu Ticu’s reactie is zijn beschuldiging dat ik mij zou beroepen op economische voordelen van samenwerking met Israël, alsof ik zou betogen: “het levert wat op, dus doen we het”.

Die redenering komt niet uit mijn pen, maar uit zijn verbeelding. Mijn bezwaar tegen academische boycots was principieel en intellectueel: dat wetenschap gebaat is bij dialoog, en dat ideologische uitsluiting zelden tot meer rechtvaardigheid leidt. Het frame van geld-gewin en maffia-logica is een retorische truc, geen analyse.

Tot slot
Volgens Mihai Martoiu Ticu ontbreekt het mij aan moreel kompas. Maar ik kies ervoor om te denken, niet te marcheren in het morele keurslijf van eenduidige schuld en gemakkelijke antwoorden. Kritisch omgaan met framing, ook als het Israël betreft, is geen verraad. Het is juist nodig in een wereld waar woorden worden ingezet als wapens en waar nuance steeds vaker verdacht wordt gemaakt.

Wie zijn morele wereldbeeld laat afhangen van baby’s, sumoworstelaars en YouTube-professoren, komt zelden verder dan het schoolplein van het intellect – waar geschreeuw het denken vervangt.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷