red flower near white flower during daytime
Verdieping

The Dinah Project

Seksueel geweld als oorlogswapen: wat het rapport van The Dinah Project laat zien

Op 7 oktober 2023 viel Hamas Israël aan. Al snel gingen gruwelijke beelden rond van moorden, branden en ontvoeringen. Maar over één ding bleef het opvallend stil: seksueel geweld. Pas maanden later kwam er serieus onderzoek, dat eindigde in een rapport. Waarom duurde dat zo lang? En waarom hoor je zo weinig van activisten die normaal gesproken juist bij dit soort misdaden van zich laten horen?

Op 8 juli 2025 bracht The Dinah Project – een Israëlische NGO die in 2023 werd opgericht door juristen, onderzoekers en mensenrechtenexperts – een schokkend rapport uit over het seksueel geweld dat op 7 oktober werd gepleegd. Het rapport “A Quest for Justice: October 7 and Beyond” legt uit hoe Hamas-strijders op meerdere plekken vrouwen verkrachtten, martelden en verminkten. De organisatie roept op tot internationale vervolging.

Wat staat er in het rapport?

Het rapport is gebaseerd op honderden uren videobeelden, forensisch onderzoek en tientallen getuigenissen. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:

  • Er zijn minimaal vijftien gevallen van verkrachting, groepsverkrachting en seksuele marteling vastgesteld. Die vonden plaats op zes plekken in Zuid-Israël, waaronder het Nova-festival en kibboetsen als Re’im en Nir Oz.
  • Ooggetuigen en hulpverleners meldden dat lichamen van vrouwen naakt en vastgebonden waren. Sommigen hadden verwondingen aan hun geslachtsdelen of waren daar beschoten.
  • Vrijgelaten gijzelaars vertelden dat ze in Gaza seksueel zijn vernederd, verkracht of bedreigd met gedwongen huwelijk.
  • Het geweld was geen toeval. Het was bewust, georganiseerd en bedoeld om te vernederen en angst aan te jagen.

Hoe is het onderzocht?

Het rapport beweert niet alles te weten. Veel slachtoffers zijn dood. Anderen durven of kunnen niet praten. Toch laten de beelden, verklaringen en het forensisch onderzoek een duidelijk beeld zien. Juist omdat de onderzoekers voorzichtig zijn en niets overdrijven, komt het rapport overtuigend over.

De werkwijze:

  • Gesprekken met 15 bevrijde gijzelaars, 17 ooggetuigen en 27 hulpverleners;
  • Analyse van duizenden foto’s en honderden uren video;
  • Beoordeling door experts op het gebied van seksueel geweld in conflicten;
  • Internationale standaarden zijn gevolgd, zoals VN-protocollen.

Waarom is dit rapport belangrijk?

Het rapport laat zien dat het seksueel geweld op 7 oktober niet incidenteel was, maar systematisch. Dat maakt het mogelijk om Hamas aan te klagen voor oorlogsmisdaden. Bovendien dwingt het overheden en media om het geweld tegen vrouwen op 7 oktober serieus te nemen.

Veel vrouwen die dit overleefden, spreken niet. Maar het rapport maakt hun verhalen zichtbaar via hulpverleners, sporen op de lichamen en de verklaringen van bevrijde gijzelaars.

Ontkenning, twijfel en verdraaiing

Hamas ontkent alle aantijgingen. Ze noemen het propaganda van Israël. Ook sommige pro-Palestijnse activisten zeggen dat het verhaal over verkrachtingen verzonnen is. De Amerikaanse commentator Max Blumenthal bijvoorbeeld stelt dat Israël seksueel geweld “politiek inzet” om steun te krijgen.

Sommige vroege verhalen over verkrachting bleken later onjuist of overdreven. Het PBS-programma News Hour beschreef twee van zulke gevallen. Maar die uitzonderingen worden nu gebruikt om álle meldingen in twijfel te trekken, ook de goed onderbouwde.

Dat zorgt voor verwarring. Activisten en zelfs sommige academici richten zich vooral op wat niet klopt, in plaats van op het leed dat wél is bewezen.

De bekende filosofe Judith Butler noemde de aanval van Hamas een “daad van verzet”. Zulke uitspraken maken het makkelijker om gruweldaden weg te praten of te negeren.

De ironie: juist door zich vast te bijten in verkeerde verhalen, ondermijnen critici het bewijs dat er wél is. Daardoor ontstaat er opnieuw stilte, niet omdat er geen misdaden zijn, maar omdat sommige mensen ze niet wíllen zien.

Het zwijgen van activisten

Wat ook opvalt: veel activisten en mensenrechtenorganisaties zwijgen. Terwijl ze normaal gesproken terecht in actie komen bij seksueel geweld, blijft het nu stil.

Na 7 oktober zagen we drie manieren waarop het geweld werd weggepraat:

  1. Ontkenning: het zou niet gebeurd zijn, of het is Israëlische propaganda;
  2. Relativering: het is een reactie op het beleid van Israël, alsof verkrachting verzet is;
  3. Omkering: de schuld ligt bij Israël, want dat zou Hamas hebben uitgelokt.

Het komt hierop neer: wie de slachtoffers niet erkent omdat ze Israëlisch of Joods zijn, meet met twee maten. Dan gaan vrouwenrechten alleen op als het politiek goed uitkomt.

Waar blijven de opiniestukken? De hashtags? De solidariteitsverklaringen? De vlaggen, de aandacht van journalisten en academici? Het rapport van The Dinah Project is niet alleen een aanklacht tegen Hamas, maar ook een morele test. Wie hier zwijgt, verliest geloofwaardigheid als voorvechter van mensenrechten. Wie alleen spreekt als de dader wit, westers of zionistisch is, bedrijft geen mensenrechtenactivisme, maar geopolitieke propaganda.

Conclusie

A Quest for Justice is een sterk en zorgvuldig rapport. Het legt bloot hoe seksueel geweld op 7 oktober werd gebruikt als oorlogswapen. In een wereld waar vrouwelijke slachtoffers vaak worden genegeerd, is dit rapport een stap naar erkenning en rechtvaardigheid.

Zwijgen is geen neutraliteit. Het is wegkijken. En als mensenrechten voor iedereen gelden, dan moeten ze ook verdedigd worden wanneer dat ongemakkelijk is.

Daarbij is één punt extra belangrijk om te benadrukken: deze constatering komt niet uit het rapport zelf, maar is essentieel om toe te voegen. De slachtoffers van 7 oktober – vrouwen, kinderen, festivalgangers, bewoners van kibboetsen – zijn op geen enkele manier verantwoordelijk voor hoe de Israëlische regering daarna reageerde. Wat hen is aangedaan, staat los van militair beleid of politieke keuzes. Het zijn burgers die op brute wijze zijn aangevallen en als zodanig moeten ze worden erkend.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


green leafed plants on gray concrete building
Midden-Oosten

Een extremist als minister

Tot voor kort was Itamar Ben-Gvir vooral bekend van televisie: schreeuwend bij protesten, zwaaiend met vlaggen, opgezweept door een Kahanistische ideologie die zelfs in Israël als te extreem gold. Een man met een portret van massamoordenaar Baruch Goldstein in zijn woonkamer. Niet iemand die je minister van Nationale Veiligheid zou maken, zou je denken. Maar in 2022 gebeurde het ondenkbare: Ben-Gvir kreeg de sleutels van het ministerie dat verantwoordelijk is voor de politie, de grensbewaking en de veiligheid van burgers in Israël – het toppunt van ironie, want zijn politieke carrière draait juist om het aanwakkeren van onrust in plaats van het beteugelen ervan.

Ideologie: Kahanisme met een net pak

Ben-Gvir is geen opportunist. Hij is een ideoloog, geworteld in het gedachtegoed van Meir Kahane, de rabbi die opriep tot deportatie van Arabieren. Zijn partij Kach werd in de jaren ’90 verboden als terroristisch. Volgens The Guardian is Ben-Gvir diens succesvolste erfgenaam.

Ook Haaretz waarschuwde al in 2022: Ben-Gvir is mogelijk gevaarlijker dan Kahane ooit was. Wat begon als een marginaal partijtje groeide razendsnel uit tot een politieke spil in Netanyahus machtsstrategie. Otzma Yehudit werd een factor van belang. En Ben-Gvir, ooit een randfiguur, werd het middelpunt van het nationale debat.

Zijn verleden laat weinig aan de verbeelding over. Als tiener stal hij het embleem van Rabins auto, met de woorden: “We got his car. We’ll get him too.” Enkele weken later werd Rabin vermoord. Hij werd uitgesloten van militaire dienst – op aanraden van de binnenlandse veiligheidsdienst. In zijn woonkamer hing jarenlang het portret van Goldstein, die in 1994 moslims doodschoot in een moskee in Hebron; 29 in totaal. Toen hem daarover vragen werden gesteld, antwoordde hij: “Goldstein was een held.”

Beleid in de praktijk: geweld als strategie

Zijn benoeming was geen symbolisch gebaar, maar een structurele koerswijziging. Als minister politiseerde hij het hele veiligheidsapparaat, in het voordeel van zijn achterban.

Sinds zijn aantreden is het geweld op de Westelijke Jordaanoever geëscaleerd. In de nasleep van 7 oktober riep hij op om duizenden aanvalswapens uit te delen aan kolonisten. De maand die volgde werd de dodelijkste ooit voor Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever sinds VN-metingen begonnen. Als kolonist en voormalig advocaat van settler-geweld, normaliseerde hij geweld en beloonde het.

Zijn wapenbeleid ging verder. Onder zijn invloed werden strikte wapenwetten versoepeld, trainingen ingekort en de regels voor politieoptreden verruimd. In 2023 prees hij een kolonist die een Palestijnse tiener doodschoot. Zijn slogan werd: “Israël bewapent zich!” Geen veiligheidsmaatregel, maar politiek signaal.

Ook buiten Israëlisch grondgebied liet hij van zich horen. Tijdens de oorlog in Gaza blokkeerde Ben-Gvir meerdere gijzelaarsdeals. Hij noemde elke concessie “overgave aan Hamas”. Volgens The Times of Israel en The Jewish Chroniclehield hij persoonlijk vrijlatingspogingen tegen en gebruikte hij het lot van gijzelaars als politiek wisselgeld. Geen empathie. Geen urgentie. Alleen macht.

Ook binnenlands schoof hij de grenzen op. In maart 2023 viel hij de politie van Jeruzalem aan omdat die weigerde geweld te gebruiken tegen anti-regeringsdemonstranten. Hij beschuldigde hen ervan de controle over de stad te verliezen aan “anarchisten”. De nationale politiecommissaris distantieerde zich publiekelijk. Ondertussen riep Ben-Gvir op tot het ontslaan van rechters die volgens hem “te links” waren, en bestempelde hij mensenrechtenorganisaties als staatsvijanden.

Dit is geen uitglijder. Het is een strategie. Wie zich verzet tegen zijn lijn, wordt opzij gezet, belasterd of bedreigd.

Wat zegt dit over Israël?

De opmars van Ben-Gvir markeert een diep institutioneel verval. Waar hij ooit werd gezien als gevaarlijke randfiguur, is hij nu minister met macht over leven en dood. Zijn invloed reikt van de straat tot de rechtszaal. Van veiligheidsdiensten tot regeringsbeleid. Haat werd houvast. Extremisme werd richting.

Dat hij deze macht kreeg zonder wezenlijk protest uit het politieke midden, zegt alles. Over de radicalisering aan de flanken, maar ook over het zwijgen van de mensen die beter weten. Het pure kwaad klimt niet vanzelf naar boven. Daar is altijd een trap voor nodig.

Afrekening: de normalisering van extremisme

Ben-Gvir ís die trap. Hij is de manifestatie van een bredere verschuiving waarin haat en repressie verpakt worden als veiligheid. Waarin instituties niet beschermen, maar gehoorzamen.

Hij is geen uitzondering. Hij is symptoom. Hij kon deze positie bereiken omdat anderen hem lieten komen. Omdat Netanyahu hem nodig had. Omdat veiligheidsdiensten hem niet langer tegenhielden. Omdat burgers liever ‘orde’ zien dan rechtvaardigheid.

Ben-Gvir is niet langer het randje van de politiek. Hij is de macht. En zolang Israël hem duldt, of erger: volgt, is het land geen baken van democratie, maar een waarschuwend voorbeeld. Een rechtsstaat in z’n achteruit.

Volgende deel: Bezalel Smotrich – de ideoloog die infrastructuur ziet als etnisch wapen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Sociale media

De gebroken spiegel

Over framing, morele verontwaardiging en een onsmakelijke tweet

Als je framing en propaganda veroordeelt, maar zelf een deportatie voorstelt onder het mom van een “spiegel”, wat zegt dat dan over je geloofwaardigheid als journalist? 

“Alle Joden deporteren naar de VS en van Israël een kuuroord maken.”
— Chris Klomp, 5 juni 2025

Waarom hij dat schreef? Omdat iemand op X vroeg“Als ik nu eens over die rode lijn heen kijk, zie ik dan een (suggestie voor) een definitieve oplossing?” Klomps antwoord: deportatie. Geen grap, geen uitleg. Gewoon een keiharde uitspraak.

Klomp noemt zichzelf onafhankelijk journalist. Iemand die “tijd neemt voor duiding” en niet meedoet aan snelle framing. Zijn website vraagt om donaties zodat hij kan blijven schrijven “… wat hij wil. Onafhankelijk.”

Maar hoe geloofwaardig is dat, als je zulke dingen zegt?

Maatstaven voor anderen, niet voor zichzelf

In een recent stuk haalt Klomp uit naar De Telegraaf, omdat die activisten op een Gaza-boot “Hamas-fans” noemde. Volgens hem is dat framing. Maar hij noemt diezelfde groep zelf “alleen mensenrechtenactivisten”. Zonder nuance.

Wie framing aanvalt, moet ook zijn eigen woorden wegen. Zijn deportatie-opmerking is niet alleen verwerpelijk, maar ondergraaft alles wat hij over journalistiek zegt te verdedigen.

Op zijn site schrijft Klomp:

“Wat als iemand wél tijd neemt voor duiding?”

Maar dat doet hij niet. Zijn uitspraak over deportatie had zo van een trollend account kunnen komen. 

In een tijd waarin antisemitisme toeneemt en het publieke debat verhardt, is dit geen onschuldige uitglijder. Het is een signaal. En wie een spiegel ophoudt, moet er ook in durven kijken.

Analyse maakt plaats voor preek

Volgens Media Bias/Fact Check (2024) is De Telegraaf inderdaad “right biased”, maar ook “mostly factual”, met een schoon factcheck-record. De site wijst op sterke woordkeuze en gebrekkige bronvermelding, maar noemt de krant niet onbetrouwbaar. Klomps voorstelling van De Telegraaf als een zuivere propagandamachine houdt daarmee geen stand. Rechts zijn is niet hetzelfde als structureel onwaarachtig zijn.

In zijn stuk over De Telegraaf is er geen inhoudelijke analyse van het nieuwsbericht. Geen bronnen, geen wederhoor – alleen moreel dedain en oude vetes.

Hij verwijt framing, maar gebruikt zelf zinnen als “Palestijnse burgers levend verbrand” en “baby’s die sterven van de gecreëerde hongersnood”

Hij hekelt activistische journalistiek, maar bedrijft het zelf. Hij presenteert zich als het laatste geweten in de media. Maar wie anderen de maat neemt, moet ook zijn eigen woorden toetsen. Zeker als die gaan over het deporteren van een bevolkingsgroep.

Het stopt niet bij één uitspraak

“Ik geloof ook niet dat de Holocaust is gepleegd door de islam. Heb ook wat moeite met die enorme misdaad te koppelen aan superieur zijn.”
— 
Chris Klomp, 7 juni 2025

Dat is vreemd. Want de Holocaust was juist het gevolg van het idee dat het Arische ras superieur was. Als je dát niet ziet, mis je basiskennis.

De paradox: Klomp waarschuwt voor superioriteitsdenken, maar pleitte eerder zélf voor deportatie. Hij beschuldigt anderen van morele ontsporing, maar sleept de Holocaust in een discussie waar hij geen grip op heeft.

De spiegel als schild

“Maar goed, we kunnen we constateren dat de spiegel geslaagd is. Ophef en gedoetjes als je dit zegt over de Joden, totale stilte als dit een letterlijk plan is met Palestijnen als slachtoffers. We see you.”
— Chris Klomp, 7 juni 2025

Volgens Klomp is zijn uitspraak dus “een spiegel” en wie daar boos op wordt, bevestigt volgens hem alleen maar zijn gelijk. Een klassiek rookgordijn: hij trekt de morele jas nog strakker aan, zonder iets terug te nemen. Wie kritiek heeft, is ineens schuldig aan stilzwijgen over ander onrecht.

Maar laten we helder zijn: wat Klomp schreef, is walgelijk. Niet omdat het over Joden ging. Niet omdat het over Palestijnen zou kunnen gaan. Maar omdat het over mensen gaat. Het deporteren van een bevolkingsgroep suggereren is geen spiegel. Het is moreel failliet, ongeacht het doelwit.

Of het nu gaat over Joden. Over Palestijnen. Over christenen. Of over aanhangers van het drieogige spaghettimonster …

… dit zeg je niet.

Geen uitschieter, maar een patroon

Wie denkt dat Klomps uitspraak over deportatie een eenmalige uitschieter was, komt bedrogen uit. Een reeks eerdere tweets laat zien dat het geen incident is, maar een terugkerende stijlfiguur, waarin Joden worden gegeneraliseerd, belachelijk gemaakt of moreel afgewezen.

In reacties op het Israëlisch-Palestijns conflict vergelijkt Klomp Joden met nazi’s, zegt hij dat “ze hetzelfde doen”, stelt hij dat “Marokkanen, Joden, allemaal één pot nat zijn” en suggereert hij dat ze “beter naar Trumpland kunnen” omdat ze daar “altijd gehaat zullen worden – deels terecht”.

De spiegel is geen reflectie maar een rookgordijn. Wie dit soort dingen structureel zegt, over langere tijd, in volle ernst en zonder correctie, hoeft geen spiegel aan te reiken, maar een verklaring.

Of beter nog: zet gewoon ‘antisemiet’ in je bio. Scheelt een hoop uitleg.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Naschrift | Over wederhoor, journalistieke normen en een gemiste kans

Na publicatie van dit blog ontving ik een reactie van Chris Klomp. Hij schreef dat het stuk “de plank volledig misslaat” en beklaagde zich over het ontbreken van wederhoor, met daarbij de opmerking dat “niemand reageert” op dit “verhaaltje”.

Behalve hijzelf dus. Per e-mail, vol dedain.

Uiteraard heb ik hem daarop alsnog de gelegenheid geboden om inhoudelijk te reageren. Hij kon daarvoor per e-mail een (inhoudelijk) weerwoord insturen, dat ik met plezier als naschrift aan het blog zou hebben toegevoegd. Klomp wees dit aanbod af. Volgens hem hoort wederhoor uitsluitend vóór publicatie plaats te vinden. Het blog noemt hij “geen journalistiek, maar framing”.

Voor de duidelijkheid: dit blog is gebaseerd op uitspraken die Klomp zelf publiekelijk heeft gedaan via sociale media, met name op X. Hij wordt letterlijk geciteerd, voorzien van directe bronverwijzingen. Op dat platform is zijn toon vaak uitgesprokener dan elders, wat de context van zijn woorden des te relevanter maakt.

Volgens de Code van Bordeaux, de internationale gedragscode voor journalisten én de Nederlandse Raad voor de Journalistiek, is wederhoor bij journalistieke publicaties een belangrijk principe, maar géén absolute verplichting vóór publicatie. Zeker bij opiniestukken over publieke uitlatingen volstaat het om achteraf ruimte tot reactie te bieden, een gangbare en integere praktijk binnen de journalistiek.

Het is jammer dat het kennelijk makkelijker is om op alles te reageren met het woord “spiegel”, dan om inhoudelijk in te gaan op je antisemitische posts.

Voor wie zich beroept op journalistieke ethiek, is het misschien raadzaam om punt 9 en 10 van de Global Charter of Ethics for Journalists (Code van Bordeaux) nog eens rustig door te nemen.

a grayscale of a lady justice figurine
Media

Zwijgen als strategie

Activisten die liever niets zeggen dan iets verkeerds, docenten die hele bevolkingsgroepen veroordelen – het publieke debat raakt verlamd. Niet door extremen, maar door gemakzucht.

Onlangs verscheen er een opiniestuk waarin werd betoogd dat activisten zich beter kunnen onthouden van termen als ‘zionisme’ of ‘antizionisme’. Te complex, te beladen, te gevoelig voor misverstanden. Het advies: laat die woorden liggen en beroep je op het internationaal recht.

Het klinkt als nuance. Maar in werkelijkheid is het de discussie strategisch ontwijken, vermomd als analyse.

Termen zonder ruggengraat

Neem bijvoorbeeld het woord zionisme. Vaak gebruikt, zelden uitgelegd. Er is geen universeel erkende definitie, maar historisch gezien verwijst het naar de nationale beweging van het Joodse volk die streeft naar een eigen staat in het historische land Israël. Binnen die beweging bestaan verschillende stromingen: van seculier tot religieus, van socialistisch tot rechts-nationalistisch. In VN-context is het woord zelfs ooit gelijkgesteld aan racisme (Resolutie 3379, 1975), een uitspraak die in 1991 weer werd ingetrokken. Kortom: een woord met lading, lagen en geschiedenis, maar in het publieke debat gebruikt alsof het eenduidig is. Juist dát maakt de vrijblijvendheid waarmee ermee gestrooid wordt zo kwalijk.

Woorden als zionismedekolonisatieapartheidwokeracisme worden inmiddels vrijwel dagelijks gebruikt in het publieke debat. Niet om hun betekenis te verhelderen, maar juist om verantwoordelijkheid te vermijden. Zolang niemand duidelijk zegt waar die woorden voor staan, blijft het veilig.

Zo werd antizionisme in het genoemde stuk bestempeld als een valstrik: het zou verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Maar dat kun je over élk politiek woord zeggen. Probeer “dekolonisatie” of “woke” maar eens te gebruiken zonder dat iemand een opiniestuk schrijft. Of boos wordt.

Het recht als moreel schild

De auteur verwees naar het internationaal recht als alternatief. Dat zou voldoende zijn. Maar dat is een misvatting. Het recht is geen moreel kompas. Het is een toetsingskader gebaseerd op feiten, context en jurisprudentie – zonder gevoelens en zéker geen eigen mening.

Toch wordt het recht in dit soort betogen vaak naar voren geschoven alsof het de morele conclusie al bevat. Dat is veilig, zo hoef je zelf niets meer te zeggen. Geen positie, geen risico. Maar activisme draait niet om veiligheid. Het draait om keuzes maken, ook als die oncomfortabel zijn.

Als je zegt dat je opkomt voor de rechten van een volk, mag je ook uitleggen hoe je je verhoudt tot de ideologie van de tegenpartij. Of tot je eigen woorden. Wie zich antizionist noemt, moet kunnen uitleggen waartegen hij zich keert en wat hij wél wil.

Ontwijking aan de ene kant, groepsschuld aan de andere

Wat opvalt: hoe vaker mensen zich beroepen op hun juridische of intellectuele achtergrond, hoe vaker ze weigeren kleur te bekennen. Het publieke debat raakt daardoor verstikt in een web van academische voorzichtigheid. Vol zinnen die klinken alsof ze iets zeggen, maar niets echt stellen.

Óf ze slaan juist door naar de andere kant. Zoals de ruim 400 medewerkers van Wageningen Universiteit die aankondigden niet langer samen te willen werken met Israëlische universiteiten, en zelfs geen studenten meer willen begeleiden bij toekomstige uitwisselingen – ongeacht wie die studenten zijn.

Alsof nationaliteit op zichzelf al schuld impliceert.

Maar als je die redenering doortrekt, kom je op een glijdende schaal. Want als alle Israëlische studenten collectief medeschuldig zijn aan het beleid van hun regering, dan zou je met hetzelfde gemak kunnen stellen dat álle Gazanen verantwoordelijk zijn voor Hamas.

En dat zegt – zeer  terecht – vrijwel niemand hardop.

Politiek denken vereist moed

Het probleem is niet dat woorden moeilijk zijn. Het probleem is dat steeds meer mensen bang zijn om ze helder te gebruiken, of überhaupt nog begrijpen wat de betekenis is van de woorden waarmee gestrooid wordt alsof het suikergoed is.

En ondertussen wordt het publieke debat gekaapt door twee uitersten: zij die zwijgen om nergens op vastgepind te worden, en zij die zó hard roepen dat niemand er nog tussen durft te komen.

Daar lijden de feiten onder. En de waarheid. En uiteindelijk: het vermogen om elkaar nog werkelijk te begrijpen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Sociale media

Jankverhaal, zei je?

Hoe het Songfestival de façade van fatsoen op Bluesky doorbrak

Toen de Israëlische zangeres Yuval Raphael, overlevende van het Nova-festival op 7 oktober, werd uitgefloten tijdens haar optreden op het Eurovisie Songfestival, schreef ik in de Volkskrant dat we moeten oppassen. Wie een overlevende reduceert tot staatspropaganda, ontkent niet alleen haar verhaal, maar ook haar menselijkheid.

Raphael zong geen nationalistische lofzang, geen strijdlied vol bravoure. Haar nummer, New Day Will Rise, was een ballade over verlies. Over een vriend die ze verloor. Over verdriet dat in muziek werd vertaald, niet in politieke leuzen. Maar voor veel mensen op sociale media deed dat er niet toe. Raphael werd behandeld alsof ze een spreekbuis was van het Israëlische leger.

Wat volgde, was geen debat. Geen inhoudelijke discussie over de songtekst of het optreden. Alleen verdachtmakingen, framing, antisemitisme en ontmenselijking. Soms subtiel, vaker ronduit huiveringwekkend. In dit stuk reconstrueer ik wat er gebeurde op Bluesky, het platform dat zich afficheert als het beschaafde alternatief voor X. Maar tijdens het Songfestival bleek dat fatsoen vooral decor was. Het masker viel.

Afwijzing als badge van morele zuiverheid

Wie Raphael negeerde, meldde dat publiekelijk. Het kijken van het Songfestival werd gepresenteerd als morele medeplichtigheid en dus moest het zappen, het boycotten, het uitschakelen worden beleden. Geen fandom, geen frivoliteit, geen ironie: kijken was verraad.

“Gezapt.”

“Toen Israël kwam, ben ik koffie gaan zetten.”

“Ik heb voor het eerst in m’n leven gezapt. Geen zin om met walging te zitten.”

“Is Israël al geweest? Dan weet ik wanneer ik moet vloeken.”

“Het eerste jaar in m’n leven dat ik bewust niet kijk. Kon het niet opbrengen. Snap ook niks van m’n linkse bubbel die er zo openlijk over post.”

Afkeer wordt hier gepresenteerd als morele daad. Niet ‘ik vond het niks’, maar: ‘ik keek bewust niet, want dat is wat fatsoen eist’. De zangeres is niet meer een artiest, maar een object van afwijzing. Het kijken naar een optreden wordt tot een vorm van medeplichtigheid verheven. Het zappen wordt morele profilering.

Wat hier misgaat, is dat de zangeres niet op haar muziek wordt beoordeeld, maar op haar paspoort. De afwijzing van haar optreden is niet gebaseerd op wat ze zingt, maar op wie ze is. Daarmee wordt identiteit belangrijker dan inhoud. Het morele oordeel is al geveld voor de eerste noot heeft geklonken.

Rouw, tenzij je het verkeerde paspoort hebt

Yuval Raphael werd niet afgerekend op haar muziek, optreden of politieke uitspraken. Ze werd niet bekritiseerd vanwege haar kleding, stem of boodschap. Ze werd uitgekotst omdat ze Israëlisch was en dus per definitie verdacht. Verdriet wordt hier pas geloofwaardig geacht als het het juiste politieke doel dient. Wie aan de ‘verkeerde’ kant rouwt, verliest automatisch het recht op medeleven.

“Ze woont in Israël. Ze is een kolonist. Ze stond te dansen naast een openluchtgevangenis. Waar moet ik precies sympathie krijgen voor haar jankverhaal?”

“Van mij mag ze helemaal terug naar huis worden gefloten.”

“Slachtofferrol uitmelken, iets anders is het niet.”

De kern van deze reacties is helder. Verdriet telt alleen als het in dienst staat van het juiste narratief. Een Israëlische vrouw die rouwt om haar vermoorde vrienden wordt verdacht gemaakt omdat ze zich niet eerst uitspreekt over Gaza. Haar emotie wordt geïnterpreteerd als manipulatie, haar verdriet als propaganda.

Wat hier misgaat, is dat empathie afhankelijk wordt gemaakt van ideologische goedkeuring. Rouw is geen universeel menselijk recht meer, maar een voorrecht dat je moet verdienen. Je paspoort, afkomst en politieke houding bepalen of je verdriet serieus wordt genomen. Daarmee wordt het menselijke aspect van lijden vervangen door een morele toelatingskeuring.

Van framing naar rechtvaardiging van geweld

Een overlevende van een bloedbad die zingt over rouw werd behandeld als agressor. Het is een perverse omkering van slachtofferschap. En het is gevaarlijk. Want het opent de deur naar het rechtvaardigen van geweld tegen burgers; zolang ze tot een collectief behoren dat je haat.

“De Palestijnen hebben het recht zich te verzetten tegen hun onderdrukker. Dat er burgerslachtoffers bij vallen is part of the deal.”

“Dat zij stond te dansen naast een openluchtgevangenis zegt genoeg over wie zij is.”

Wat hier wordt gesuggereerd, is dat het festivaldoelwit terecht was. Dat mensen die daar dansten, zelf de verantwoordelijkheid dragen voor hun dood. En dat overlevenden zoals Raphael geen slachtoffers zijn, maar medeplichtigen. De grens tussen burger en strijder wordt opzettelijk uitgewist. Het individu wordt een doelwit, zolang het uit de ‘verkeerde’ groep komt.

Complotdenken zonder het C-woord

Toen het optreden werd verdedigd, verschoof de kritiek van Raphael zelf naar wie haar zou steunen. Onder de oppervlakte borrelden klassieke antisemitische motieven op: insinuaties van invloed, geld, manipulatie, dubbele loyaliteit.

“Domicela Heijmeriks heeft weer budget van het CIDI zie ik.”

“Artikel mede mogelijk gemaakt door CIDI.”

“Ze vertegenwoordigt niet haar verdriet of het Joodse volk, maar een genocidaal regime.”

“Weinig Joden die niet medeplichtig zijn.”

“Israel probeert altijd aan de touwtjes te trekken, en vaak met succes.”

Het gaat hier niet langer om kritiek op Israëlisch beleid, maar om de morele integriteit van een hele bevolkingsgroep. Wie zich uitspreekt tegen het uitfluiten van Raphael, wordt gezien als ‘betaald’, ‘gebruikt’ of ‘blind’. En als Jood? Dan ben je vermoedelijk medeplichtig aan genocide, tenzij je actief afstand neemt.

Dat Joden wereldwijd verantwoordelijk zouden zijn voor het handelen van een regering is een oud antisemitisch motief. En het wordt hier moeiteloos opnieuw uitgespeeld, met zachte stemmen en mooie praatjes. Geen brute leuzen, maar insinuaties die alles doordrenken.

Het complot van de televote

Nadat Israël de finale bereikte, verschoof de woede op Bluesky naar het stemproces. Het resultaat kon, zo vonden velen, niet op eerlijke wijze tot stand zijn gekomen. De beschuldigingen volgden snel, wederom zonder bewijs, maar met veel stelligheid.

“Hoe is het mogelijk dat dat kut-Israel tweede wordt op dat kut-festival. Welke toondove rukkers stemmen daarop?! Of heeft fuck Israël weer alle ambassades ingezet om de hele wereld te laten televoten?”

“Ze hebben het televote ook gemanipuleerd, 100%.”

“Zou de opmerkelijke grote publieksvoorkeur voor Israël kunnen zijn gemanipuleerd? Ook vorig jaar was dit zeer opmerkelijk.”

“Wie betaalt bepaalt, dus Israël wint.”

“Het kan niet anders of er is gesjoemeld.”

“Ik houd niet van complottheorieën én ik weet dat Israël een *hele* dikke vinger in de pap heeft bij alles wat met software en telecommunicatie te maken heeft.”

Het wantrouwen is structureel en selectief. In andere gevallen wordt het Europese publiek juist bewierookt om haar morele kompas. Maar zodra dat kompas iets aanwijst wat niet in het eigen frame past, moet het fout zijn. Deze vorm van complotdenken lijkt verdacht veel op QAnon-achtige redeneringen: niets is wat het lijkt, tenzij het je vooroordeel bevestigt.

Rouw als politiek privilege

Op Bluesky is rouw voorbehouden aan de juiste slachtoffers. Wie treurt om verkeerde doden, is verdacht. Wie overleeft aan de verkeerde kant van een grens, is medeplichtig. Rouw wordt een onderhandeling, een voorwaardelijk privilege.

“Ik huil pas met haar mee als ze zich uitspreekt tegen de genocide in Gaza.”

“Zodra ze een lied zingt over de Palestijnse slachtoffers ben ik bereid haar pijn serieus te nemen.”

Yuval Raphael werd niet geloofd. Haar verdriet was toneel, haar herinnering propaganda. Haar bestaan werd geframed als aanval. Dat is geen kritisch denken. Dat is ideologische ontmenselijking.

Pesten als protest

Tijdens het optreden van Israël werd er in de zaal boe geroepen. Sommigen vonden dat ongepast, maar op Bluesky werd het toegejuicht. Het boegeroep werd niet als verstoring gezien, maar als morele daad.

“Ze zijn helden, allemaal.”

“Ik was trots op die boe-roepers. Eindelijk iemand die wat dóet.”

Maar het doelwit van dit ‘protest’ is geen generaal, geen propagandist, geen ideoloog.

Het is een jonge vrouw die ternauwernood een massaslachting overleefde. Net als op het schoolplein wordt zwijgen al snel gezien als instemming. Niet reageren is geen neutrale houding, maar voedt de dynamiek van het pesten, ook al is dat niet altijd bewust bedoeld.

Wat hier misgaat, is dat de menselijke context volledig verdwijnt. Wat overblijft, is de vlag op het scherm. Raphael wordt niet meer gezien als individu, als overlevende, als mens. Ze is gedegradeerd tot zondebok. En pesten wordt gelegitimeerd, zolang het moreel goed voelt.

Selectieve empathie als systeemfout

Het gebeurt niet alleen op Bluesky. Maar daar was het zichtbaar, expliciet, onafgeschermd. De morele façade brokkelde af. Wat overbleef was een koude logica: empathie is geen universeel principe, maar een ideologische afweging.

Wat hier misgaat, is de dubbele standaard. Israëlische burgers én Joden wereldwijd worden niet meer los gezien van een misdadige regering. Hun accent, paspoort, of herkomst is al voldoende om te bepalen of hun rouw telt of dat ze medeplichtig zijn. En dat geldt niet alleen voor zangers, dat geldt voor kunstenaars, sporters, studenten, wetenschappers.

De weigering om slachtoffers individueel te benaderen is geen fout, maar een functie van ideologisch denken. In deze logica maakt het niet uit wat je hebt meegemaakt, alleen aan welke kant je stond. Of liever: aan welke kant mensen vinden dat je stond.

Het fatsoen is façade

Bluesky profileerde zich als alternatief voor X. Minder gif, meer inhoud. Maar wat zichtbaar werd, was geen platform van nuance. Het bleek een podium voor moreel fanatisme. Geen schreeuwend rechts deze keer, maar fluisterend ‘fatsoenlijk’.

MeToo gold voor iedereen, tot het een Israëlische vrouw betrof. Juist daar werd haar verhaal niet geloofd, haar trauma verdacht gemaakt en haar menselijkheid ingeruild voor een vlag. Dan mag je verkracht, vermoord, ontvoerd worden. En mocht je de poging daartoe overleven, dan staat er een meute paraat om je alsnog digitaal te lynchen bij een liedjesfestijn.

De vraag is niet of kritiek op Israël mag. De vraag is waarom zoveel mensen hun morele kompas kwijtraken zodra een Israëlisch meisje zingt over verlies.


Alle geciteerde uitspraken zijn afkomstig van Bluesky en worden letterlijk weergegeven. Screenshots zijn beschikbaar voor verificatie.

Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

close up photography of microphone
Verdieping

Europa fluit verdriet uit

Yuval Raphael overleefde het Nova-festival van 7 oktober. Haar Eurovisie-lied is een klaagzang in de geest van Jacques Brel. Maar het wordt overstemd door boegeroep en boycot.

New Day Will Rise is geen strijdlied of een lofzang op Israël. Het is een lied vol rouw, over iemand die werd vermoord op 7 oktober, zonder dat het expliciet wordt gezegd. Yuval Raphael overleefde die dag door zich acht uur lang onder lichamen van de doden te verstoppen. Haar nummer is een poging om met verlies in het reine te komen, zoals alleen muziek dat kan. En toch is ze de meest uitgefloten artiest van Eurovisie 2025.

Raphaels optreden in Basel deze week, is omgeven door protesten en beveiliging. Tijdens de openingsceremonie werd ze bespuugd en werd een dreigend gebaar naar haar gemaakt – een hand die de keel doorsnijdt. Niet vanwege wat ze zingt, maar vanwege wat er in haar paspoort staat.

De nuance verdwijnt als het geluid te luid wordt

Sinds 7 oktober is het internationale debat over Israël en Gaza steeds feller geworden. Kunstenaars worden gecanceld, Israëlische exposities geschrapt, samenwerkingen opgezegd. “Boycot Israël” is voor velen een morele plicht geworden. Maar dat morele instinct raakt zelden de nuance.

Want wie zegt: Israël = Netanyahu = oorlog, vergeet de honderdduizenden Israëli’s die zich al sinds 7 oktober uitspreken tegen hun regering. Die week na week de straat op gaan. Die hun leiders verantwoordelijk houden. Die protesteren, rouwen, eisen: “Niet in onze naam.”

Yuval Raphael is er één van – ze rouwt. Ze is geen politicus, geen spindoctor, maar een overlevende. Een vrouw die haar littekens meedraagt in haar stem. En toch wordt ze behandeld alsof ze een spreekbuis van bombardementen is. Alsof ze geen mens is, maar een vlag. Alsof ‘Israël’ een synoniem is geworden voor ‘de Joden’, terwijl het debat eigenlijk over Netanyahu’s regering zou moeten gaan. Alsof een volk collectief verantwoordelijk is voor de wandaden van nietsontziende politici met een eigen agenda.

Een lied vol citaten – en tegelijk vol breuken

Haar lied is muzikaal geen meesterwerk, maar inhoudelijk des te rijker. Het grijpt hoorbaar terug op Jacques Brel’s Ne me quitte pas, zonder ooit in plagiaat te vervallen. Het citeert Queen’s Love of my life, verwijst naar Nina Simone’s Feeling Good en gebruikt poëtische zinnen uit het Hooglied: “Vele wateren kunnen de liefde niet blussen”. In het Frans, het Engels en in het Hebreeuws. Maar geen moment zegt ze waar het écht over gaat. Dat voel je pas in het refrein, of beter gezegd: in de uitbarsting die het refrein wordt.

Daar, in wat een recensie in Ha’aretz “de hurricane scream” noemde, verliest ze alle terughoudendheid. Ze brult, krast, valt letterlijk uit de toon. En dat is precies wat het nodig heeft. “Eurovisie is de laatste plek waar je je moet houden aan de regels van goede smaak,” schreef de recensent. En terecht. Want wie persoonlijke rouw in muziek omzet, móét grenzen overtreden en – bij voorkeur voor publiek – breken.

Wat blijft er over van het publiek, als het alleen politiek hoort?

Toch is het de vraag of het Europese publiek dát zal horen. Want het lijkt erop dat ze vooral horen waar het vandaan komt en niet wat het betekent. Raphael zingt als een mens, maar wordt ontvangen als een staat. Haar emoties worden gelezen als PR. Haar rouw als beleid.

En dat is niet alleen onterecht, maar ook gevaarlijk. Want het maakt mensen tot symbolen, slachtoffers tot daders, kunst tot geopolitiek. Morele helderheid vereist onderscheid: tussen de regering van een land en de burgers die haar bekritiseren. Tussen wie bombardementen aanstuurt en wie erdoor getekend is.

Wie dat onderscheid weigert te maken, sluit niet Israël uit, maar neemt de weg van intellectuele luiheid.

Sinds oktober ’23 is Israël in opstand – van binnenuit. Universiteiten legden het werk neer. CEO’s riepen op tot vervroegde verkiezingen. Meer dan 70% van de bevolking vindt dat Netanyahu moet aftreden. Tienduizenden Israëli’s demonstreren elke week tegen het beleid. En zij worden niet gehoord in het internationale debat. Sterker nog: zij worden méégeboycot. Want Netanyahu en de zijnen, staat in de simplistische manier van denken en kijken gelijk aan Israël en Joden – waar dan ook.

Yuval Raphael staat op dat podium namens niemand. Ze draagt geen beleid uit. Ze draagt verdriet. En wie haar uitfluit, fluit ook dat verdriet weg.

Laat haar zingen. Laat haar schreeuwen.

“New Day Will Rise” is geen politiek statement. Het is misschien geen bijzonder of mooi lied, maar wel een puur lied. En precies daarom is het belangrijk. Want het toont wat achter politiek ligt: verlies, rouw, trauma. Van iemand die de dood recht in de ogen heeft gekeken en nu daarover zingt.

Misschien is het niet genoeg voor een finaleplek. Misschien wordt het weggehoond. Maar de vraag is niet of wij haar goed genoeg vinden. De vraag is of wij bereid zijn haar als mens te zien.


Dit artikel is ook gepupliceerd in de Volkskrant (15 mei 2025)

Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

De Pulitzer voor propaganda

Hoe de media zelf hun morele failliet vieren

Er is een grens. Een grens aan wat je met droge ogen kunt verdedigen, prijzen, normaliseren. De Pulitzerprijs is daar deze week met gestrekt been overheen gegaan.

Mosab Abu Toha – dichter, essayist en sinds 6 mei 2025 Pulitzerwinnaar – heeft erkenning gekregen voor zijn “persoonlijke reflecties op het leven in Gaza na 7 oktober“. Maar die reflecties zijn niet onschuldig. Abu Toha heeft zich in de maanden na de aanvallen van Hamas meermaals uitgelaten over Israëlische gijzelaars. Niet in medemenselijkheid, maar met ontkenning, twijfel zwaaien en subtiele demonisering.

Over Emily Damari, die 500 dagen werd gegijzeld door Hamas en onder meer vingers verloor tijdens haar gevangenschap, schreef hij: “How on earth is this girl called a hostage?” Over een andere gegijzelde, Agam Berger, zei hij dat zij een “killer” was. En de moord op de Bibas-familie? Daar stelde hij publiekelijk vraagtekens bij. Geen nuance, geen reflectie, maar framing die pijnlijke parallellen oproept met klassieke vormen van ontkenning en victim-blaming.

En dat is dus wat het Pulitzercomité prijst. Hoewel de prijs formeel is toegekend voor zijn essays, waren deze publieke uitspraken al maanden bekend en werden niet als bezwaar gezien. Sterker nog, juist dít soort ‘kritisch geluid’ lijkt vandaag de dag deel te zijn geworden van wat journalistiek lof oogst.

Menselijkheid blijkt, in deze logica, een selectief toegekend recht. Erkenning is gereserveerd voor het juiste lijden. Wie buiten dat kader valt, mag worden gerelativeerd, geherinterpreteerd, of genegeerd.

Dit is geen literaire vergissing.

En laten we niet vergeten waar het hier over gaat: mensen als Emily Damari, Agam Berger en de Bibas-familie zijn geen beleidsmakers, geen politici, geen militairen. Zij zijn burgers. Kinderen. Gijzelaars. Ze zijn onschuldig, slachtoffer van Hamas en op geen enkele manier verantwoordelijk voor de acties van Netanyahu of zijn regering. 

Abu Toha is geen verslaggever die een fout maakte. Hij is een dichter die slachtoffers in twijfel trekt en dat bewust publiek doet. Toch werd hij niet gecorrigeerd. Niet ter verantwoording geroepen. Hij werd geëerd. Met de hoogste journalistieke prijs die er is.

Wie dat toejuicht, moet zich afvragen wat het volgende is. Een prijs voor wie de massamoord op de Yezidi’s relativeert, zolang het mooi is opgeschreven? Een eervolle vermelding voor iemand die vrouwenhaat verpakt in poëtische beeldspraak?

De Pulitzerprijs had ooit een reputatie. Een gewicht. Een moreel kompas.

Op 6 mei 2025 werd dat ingewisseld voor een staande ovatie voor iemand die medeplichtig is aan het herschrijven van de werkelijkheid. Niet door wat hij verzweeg, maar door wat hij zei.

En het zijn de media zelf die hem daarvoor belonen.

Dat die beloning afkomstig is van de Pulitzer Prize Board, ondergebracht bij Columbia University, is veelzeggend. Columbia University is de thuisbasis van de Pulitzerprijs. Juist daar is het debat over antisemitisme en selectieve solidariteit feller dan ooit: Joodse studenten spanden rechtszaken aan wegens intimidatie, terwijl pro-Palestijnse acties breed werden gesteund. In dat licht is de keuze voor Abu Toha geen incident, maar een symptoom. Van een moreel academisch klimaat waarin framing zwaarder weegt dan feiten en de juiste retoriek belangrijker is dan universele menselijkheid.

De prijs ging naar een dichter.
Maar de echte poëzie zat in de afwijzing van elke vorm van verantwoordelijkheid.

Het enige wat nog ontbreekt, is een Pulitzer voor wie de waarheid weet te verdraaien tot iets dat net menselijk genoeg klinkt om een prijs op te leveren.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

De as van het kwaad

Een premier onder corruptieverdenking, een religieuze nationalist die nederzettingen heilig verklaart, en een ex-Kahanist met een badge en een pistool. Benjamin Netanyahu, Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir: drie mannen met drie agenda’s, bijeengehouden door macht, belangen en ideologie. Samen vormen zij het hart van de meest radicale regering in Israëls geschiedenis.

Netanyahu, ooit de pragmatische strateeg, probeert zich via juridische hervormingen te onttrekken aan zijn lopende corruptieproces. Smotrich wil van Israël een halachische staat maken; een staat waarin de joodse religieuze wet (de Halacha) leidend is voor wetgeving, rechtspraak en bestuur – zonder Palestijnse soevereiniteit. En Ben-Gvir, een voormalig aanhanger van terreurbeweging Kach, stuurt als minister van Nationale Veiligheid gewapende burgerpatrouilles aan en legitimeert geweld van kolonisten.

Wat hen bindt is niet ideologie, maar wederzijdse afhankelijkheid. Netanyahu heeft hun steun nodig om aan de macht te blijven. Zij gebruiken zijn zwakte om hun eigen agenda door te drukken. De één wil zijn proces stoppen, de ander zijn religieus-nationalistische droomstaat bouwen, de derde zijn strijd tegen Arabieren en tegen ‘linksen’ legaliseren.

Het gevolg? Een rechtelijke macht die onder vuur ligt. Een parlement dat rechters wil muilkorven. Ministers die veiligheid inzetten als alibi voor repressie. En een premier die, volgens Haaretz, zelfs probeert zijn procureur-generaal en de Shin Bet-chef te vervangen door loyalisten – terwijl hij zelf onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek én van een explosief corruptieschandaal rond Qatarese betalingen. “De ondermijning van de democratische poortwachters is geen ongeluk”, schreef de krant. “Het is het plan.”

De aanval op de instituties is geen geïsoleerd incident, maar een patroon. In maart 2025 stemde het kabinet voor het ontslag van Shin Bet-chef Ronen Bar, die weigerde zijn functie op te geven zolang zijn opvolging niet transparant werd geregeld. Bar had gewaarschuwd dat Netanyahu het agentschap wilde inzetten voor politieke doeleinden. Tegelijkertijd begon de regering de procedure om procureur-generaal Gali Baharav-Miara te ontslaan – een stap die in Israël niet zomaar mogelijk is, en die veel juridische en politieke weerstand opriep. Beide pogingen raakten het fundament van de scheiding der machten. In reactie op deze dreiging waarschuwden oud-ministers en rechters voor een constitutionele crisis. “De ondervraagde mag de ondervrager niet ontslaan”, stond op protestborden in Tel Aviv.

De retoriek van de machthebbers liegt er ondertussen niet om. Smotrich verklaarde in 2021 in de Knesset tegen Arabische parlementariërs: “Jullie zijn hier per vergissing – omdat Ben-Gurion het werk in 1948 niet heeft afgemaakt.” Over het Palestijnse dorp Huwara, dat na een door Israëlische media als ‘pogrom’ bestempelde kolonistenaanval deels in brand stond, zei hij: “Het moet van de kaart geveegd worden.” Ben-Gvir stelde op zijn beurt: “Mijn recht om me te verplaatsen is belangrijker dan dat van een Arabier.” Zulke uitspraken zouden elders politieke carrières breken. In Israël zijn ze regeringsbeleid geworden.

De spanningen zijn voelbaar in het hele land. Iedere week protesteren tienduizenden Israëli’s. In Tel Aviv, Haifa, Jeruzalem – met vlaggen, leuzen en spandoeken. Reservisten weigeren nog op te komen. Artsen, rechters en ondernemers slaan alarm. En zelfs binnen de regering klinkt verdeeldheid, nu de woede groeit over de vrijstelling van ultraorthodoxe studenten van militaire dienst tijdens een allesverzengende oorlog. “Ze zijn op het hoogtepunt van hun macht,” zegt journalist Yair Ettinger, “maar dragen geen enkele last.”

De achterliggende onvrede is structureel. In Israël geldt een algemene dienstplicht voor joodse burgers, maar ultraorthodoxe yeshiva studenten werden jarenlang vrijgesteld. In juni 2024 oordeelde het Hooggerechtshof dat deze vrijstelling zonder wettelijke basis onwettig is. De regering werd gedwongen op te treden en begon in de tweede helft van 2024 met het versturen van duizenden oproepingsbevelen aan Haredi-jongeren. De respons bleef minimaal: minder dan tien procent meldde zich.

Binnen de Haredi-gemeenschap leidde dit tot felle protesten, waaronder het bestormen van een militaire basis. Ondertussen waarschuwde het ministerie van Financiën dat het in stand houden van deze uitzondering ook economische risico’s met zich meebrengt: lagere arbeidsparticipatie, een toenemende afhankelijkheid van overheidssubsidies en een hogere belastingdruk voor de rest van de bevolking. De spanningen raken niet alleen de sociale cohesie, maar ook de seculiere achterban van Netanyahu, die zich verraden voelt.

Ja, deze regering is democratisch verkozen. Maar democratie is meer dan verkiezingen. Ook verkozen leiders kunnen instellingen afbreken en rechten ondermijnen. Juist als ze het systeem van binnenuit beheersen. De geschiedenis leert: wie macht concentreert en tegenmacht uitschakelt, opent de deur naar autocratie. Het zijn geen grote woorden. Het gebeurt in realtime.

Ook in de Israëlische media klinken luide tegengeluiden. Van Haaretz tot +972 Magazine, van opiniestukken in The Times of Israel tot scherpe columns van oud-generaals en juristen: het publieke debat is fel. Veel Israëli’s trekken elke week de straat op, anderen grijpen naar de pen of de camera. Wat deze stemmen delen, is een groeiende bezorgdheid over de richting van hun land en een vastberadenheid om die te keren. Die kritische geluiden verzamel ik in een openbaar draadje op Bluesky, als tegenwicht voor het beeld dat Israël als geheel dit beleid steunt.

Israël staat op een kruispunt. Dit is geen verre realiteit. Dit is nu. En het gevaar is niet alleen wat deze leiders doen, maar ook wat de rest van de wereld blijft toelaten, uit gemak, cynisme of geopolitieke berekening.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Over worstelaars en baby’s

Mihai Martoiu Ticu reageerde op mijn opiniestuk met een moreel oordeel, maar zijn column over Israël, boycots en framing zegt uiteindelijk meer over zijn eigen stijl van redeneren dan over de mijne: weinig analyse, veel retoriek, en selectieve verontwaardiging in plaats van argumentatie.

Hoe het begon
Toen ik onlangs een opiniestuk schreef voor de Volkskrant over de academische boycot van Israëlische universiteiten, wist ik dat het reacties zou oproepen. Dat is prima. Wie schrijft over een beladen onderwerp, moet tegen kritiek kunnen. Maar sommige reacties vragen niet om discussie, ze vragen om dissectie.

Neem Mihai Martoiu Ticu, die zich graag positioneert als rationeel denker binnen zijn eigen online bubbel. Kort daarna verscheen van zijn hand een opiniestuk, getiteld Over boycots, baby’s en sumoworstelaars, waarin hij mijn betoog verdraait, ridiculiseert en als moreel failliet afschildert. Wat volgde was geen analyse, maar een les in framing, opgeleukt met baby’s, worstelaars en de morele verhevenheid van het grote eigen gelijk.

Voor wie het zich afvraagt, met “de sumoworstelaar” bedoelt hij Israël, en met “de baby” de Palestijnse burger. Zijn suggestie is dat ik, door niet te pleiten voor een boycot, moreel aan de kant van de onderdrukker sta. Het is een manipulatieve metafoor, bedoeld om elke nuance weg te zetten als medeplichtigheid.

“Dat heeft niets met mijn stuk over haar stuk te maken”
De manier waarop Mihai zijn aanval voorbereidde, verdient aparte aandacht. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, of hij mijn academische bijdrage over de representatie van apartheid in de media mocht inzien. Ik nam de tijd om beleefd te antwoorden, gaf context, verwees naar een blog, voegde een uitgebreide bibliografie toe.

Opmerkelijk genoeg beweert Mihai in een van zijn reacties online dat zijn verzoek om mijn academische werk in te zien “niets met zijn stuk over mijn stuk te maken” had. Dat is moeilijk te rijmen met de inhoud en timing van zijn publicatie. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, om toegang tot een onderzoeksbijdrage, terwijl hij al werkte aan een opiniestuk – en naar eigen zeggen ook aan een boek – waarin hij mijn positie met morele verontwaardiging probeert te ontkrachten, zonder enige vermelding van mijn onderbouwing. Zijn blog en draad gaan bovendien expliciet over framing en representatie, precies de thema’s waar mijn onderzoeksbijdrage én opiniestuk over gingen. Dat verband ontkennen is geen onschuldige vergissing, maar een bewuste strategie.

“Mag ik uw onderzoek even inzien?”

In zijn draad op Bluesky noemt hij mijn betoog “rationeel leeg”, vergelijkt mijn redenering met slavernij-apologie en noemt elke vorm van context een “drogreden”. Wie zo’n publieke afrekening opbouwt achter een façade van nieuwsgierigheid, gebruikt de vorm van debat om het debat te vermijden.

“Het Internationaal Gerechtshof heeft Israël al veroordeeld”
In zijn stuk schrijft Mihai dat het Internationaal Gerechtshof Israël al heeft veroordeeld wegens systematische rassenscheiding en schending van het zelfbeschikkingsrecht. Hij suggereert daarmee dat de kwestie juridisch is afgehandeld. In werkelijkheid gaat het om een niet-bindend advies van het Internationaal Gerechtshof, uitgebracht op verzoek van de Algemene Vergadering van de VN. In dit advies van 19 juli 2024 concludeert het Hof dat Israëls aanwezigheid in de bezette gebieden illegaal is, maar het noemt Israël niet expliciet een apartheidsstaat.  Zulke onnauwkeurigheid is geen detailfout, het is een bewuste zet om het frame van Israël als dader institutioneel te verankeren, los van wat er juridisch is vastgesteld.

Bovendien doet hij alsof morele helderheid vereist dat je kiest: of je bent tegen Israël, of je bent medeplichtig. Elke poging tot nuance wordt zo verdacht gemaakt. De morele razernij volgt voorspelbaar: ‘Ziekenhuizen! Verbrande baby’s! Onschuldige burgers! En jij komt met nuance?”

Maar juist nuance is onmisbaar in complexe conflicten als deze — om verschil te kunnen maken tussen beleid en bevolking, tussen kritiek en demonisering. Mihai stapt daar bewust overheen. Hij negeert dat ik het Israëlische overheidsbeleid herhaaldelijk en publiekelijk heb bekritiseerd, niet het volk, niet alle Israëli’s, en zeker niet ‘de Joden’. Dat onderscheid doet ertoe. Wie dat weglaat, speelt een vuil spel. Dat is geen ethiek, dat is dogmatiek.

“Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden” 

De centrale metafoor in zijn column is handig voor effectbejag, maar rampzalig voor redenering. Hij zet Israël neer als een sumoworstelaar die een baby mishandelt, en wie dat beeld niet bevestigt, staat volgens hem aan de kant van de beul. “Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden,” schrijft hij. Complexiteit wordt zo vervangen door choreografie.

Wat overblijft, is een theatrale pose van morele superioriteit, waarachter elke vorm van realiteitszin verdwijnt. Verder noemt hij geen concreet feit, verwijst naar geen enkele bron en gaat nergens inhoudelijk in op mijn betoog. In plaats daarvan krijgt de lezer een stroom aan bombastische zinnen, morele poses en dramatische vergelijkingen voorgeschoteld, alsof volume en pathos inhoud kunnen vervangen.

“Wat je doet is whataboutism”
Mijn oorspronkelijke punt was eenvoudig: een academische boycot is niet neutraal, maar selectief en leidt zelden tot meer begrip of rechtvaardigheid. In plaats van daar inhoudelijk op in te gaan, verwijt Mihai mij “whataboutism”. Dat is een retorische techniek waarbij iemand zogenaamd kritiek ontwijkt door te wijzen op andere, vermeende misstanden. Alsof het benoemen van hypocrisie betekent dat je het oorspronkelijke probleem niet serieus neemt. En dat alles terwijl hij geen moment inhoudelijk ingaat op het onderwerp of komt met tegenargumenten.

In werkelijkheid was mijn punt niet dat de situatie van de Palestijnen onbelangrijk is, maar dat activisten (nee, niet alle activisten uiteraard)  consequent moeten zijn in hun verontwaardiging. Ironisch; wie mij beschuldigt van afleiding, bouwt zijn hele betoog op rookgordijnen. Wat eveneens opvalt is dat de meeste mensen reageren op dit soort onderwerpen vanuit hun onderbuikgevoel, zonder echt te begrijpen waar het over gaat. Links naar bronnen worden zelden aangeklikt, ze zijn decor, geen fundament.

Mihai gaat nog een stap verder: hij maakt er zijn eigen sprookje van, compleet met morele vertellingen en selectief geheugen. Wie niet zijn vijandbeeld bevestigt, is medeplichtig. Die logica laat geen ruimte voor denken, alleen voor volgzaamheid.

“Gad Saad noemt het parasitaire ideologieën – en hij heeft gelijk”
Wie Martoiu Ticu’s stuk leest, ziet zijn kruiperige bewondering voor Gad Saad als zogenaamd moreel baken. Dat is veelzeggend. Saad is een Canadees marketingprofessor, vooral bekend om zijn kruistocht tegen wat hij “parasitaire ideologieën” noemt: feminisme, antiracisme en sociale rechtvaardigheid. In zijn boek The Parasitic Mind (2020) en publieke optredens beschrijft hij deze stromingen als virussen die rationeel denken aantasten. Zoals een recensie in Merion West scherp opmerkt, begint Saad vanuit een redelijk uitgangspunt, maar vervalt hij al snel in vijandige generalisaties, simplificaties en persoonlijke aanvallen. Precies het soort retoriek dat inhoudelijk debat vervangt door strijd.

Zijn stijl is een mix van intellectuele pose en YouTube-retoriek, met grove generalisaties, seksistische ondertonen en een bijna obsessieve fixatie op ‘woke’ als maatschappelijk kwaad. Wie Gad Saad als intellectueel kompas ziet, kiest bewust voor biologische simplificatie: het idee dat gedrag en ongelijkheid vooral biologisch bepaald zijn. Alsof seksisme, kolonialisme of racisme simpelweg in onze natuur zitten. En voor het belachelijk maken van andersdenkenden, in plaats van het begrijpen van systemen.

Dat Martoiu Ticu zijn stuk besluit met een verwijzing naar deze ‘held van de rede’, zegt veel over zijn ideologische voorkeur — waarmee hij zijn stuk afsluit, niet met een bron, maar met een ideologisch idool. Een voorkeur die naadloos aansluit bij de kringen van Jordan Peterson en Joe Rogan, waar Saad regelmatig te gast is om zijn kruistocht tegen feminisme en ‘woke’ te herhalen — in interviews waarin ratio vooral pose is, geen methode.

Wie zijn morele inzichten haalt bij een man die de #MeToo-beweging een “vrouwenoffensief” noemt, moet niet verbaasd zijn als zijn eigen analyse rammelt.

“Het is klassiek maffia-denken: het levert iets op dus we doen het”
Een van de opmerkelijkste verdraaiingen in Mihai Martoiu Ticu’s reactie is zijn beschuldiging dat ik mij zou beroepen op economische voordelen van samenwerking met Israël, alsof ik zou betogen: “het levert wat op, dus doen we het”.

Die redenering komt niet uit mijn pen, maar uit zijn verbeelding. Mijn bezwaar tegen academische boycots was principieel en intellectueel: dat wetenschap gebaat is bij dialoog, en dat ideologische uitsluiting zelden tot meer rechtvaardigheid leidt. Het frame van geld-gewin en maffia-logica is een retorische truc, geen analyse.

Tot slot
Volgens Mihai Martoiu Ticu ontbreekt het mij aan moreel kompas. Maar ik kies ervoor om te denken, niet te marcheren in het morele keurslijf van eenduidige schuld en gemakkelijke antwoorden. Kritisch omgaan met framing, ook als het Israël betreft, is geen verraad. Het is juist nodig in een wereld waar woorden worden ingezet als wapens en waar nuance steeds vaker verdacht wordt gemaakt.

Wie zijn morele wereldbeeld laat afhangen van baby’s, sumoworstelaars en YouTube-professoren, komt zelden verder dan het schoolplein van het intellect – waar geschreeuw het denken vervangt.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Onschuldige duifjes?

Pro-Palestina activisten zijn geen onschuldige duifjes. Alle activisten, academici, media? Uiteraard niet. Dit gaat over een kleine groep – maar met grote impact op de beeldvorming.

Laat één ding meteen duidelijk zijn: kritiek op radicale activisten is géén goedkeuring van Netanyahu’s beleid, bombardementen op Gaza of het Palestijnse lijden. Wie zowel Hamas als de Israëlische regering verwerpt, begrijpt dat rechtvaardigheid niet bereikt wordt met hypocrisie, vernielzucht en morele leegte. Precies daarom verdient ook het westerse activisme een kritische blik.

Geen vreedzaam protest, maar radicalisering

Toen (sociale) media ontploften over een politiebezoek aan een “onschuldige activiste”, lag het frame klaar: de staat intimideert vreedzame demonstranten. Maar achter het slachtofferverhaal schuilt iets anders.

Elise H. noemde op 7 oktober 2024 de terreuraanslag van Hamas “gruwelijk vet”. Ze werd eerder aangehouden voor ordeverstoring, hintte online naar oefenbommen en is met regelmaat aanwezig bij demonstraties en bezettingen. Veroordeeld is ze nooit, maar een frisse indruk wekte haar reactie op allerminst. Toch blijven media haar presenteren als een dappere activist in een politiestaat.

Zelfs bestuurders zoals burgemeester Halsema sluiten aan bij dit empathische frame. Totdat de vernielingen na een protest zichtbaar worden, dan klinkt ineens verontwaardiging. Deze schizofrene beeldvorming presenteert activisten de ene dag als idealistische vrijheidsstrijders en de volgende dag als vernielzuchtige vandalen – zonder ooit de confrontatie aan te gaan met deze tegenstrijdigheid.

De vergeten slachtoffers: Joodse studenten in Nederland

Terwijl activisten gebouwen bekladden en bezetten, blijft de angst onder Joodse studenten en medewerkers onderbelicht. Het aantal antisemitische incidenten in Nederland is sinds 7 oktober explosief gestegen. Van online haat tot fysieke intimidatie op campussen.

Het beeld van Anne Frank werd beklad met ‘Free Gaza’, het Anne Frank Huis moest eraan geloven en ‘zionist’ is verworden tot scheldwoord. Israëlische vlaggen worden verwijderd ‘voor de veiligheid’. Maar wiens veiligheid eigenlijk? Waarom mag je in Nederland alles zijn, behalve zichtbaar Joods?

Wanneer krijgt deze intimidatie dezelfde media-aandacht als het huisbezoek aan een radicale activist?

Academici als megafonen van misleiding

Dat activisten zichzelf moreel verheffen is één ding. Maar academici die hun platform gebruiken om geweld te vergoelijken en terreurpropaganda te delen, is ronduit schokkend.

Harry Pettit (Radboud Universiteit) noemt de Nederlandse politie “fascistisch”, verheerlijkt vandalisme als ‘moedig verzet’ en verspreidt zonder commentaar verklaringen van Hamas. Christian Henderson (Universiteit Leiden) beschuldigt de politie van undercover geweld zonder enig bewijs en noemt elke bezetting een ‘anti-genocide actie’.

Ze misbruiken de academische vrijheid die hen beschermt, om datzelfde systeem te demoniseren. Dat is geen moed of kritisch denken; dat is intellectuele pose, vermomd als moreel gelijk.

Hoe media vandalisme verbloemen

Media kiezen bewust voor termen als “studenten” of “protestvoerders“, terwijl het vaak gaat om bezetters, vandalen en relschoppers die niet eens aan een universiteit verbonden zijn, maar vooral rellen om het rellen. Geweld wordt “botsing” genoemd, het gooien van stenen heet “symbolisch verzet”. Journalistieke afstand ontbreekt, waardoor een geromantiseerd beeld ontstaat van idealistische jongeren die ergens voor staan. De realiteit van intimidatie, geweld en politieke indoctrinatie verdwijnt naar de achtergrond.

Israëlische stemmen vóór vrede — maar genegeerd

In Israël zelf is de kritiek op Netanyahu, het leger en het geweld tegen Palestijnen structureel aanwezig. Kranten als Haaretz publiceren dagelijks scherpe opiniestukken. Bewegingen als Breaking the Silence, Peace Now en B’Tselem blijven oproepen tot co-existentie en mensenrechten. B’Tselem is al jaren kritisch op de Israëlische politiek van apartheid, lang voordat het in Nederland bespreekbaar was zonder voor antisemiet uitgemaakt te worden.

Maar deze stemmen krijgen nauwelijks aandacht in westerse media. Tijdens een onderzoek dat ik in 2021 uitvoerde naar het gebruik van de term ‘apartheid’ in combinatie met Israël, bleek dat Nederlandse kranten het onderwerp vrijwel negeerden, terwijl Israëlische media zoals Haaretz er honderden keren per jaar over publiceerden. Dit terwijl diezelfde journalisten een paar jaar geleden nog zwegen uit angst dat elke kritiek op Israël als antisemitisch zou worden bestempeld. Het kan verkeren: nu kiezen ze liever voor het simpele frame van onderdrukker versus slachtoffer, waarin activisten vrij spel hebben.

Framing, hypocrisie en het misbruik van mensenrechten

Waarom hoeven activisten en academici nooit expliciet afstand te nemen van Hamas, antisemitisme of terreur? Waarom geldt die morele disclaimer alleen voor opiniemakers die Israël bekritiseren?

Mensenrechten worden gebruikt als decor voor destructie. Vernieling heet ‘verzet’, agressie wordt ‘solidariteit’. Wie daar kritiek op heeft, wordt weggezet als deel van het probleem. In de wereld van dit activisme bestaat geen ruimte voor nuance: je bent vóór hen of tegen hen. Kritische vragen worden direct geframed als vijandig, zodat activisten zichzelf niet hoeven te verantwoorden voor hun eigen extremisme.

Deze perverse omkering van betekenis ondermijnt het idee dat mensenrechten universeel zijn. Wie ze alleen verdedigt als het politiek uitkomt, verliest alle geloofwaardigheid wanneer ze echt in het geding zijn.

Activisme zonder moreel kompas draagt niets bij aan vrede. Het voedt slechts de polarisatie waar het zogenaamd tegen strijdt.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

woman in purple shirt covering her face with her hand
Sociale media

En daar gaan we weer …

… plaats een bericht over een vrouw die protesteert tegen verkrachting als vorm van verzet, en de deugdende dames leggen hun bolletjes wol en breiwerkjes opzij en komen verhaal halen. 

Karoline Preisler

Waar het mee begon? Karoline Preisler, een Duitse FDP politica, staat als tegenprotest bij pro-Palestina / pro-Hamas demonstraties. Ze houdt daarbij een poster vast met de tekst “rape is not resistance” – in welke situatie dan ook. Ze wordt bedreigd, ze wordt bespuugd, ze wordt aangevallen. Uiteraard door allemaal heldhaftige betogers, in de vorm van boze mannen en schreeuwende vrouwen met een sjaal om hun hoofd gewikkeld. Ze heeft inmiddels politie in de buurt om een oogje in het zeil te houden, als ze ergens zwijgend met haar bord staat. Foei, mevouw Preisler – je uitspreken tegen verkrachting als wapen, hoe durft u!

Post op Bluesky

Enfin, ik had de euvele moed om er een berichtje op Bluesky aan te wijden. Nogmaals foei, stout. Want als zij-die-zich-de-moeder-deugen ook maar dénken dat je pro-Israel bent, dan zijn de rapen gaar. De eerste reactie? “Zo benieuwd of deze vrouw wel akkoord is met het stelselmatig verkrachten van Palestijnse gevangenen. Dat is namelijk een van de zaken waar de demonstranten tegen ageren.” 

Dat ik nadrukkelijk anonieme, pro-Hamas demonstranten noem, dat maakt niet uit. Gewoon eerst even aan Karoline Preisler vragen wat al haar standpunten zijn, voor ik iets op mijn eigen tijdlijn plemp. Hoe vind je zelf dat het gaat? 

Wijzen op gebruik van de bevolking als menselijk schild door Hamas, geldstromen die in tunnels en wapens verdwenen en buurlanden die de grenzen potdicht houden, werd allemaal afgedaan als het napraten van Israelische propaganda. Zullen we het even uitpluizen? 

Punt 1: Anonieme demonstranten die de boel slopen en antisemitisch zijn

“Op beelden van de barricades bij het Amsterdamse Binnengasthuisterrein is te zien dat een groot deel van de betogers probeert de eigen identiteit te verhullen met mondkapjes, zonnebrillen of geblokte keffiyeh-sjaals. Ook als enkelen van hen oog in oog staan met het universiteitsbestuur voor een onderhandeling.” Waarom? Omdat ze bang zijn voor hun baantjes, een strafblad willen voorkomen, op een terroristenlijst staan (of belanden), enz. Heldhaftige strijders voor de goede zaak. Zucht.

Daarnaast is er onderzoek gedaan naar antisemitisme in Nederland. “Het FRA-onderzoek ondersteunt ook dat sinds de oorlog in Gaza het aantal antisemitische incidenten in Europese landen inclusief Nederland, alleen maar verder is gestegen.” Beschouw dit rapport maar als een topje van de ijsberg.

Punt 2: Gejuich in Gaza toen Hamas met gegijzelden – bloedend, dood, verkracht – rondreed

Wat er op 7 oktober 2023 is gebeurd, werd vanaf 8 oktober gebruikt om “ja, maar Israel …” te roepen en het narratief te keren. Met honderdduizenden doden en onderdrukte vrouwen in Syrie, Yemen, Iran, Afghanistan of ontvoerde, verkochte en vermoorde Yezidi’s was nul komma niks aan compassie. Geen Asha die haar derrière op een station neervlijdde, geen columnisten die verontwaardigd waren, geen talkshowtafels die dag na dag sympathie toonden. 

“Palestinians In Gaza And The West Bank Celebrate On October 7, Hand Out Sweets, Fire Guns In The Air, Following Hamas’s Invasion And Massacre Of Israeli Civilians In The Gaza Envelope …” via MEMRI.

“Almost three in four Palestinians believe the Oct. 7 attack by Hamas on Israel was correct …” via Reuters.

“Levy was killed on October 7 and his body taken to Gaza. The video shows Levy’s body in the open trunk of a vehicle, and later lying on the ground while Gazans beat and kick it.” via Ha’aretz.

Punt 3: Omringende landen houden grenzen potdicht

Verwacht geen hulp uit Egypte om de Gazanen uit de nood te helpen. Ze houden niet alleen hun grenzen potdicht, ze bouwen zelfs een extra muur voor de zekerheid. Waarom? Een combinatie van internationale én binnenlandse politiek en veiligheid. De Egyptenaren zijn niet vergeten dat Hamas is ontstaan uit de Moslim Broederschap en ze hebben geen enkel verlangen dat gedachtengoed weer terug te importeren.

Daarnaast heeft Egypte volgens Egyptische media honderden veiligheidstroepen ingezet bij de grensovergang Rafah, en verzet het zich tegen de druk van Israël en de Verenigde Staten om Palestijnen te laten vluchten. Waarom? “As the Financial Times noted, “Cairo would not want to police an exiled community that could include militants who want to fight Israel from its territory.”

Punt 4: Hamas gebruikt burgers als menselijk schild

Niks nablaten van propaganda van mijn kant, wel een probleem dat al jaren speelt: “Hamas, an Islamist militant group and the de facto governing authority of the Gaza Strip, has been using human shields in conflicts with Israel since 2007.” Er is een enorm lijvig rapport over geschreven door NATO Stratcom, maar blijf me gerust beschuldigen van het verspreiden van onzin of gebrekkige kennis.

Punt 5: Hamas gebruikt ziekenhuizen als basis (en scholen, woonblokken, kampen)

Hamas geeft er de voorkeur aan om zich onder de grond te verstoppen – en dan bijvoorbeeld onder ziekenhuizen, scholen, de moskee op de hoek, enzovoorts. Het grote voordeel voor deze vorm van heldhaftig verzet? De publieke opinie staat op de achterste (sociale media) pootjes en geen haan die nog kraait naar wat je onder de grond uitspookt. “Hamas knows that in this case, it is likely that it may win the propaganda war because most reports will state that the IDF struck a “school” rather than a Hamas site.”

De VN weet inmiddels als geen ander hoe het is om Hamas onder je te hebben op bepaalde locaties: “As the war continues into a less intense phase, it is worth looking back at the extent of Hamas’s illegal use of UN facilities, including schools, because its actions in this regard appear to be systematic and on a large scale.”

De NYT heeft uitgeplozen hoe het zat met de tunnels onder het Al-Shifa ziekenhuis. “But evidence examined by The New York Times suggests Hamas used the hospital for cover, stored weapons inside it and maintained a hardened tunnel beneath the complex that was supplied with water, power and air-conditioning.”

Over de gegijzelden die nu nog worden vastgehouden geen woord. Die hebben blijkbaar verdiend wat ze krijgen of er zelf om gevraagd. Wat er zich onder de grond afspeelt is gruwelijk en op basis van vrijgekomen gegijzelden deze week in de vorm van een rapport naar de VN verzonden. Ha’aretz heeft er een artikel over geschreven; alleen lezen met een sterke maag.

Punt 6: Hamas heeft miljaren aan hulpgelden gestoken in tunnels en wapens

Die tunnels zijn niet in een nachtje gegraven. De wapens niet in een fabriekje in elkaar geknutseld. Daar zit een enorme logistieke operatie achter met een grote zak met geld om het mee te betalen. Dat geld en de hulp is ergens vandaan gekomen, en niet uit een boompje in de tuin van Sinwar gevallen toen hij eraan schudde. Dus, waar komen de centjes vandaan, die óók uitgegeven hadden kunnen worden aan de bevolking, gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur, internationale betrekkingen, handel in Gaza?

Toch wel handig, die tunnels: “Palestinian militant group Hamas uses a global financing network to funnel support from charities and friendly nations, passing cash through Gaza tunnels or using cryptocurrencies to bypass international sanctions, according to experts and officials.”

Israel waarschuwde al eerder, dat de vorm waarin de miljarden werden gegeven aan Hamas ze de mogelijkheid zou bieden om de militaire capaciteiten te verbeteren. Ze waren voor beperkingen op handel en verkeer en meer toezicht op de geldstroom. Critici waren er als de kippen bij om te roepen dat het een collectieve manier van straffen zou zijn, en het aan de Gazanen was om te bepalen wat er met het geld gebeurde. De grootste geldschieters? De EU en de USA.

En nu?

Zou het chique zijn als mensen niet gelijk beginnen te roepen dat je “pure Israëlische propaganda” gebruikt als verdediging, omdat ze zelf geen idee hebben of Gaza op een blinde kaart niet kunnen vinden. Ik heb vanaf dag één mijn afschuw uitgesproken over de gebeurtenissen op en na 7 oktober 2023, aan beide zijdes van de grens ~ en ben verder niemand verantwoording schuldig voor wat ik wel of niet vind.

Vind ik Hamas terroristisch tuig? Absoluut.

Vind ik Netanyahu een ongelooflijke smeerlap? Absoluut.

Vind ik de extreemrechtse, ultraorthodoxe kliek rondom Netanyahu verwerpelijk? Absoluut.

Heb ik nul komma niks waardering voor schreeuwende, anonieme pro-Palestina demonstranten die de boel slopen? Absoluut.

Vind ik figuren als Asha die zich hijgerig op de Palestijnse kwestie werpen walgelijk, vooral omdat ze hun podium nooit eerder hebben gebruikt om zich uit te spreken? Absoluut.

Maak ik me zorgen om antisemitisme? Absoluut.

Vind ik dat Israel bestaansrecht heeft? Absoluut.

Kan je niet leven met die punten? Jammer dan. Ga in discussie op basis van feiten, kom met bronnen, onderbouw je mening – graag zelfs, allemaal. Maar dat eeuwige belerende vingertje, van zelfbenoemde deugers? Dat mag ergens in waar de zon niet schijnt.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

black and red frame eyeglasses
Midden-Oosten

Israël, apartheid en de media

“I swore never to be silent whenever and wherever human beings endure suffering and humiliation. We must take sides. Neutrality helps the oppressor, never the victim. Silence encourages the tormentor, never the tormented.” 

Wie zwijgt, kiest de kant van de onderdrukker, zei Elie Wiesel. Toch blijft het opvallend stil in Nederlandse en Europese media over iets wat internationale mensenrechtenorganisaties steeds stelliger benoemen: de Israëlische apartheid.

In april 2021 publiceerde Human Rights Watch (HRW) een uitgebreid rapport waarin Israël wordt aangeduid als een apartheidsstaat – en waarin wordt gesteld dat deze term ook als zodanig gebruikt moet worden. Enkele maanden eerder had de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem al een vergelijkbare conclusie getrokken in een eigen publicatie. Opvallend genoeg kregen deze twee rapporten, beide afkomstig van internationaal gerespecteerde organisaties, nauwelijks aandacht in de Nederlandse media. Ook het later verschenen verslag van Amnesty International, dat dezelfde lijn volgt, werd grotendeels genegeerd door serieuze journalistieke platforms. In plaats daarvan werd het onderwerp gekaapt op sociale media, waar internettrollen alle kritiek op de staat Israël afdoen als antisemitisme.

De drie rapporten, alle binnen een jaar van elkaar verschenen en uitgesproken kritisch over de behandeling van de Palestijnse bevolking en structurele mensenrechtenschendingen, roepen fundamentele vragen op. Wat vooral opvalt, is dat de opvattingen over de relatie tussen Israël en apartheid de afgelopen jaren duidelijk aan het verschuiven zijn. Die verandering is zichtbaar binnen de wetenschap, bij mensenrechtenorganisaties, en in opinieblogs en internationale media. Alleen de Noordwest-Europese pers lijkt achter te blijven – met nauwelijks diepgravende publicaties of hoofdredactionele beschouwingen over dit onderwerp.

HA’ARTEZ EN APARTHEID
Voor dit artikel onderzocht ik hoe de Israëlische media over apartheid schrijven – een analyse die ik eerder in uitgebreidere vorm maakte voor een academisch paper. De focus ligt op het dagblad Ha’aretz, dat bekendstaat als een onafhankelijke kwaliteitskrant: liberaal van toon, maar niet uitgesproken links of rechts. De krant bericht over zowel binnenlandse als internationale kwesties en is zich nadrukkelijk bewust van haar invloed op de publieke opinie. Een zoekopdracht op het woord ‘apartheid’ in Ha’aretz via Factiva, over de periode januari 2017 tot januari 2022, levert 915 artikelen op. De manier waarop deze term wordt gebruikt, zegt veel over de positie die de krant inneemt in het debat.

Frequentie is het eenvoudigst in kaart te brengen: hoeveel artikelen verschenen er in de loop der jaren en hoe vaak komt het woord ‘apartheid’ in elk artikel voor? Prominentie draait om de plaats van het woord in de tekst: verschijnt het in de kop, is het onderwerp van het volledige artikel, of slechts een terloopse verwijzing in een citaat? Tot slot is er de toon: schrijft de journalist op afstand of van dichtbij? Bij afstandelijk gebruik wordt het woord vaak tussen aanhalingstekens geplaatst; een subtiel signaal dat de term als omstreden of niet-legitiem wordt gepresenteerd.

Wat opvalt, is dat de toon in de recente artikelen van Ha’aretz een breuk lijkt te vormen met eerdere jaren. Waar de krant voorheen overwegend loyaal was aan het officiële narratief van de staat Israël, sluit de berichtgeving nu vaker aan bij de langzaam verschuivende publieke opinie. De term ‘apartheid’ duikt vaker op, maar het zal vermoedelijk nog geruime tijd duren voordat die volledig wordt geaccepteerd in het brede publieke debat.

GELOOFWAARDIGHEID ARTIKELEN HA’ARETZ
De term ‘apartheid’ blijft politiek beladen. In het publieke en diplomatieke discours wordt nog steeds de voorkeur gegeven aan eufemismen zoals ‘tijdelijke bezetting’ – al roept die kwalificatie na ruim vijftig jaar vooral vragen op over wat er nog als tijdelijk kan gelden. De Israëlische geograaf en politicoloog Oren Yiftachel stelde in mei 2021 dat apartheid vele verschijningsvormen kent, en niet noodzakelijkerwijs een kopie hoeft te zijn van het Zuid-Afrikaanse model. De belangrijkste vraag blijft dan ook: hoe nu verder, in een conflict dat al decennia muurvast zit?

Zelfs de grootste optimist gelooft nauwelijks nog in een levensvatbare tweestatenoplossing. Toch wint een alternatief model langzaam aan terrein: A Land for All, een gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse beweging die pleit voor gedeelde soevereiniteit, gelijke rechten, vrijheid van beweging voor alle inwoners en een gezamenlijk bestuurd Jeruzalem. Een van de initiatiefnemers is de Israëlische journalist Meron Rapoport, die zich al jaren inzet voor een nieuw denkmodel voorbij de klassieke tweedeling.

Al in 2007 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift International Security een artikel over de betrouwbaarheid van opiniestukken en analyses in onder andere Ha’aretz, met betrekking tot apartheid, mensenrechten en het Arabisch-Israëlische conflict. De auteurs concludeerden dat de inhoud van deze publicaties zelden ter discussie staat, omdat ze feitelijk accuraat en goed onderbouwd zijn. Mede daarom kon Human Rights Watch zich in zijn rapporten op Ha’aretzbaseren zonder in te boeten aan geloofwaardigheid.

AFWIJZING DOOR IDENTIFICATIE
De afwijzing van de term ‘apartheid’ door veel Israëli’s hangt samen met de dominante overtuiging dat de staat Israël zich louter verdedigt tegen terrorisme. De meerderheid van de bevolking lijkt weinig moeite te hebben met het voortbestaan van illegale nederzettingen en accepteert de realiteit van miljoenen Palestijnen die als tweederangsburgers leven. Daarmee staat Israël als natie voor een fundamentele keuze – vergelijkbaar met die van Zuid-Afrika destijds: kiest het voor democratie en afstand van een systeem van ongelijkheid, of blijft het vasthouden aan de status quo, waarin structurele ongelijkheid wordt genormaliseerd?

Dat het gebruik van het woord ‘apartheid’ gevoelig ligt in Israël en het publieke debat polariseert, moge duidelijk zijn. Veel Israëlische wetenschappers en journalisten vermijden de term bewust, uit vrees dat die bijdraagt aan een negatief imago – niet alleen van de staat, maar ook van de bredere Joodse identiteit. Daartegenover staat de benadering van Ha’aretz, waar de term in recente artikelen steeds vaker zonder aanhalingstekens wordt gebruikt, zowel in koppen als in de tekst zelf. Dat wijst op een langzame, maar betekenisvolle verschuiving in het discours.

OPINIE EN TERMINOLOGIE
In oktober 2021 schreef voormalig plaatsvervangend procureur-generaal Yehudit Karp een opiniestuk over de terughoudendheid rond het gebruik van het woord ‘apartheid’. Volgens haar raakt de gemiddelde Israëlische lezer al snel vervuld van afschuw en haakt af zodra het begrip in verband wordt gebracht met Israël. Apartheid, zo stelt ze, is iets wat plaatsvond in Zuid-Afrika tussen 1948 en 1990, waartegen men demonstreerde — niet iets wat met Israël geassocieerd zou mogen worden. Wie dat wel doet, wordt in haar ogen vaak gezien als een radicaallinkse Israël-basher, gedreven door antisemitisme of een diepgewortelde afwijzing van eigen land en volk.

Uit onderzoek naar het gebruik van de term ‘apartheid’ blijkt dat Ha’aretz al geruime tijd aandacht besteedt aan de humanitaire gevolgen van bezetting en nederzettingen — lang voordat Europese en Amerikaanse media dit onderwerp structureel oppakten. Inmiddels, anno 2022, gebruiken steeds meer Joodse en Israëlische critici de term openlijk in hun publicaties, variërend van journalisten en academici tot bloggers.

EEN NIEUWE TOON
De afgelopen weken verschenen in Ha’aretz steeds kritischere stukken – niet alleen over apartheid, maar ook over corruptie binnen de Israëlische regering. Over gevoelens van schaamte na 32 jaar dienst bij de Israeli Defence Forces, en over de zinloosheid van het doden van 65 kinderen bij de meest recente vergeldingsaanval op Gaza – een gebeurtenis die nauwelijks nog het nieuws haalde. Over hoe Israël de radicale islam inzet als rechtvaardiging voor langdurige bezetting. Over de immorele quasi-neutraliteit van de Israëlische regering, die weigert Rusland te veroordelen terwijl tegelijkertijd de Holocaust wordt herdacht – en er volgens Ha’aretz sprake is van een nieuwe genocide op Europees grondgebied. En over de invloed van het geld van Russische oligarchen op de Joodse samenleving, en de veilige haven die zij in Israël lijken te vinden.

Ook schrijft Ha’aretz steeds vaker over de manier waarop de basisrechten van Palestijnen worden geschonden: huizen die worden gesloopt, bewegingsvrijheid die wordt beperkt, en een dagelijkse realiteit van ongelijkheid. Het woord ‘apartheid’ mag dan niet altijd expliciet vallen, de gevolgen ervan zijn duidelijk zichtbaar. Daarnaast waarschuwt de krant voor de rol van geruchten en achterklap, die via sociale media gemakkelijk uitgroeien tot nepnieuws en tot gewelddadige escalaties kunnen leiden. De Tempelberg is al gevoelig genoeg zonder dat er verhalen circuleren over plannen om het gebied exclusief toegankelijk te maken voor Joden.

En over hoe Israël een apartheidsstaat is – en ook zo genoemd zou moeten worden, zoals blijkt uit het HRW-rapport en de inspanningen van de mensenrechtenorganisatie B’Tselem, die als eerste het “A-woord” gebruikte om de levensomstandigheden van de Palestijnen te duiden. En over hoe het besef langzaam groeit, ook in Tel Aviv, dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de wereld die kwalificatie overneemt – met alle gevolgen van dien.

WOORDEN DOEN ERTOE
Woorden doen ertoe – en kranten kiezen ze met zorg. Het draait daarbij niet alleen om feitelijke informatievoorziening, maar ook om invloed op het bredere publieke debat. Taal bepaalt mede het discours en kan standpunten vormen of verschuiven binnen de publieke opinie. Een artikel is pas echt geslaagd wanneer het mensen aan het praten krijgt: bij de koffieautomaat, op sociale media, of aan de keukentafel. Beeld speelt daarbij een belangrijke rol. Niet voor niets illustreren kranten hun verhalen vaak met foto’s; een afbeelding, zo luidt het gezegde, zegt immers meer dan duizend woorden.

Door de razendsnelle opkomst van internet en technologische innovaties heeft nieuws een transnationaal karakter gekregen. Met de Engelstalige editie van Ha’aretz, die sinds 1997 bestaat, positioneert het Israëlische dagblad zich nadrukkelijk binnen die internationale informatieruimte. Sociale media fungeren daarbij als brug tussen diaspora’s, verhalen en geschiedenissen, met een bereik van slechts één muisklik. Een eenduidige benadering van de term ‘apartheid’ in de media is er niet – en zal er waarschijnlijk ook niet komen. Maar het is duidelijk dat Ha’aretz het onderwerp de afgelopen vijf jaar niet heeft geschuwd. Integendeel: de krant benoemt het fenomeen herhaaldelijk en expliciet, en speelt daarmee een opvallende rol in het Israëlische én internationale discours.

Volgens John Dugard is de belangrijkste reden waarom Europese media het woord ‘apartheid’ niet (durven) gebruiken in relatie tot Israël, de angst om van antisemitisme te worden beschuldigd. Ha’aretz noemt diezelfde reden expliciet. Op sociale media wordt kritiek op Israël vaak direct als antisemitisch weggezet – vaak door gebruikers die het land niet eens op een kaart kunnen aanwijzen, maar wel luid menen te weten waar de grens ligt tussen haat en kritiek. Zolang het verschil tussen antisemitisme en antizionisme voor velen niet duidelijk is, blijft het moeilijk om fundamentele kritiek op het Israëlische beleid bespreekbaar te maken.

Want zoals Elie Wiesel al zei: neutraliteit helpt de onderdrukker, nooit het slachtoffer. En zolang het woord ‘apartheid’ uit angst wordt gemeden, blijft het onrecht stilletjes voortbestaan.

Dit artikel is op 3 juni 2022 ook gepubliceerd op Het Grote Midden Oosten Platform.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷