Media

De Pulitzer voor propaganda

Hoe de media zelf hun morele failliet vieren

Er is een grens. Een grens aan wat je met droge ogen kunt verdedigen, prijzen, normaliseren. De Pulitzerprijs is daar deze week met gestrekt been overheen gegaan.

Mosab Abu Toha – dichter, essayist en sinds 6 mei 2025 Pulitzerwinnaar – heeft erkenning gekregen voor zijn “persoonlijke reflecties op het leven in Gaza na 7 oktober“. Maar die reflecties zijn niet onschuldig. Abu Toha heeft zich in de maanden na de aanvallen van Hamas meermaals uitgelaten over Israëlische gijzelaars. Niet in medemenselijkheid, maar met ontkenning, twijfel zwaaien en subtiele demonisering.

Over Emily Damari, die 500 dagen werd gegijzeld door Hamas en onder meer vingers verloor tijdens haar gevangenschap, schreef hij: “How on earth is this girl called a hostage?” Over een andere gegijzelde, Agam Berger, zei hij dat zij een “killer” was. En de moord op de Bibas-familie? Daar stelde hij publiekelijk vraagtekens bij. Geen nuance, geen reflectie, maar framing die pijnlijke parallellen oproept met klassieke vormen van ontkenning en victim-blaming.

En dat is dus wat het Pulitzercomité prijst. Hoewel de prijs formeel is toegekend voor zijn essays, waren deze publieke uitspraken al maanden bekend en werden niet als bezwaar gezien. Sterker nog, juist dít soort ‘kritisch geluid’ lijkt vandaag de dag deel te zijn geworden van wat journalistiek lof oogst.

Menselijkheid blijkt, in deze logica, een selectief toegekend recht. Erkenning is gereserveerd voor het juiste lijden. Wie buiten dat kader valt, mag worden gerelativeerd, geherinterpreteerd, of genegeerd.

Dit is geen literaire vergissing.

En laten we niet vergeten waar het hier over gaat: mensen als Emily Damari, Agam Berger en de Bibas-familie zijn geen beleidsmakers, geen politici, geen militairen. Zij zijn burgers. Kinderen. Gijzelaars. Ze zijn onschuldig, slachtoffer van Hamas en op geen enkele manier verantwoordelijk voor de acties van Netanyahu of zijn regering. 

Abu Toha is geen verslaggever die een fout maakte. Hij is een dichter die slachtoffers in twijfel trekt en dat bewust publiek doet. Toch werd hij niet gecorrigeerd. Niet ter verantwoording geroepen. Hij werd geëerd. Met de hoogste journalistieke prijs die er is.

Wie dat toejuicht, moet zich afvragen wat het volgende is. Een prijs voor wie de massamoord op de Yezidi’s relativeert, zolang het mooi is opgeschreven? Een eervolle vermelding voor iemand die vrouwenhaat verpakt in poëtische beeldspraak?

De Pulitzerprijs had ooit een reputatie. Een gewicht. Een moreel kompas.

Op 6 mei 2025 werd dat ingewisseld voor een staande ovatie voor iemand die medeplichtig is aan het herschrijven van de werkelijkheid. Niet door wat hij verzweeg, maar door wat hij zei.

En het zijn de media zelf die hem daarvoor belonen.

Dat die beloning afkomstig is van de Pulitzer Prize Board, ondergebracht bij Columbia University, is veelzeggend. Columbia University is de thuisbasis van de Pulitzerprijs. Juist daar is het debat over antisemitisme en selectieve solidariteit feller dan ooit: Joodse studenten spanden rechtszaken aan wegens intimidatie, terwijl pro-Palestijnse acties breed werden gesteund. In dat licht is de keuze voor Abu Toha geen incident, maar een symptoom. Van een moreel academisch klimaat waarin framing zwaarder weegt dan feiten en de juiste retoriek belangrijker is dan universele menselijkheid.

De prijs ging naar een dichter.
Maar de echte poëzie zat in de afwijzing van elke vorm van verantwoordelijkheid.

Het enige wat nog ontbreekt, is een Pulitzer voor wie de waarheid weet te verdraaien tot iets dat net menselijk genoeg klinkt om een prijs op te leveren.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

four green yarns on chopping board
Sociale media

Breijuffrouw uit Urk

Over hoe vrouwen met een mening nog steeds op hun plek worden gezet – door mannen, vanzelfsprekend.

Toen ik mijn stuk schreef in de Volkskrant over de academische boycot van Israëlische universiteiten, wist ik dat het reacties zou oproepen. Dat hoort erbij. Maar wat ik níet verwachtte, was de aard van die reacties. De toon. De minachting. En vooral: het patroon.

Niet de inhoud van mijn argumenten stond centraal, maar mijn hoofd. Mijn bril. Mijn naam. Mijn vermeende motieven. “Mevrouwtje schrijft drie pro-Israëlische stukken in twee weken, zonder track record. Betaalde promotie?” Of: “Jij hebt het hoofd van een breijuffrouw uit Urk, niet van een Midden-Oostenexpert.”

Opmerkingen over mijn gezicht, mijn toon, mijn recht van spreken. Geen vragen over feiten. Geen alternatieve analyses. Wel heel veel mannen die me de maat nemen. Soms quasi-intellectueel vermomd, soms regelrecht ordinair.

Een van hen heeft zelfs een heel blog aan mij gewijd – niet voorzien van inhoud of een steekhoudende onderbouwing, maar dat terzijde. Hij zette mijn betoog weg alsof ik een eerstejaars was met een onvoldoende voor logica. Hij stelde me moreel verantwoordelijk voor alles wat er in Gaza gebeurt, vergeleek mijn redenering met die van koloniale slavenhouders en eindigde met een baby die onder een sumoworstelaar ligt. Koekoek.

En dat is dus precies het probleem. Vrouwen die publiek stelling nemen krijgen zelden inhoudelijke tegenwind. Ze krijgen correctie. En die correctie komt opvallend vaak van mannen die vinden dat ze het beter weten. Niet alleen over het onderwerp, maar over hoe jij je had moeten uitdrukken. Had moeten positioneren. Had moeten voelen.

Wat begon als losse baggerreacties is uitgegroeid tot een structureel fenomeen: de backlash tegen vrouwen in het publieke debat is inmiddels pijnlijk zichtbaar. De toon is kleinerend, de boodschap is corrigerend en het doel is helder: weet je plek.

Het is een subtiele vorm van disciplinering. Geen gesprek, maar een corrigerende tik. Geen uitwisseling, maar een poging je positie onderuit te halen. En het werkt. Want voor je het weet ga je je verdedigen. Uitleggen dat je echt wel tegen Netanyahu bent. Dat je geen lid bent van CIDI. Dat je óók kritisch bent op China, of Iran, of Saudi-Arabië. Terwijl dat allemaal afleidt van waar het over ging: het effect van een academische boycot.

Een kleine greep uit de reacties:

“Volgens mij heb jij zo’n hoofd waar ik niet mee in discussie ga.”

“Domicela Heijmeriks hanteert een maffiamentaliteit.”

“Volgens mevrouw Heijmeriks heeft Israël meerdere keren een geneesmiddel tegen kanker uitgevonden. Of loog u?”

“Streetart lover? Midden-Oostenexpert? Laat me niet lachen.”

“Je heb er geen verstand van,”

“😂 Mijn God wat zijn mensen toch onnozel.”

“Wat een kolderiek epistel.”

“Ik ken domelica (wat een naam) niet maar …”

“Gristenwaanzinnige voor ApartheidIsrael.”

“Haar ingezonden stukken horen thuis in Barneveld Vandaag.”

“Volgens LinkedIn geeft ze workshops over nepnieuws. 🥴”

En dit is nog maar een selectie, ik heb tientallen screenshots. Veel van deze helden opereren trouwens anoniem, zoals degene die op X achter een keffiyah verscholen mijn LinkedIn afstruinde, om vervolgens met een spottende emoji mijn bio te citeren. Held op sokken, maar dan digitaal. 

Anderen dalen juist neer uit hun ivoren toren om je als expert de maat te nemen: “Als arts ben ik totaal niet onder de indruk van de claims die hier worden gemaakt …” De vanzelfsprekendheid waarmee ze zichzelf tot moreel ijkpunt benoemen is bijna aandoenlijk. Maar iets inhoudelijks toevoegen, een discussie voeren of zélf met feiten op de proppen komen? Dat is te veel gevraagd.

Ik schreef over de prijs van activisme. Maar wat ik eigenlijk beschreef, was de prijs van een mening; als je een vrouw bent. Geen debat of weerwoord, maar zijdelingse tikken, verdachtmakingen en morele afstraffing.

En je hoofd? Dat blijkt dan ineens óók onderwerp van discussie – samen met je toon, je naam, je intenties, je achtergrond en vooral je recht om überhaupt iets te zeggen. Alles wordt tegen je gebruikt, behalve je argumenten. Als vrouw met een mening ben je geen deelnemer aan het debat, je bént het doelwit.

Welkom in het Nederland van 2025. Waar we anderen de maat nemen over vrouwenrechten in Iran of Afghanistan, maar zwijgen als vrouwen hier worden neergesabeld zodra ze hun mond opendoen – denk aan Halsema, Kaag of Koopmans, vrouwen die structureel worden neergezet als onbetrouwbaar, gevaarlijk of simpelweg ‘te aanwezig’. Waar een populist als Wilders applaus krijgt voor het slopen van grenzen, terwijl een vrouw met een afwijkende mening wordt bespot, verdacht gemaakt of monddood gewenst.

Vrijheid van meningsuiting? Alleen als je zegt wat men wil horen. En vooral níét als je dat als vrouw doet.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

De as van het kwaad

Een premier onder corruptieverdenking, een religieuze nationalist die nederzettingen heilig verklaart, en een ex-Kahanist met een badge en een pistool. Benjamin Netanyahu, Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir: drie mannen met drie agenda’s, bijeengehouden door macht, belangen en ideologie. Samen vormen zij het hart van de meest radicale regering in Israëls geschiedenis.

Netanyahu, ooit de pragmatische strateeg, probeert zich via juridische hervormingen te onttrekken aan zijn lopende corruptieproces. Smotrich wil van Israël een halachische staat maken; een staat waarin de joodse religieuze wet (de Halacha) leidend is voor wetgeving, rechtspraak en bestuur – zonder Palestijnse soevereiniteit. En Ben-Gvir, een voormalig aanhanger van terreurbeweging Kach, stuurt als minister van Nationale Veiligheid gewapende burgerpatrouilles aan en legitimeert geweld van kolonisten.

Wat hen bindt is niet ideologie, maar wederzijdse afhankelijkheid. Netanyahu heeft hun steun nodig om aan de macht te blijven. Zij gebruiken zijn zwakte om hun eigen agenda door te drukken. De één wil zijn proces stoppen, de ander zijn religieus-nationalistische droomstaat bouwen, de derde zijn strijd tegen Arabieren en tegen ‘linksen’ legaliseren.

Het gevolg? Een rechtelijke macht die onder vuur ligt. Een parlement dat rechters wil muilkorven. Ministers die veiligheid inzetten als alibi voor repressie. En een premier die, volgens Haaretz, zelfs probeert zijn procureur-generaal en de Shin Bet-chef te vervangen door loyalisten – terwijl hij zelf onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek én van een explosief corruptieschandaal rond Qatarese betalingen. “De ondermijning van de democratische poortwachters is geen ongeluk”, schreef de krant. “Het is het plan.”

De aanval op de instituties is geen geïsoleerd incident, maar een patroon. In maart 2025 stemde het kabinet voor het ontslag van Shin Bet-chef Ronen Bar, die weigerde zijn functie op te geven zolang zijn opvolging niet transparant werd geregeld. Bar had gewaarschuwd dat Netanyahu het agentschap wilde inzetten voor politieke doeleinden. Tegelijkertijd begon de regering de procedure om procureur-generaal Gali Baharav-Miara te ontslaan – een stap die in Israël niet zomaar mogelijk is, en die veel juridische en politieke weerstand opriep. Beide pogingen raakten het fundament van de scheiding der machten. In reactie op deze dreiging waarschuwden oud-ministers en rechters voor een constitutionele crisis. “De ondervraagde mag de ondervrager niet ontslaan”, stond op protestborden in Tel Aviv.

De retoriek van de machthebbers liegt er ondertussen niet om. Smotrich verklaarde in 2021 in de Knesset tegen Arabische parlementariërs: “Jullie zijn hier per vergissing – omdat Ben-Gurion het werk in 1948 niet heeft afgemaakt.” Over het Palestijnse dorp Huwara, dat na een door Israëlische media als ‘pogrom’ bestempelde kolonistenaanval deels in brand stond, zei hij: “Het moet van de kaart geveegd worden.” Ben-Gvir stelde op zijn beurt: “Mijn recht om me te verplaatsen is belangrijker dan dat van een Arabier.” Zulke uitspraken zouden elders politieke carrières breken. In Israël zijn ze regeringsbeleid geworden.

De spanningen zijn voelbaar in het hele land. Iedere week protesteren tienduizenden Israëli’s. In Tel Aviv, Haifa, Jeruzalem – met vlaggen, leuzen en spandoeken. Reservisten weigeren nog op te komen. Artsen, rechters en ondernemers slaan alarm. En zelfs binnen de regering klinkt verdeeldheid, nu de woede groeit over de vrijstelling van ultraorthodoxe studenten van militaire dienst tijdens een allesverzengende oorlog. “Ze zijn op het hoogtepunt van hun macht,” zegt journalist Yair Ettinger, “maar dragen geen enkele last.”

De achterliggende onvrede is structureel. In Israël geldt een algemene dienstplicht voor joodse burgers, maar ultraorthodoxe yeshiva studenten werden jarenlang vrijgesteld. In juni 2024 oordeelde het Hooggerechtshof dat deze vrijstelling zonder wettelijke basis onwettig is. De regering werd gedwongen op te treden en begon in de tweede helft van 2024 met het versturen van duizenden oproepingsbevelen aan Haredi-jongeren. De respons bleef minimaal: minder dan tien procent meldde zich.

Binnen de Haredi-gemeenschap leidde dit tot felle protesten, waaronder het bestormen van een militaire basis. Ondertussen waarschuwde het ministerie van Financiën dat het in stand houden van deze uitzondering ook economische risico’s met zich meebrengt: lagere arbeidsparticipatie, een toenemende afhankelijkheid van overheidssubsidies en een hogere belastingdruk voor de rest van de bevolking. De spanningen raken niet alleen de sociale cohesie, maar ook de seculiere achterban van Netanyahu, die zich verraden voelt.

Ja, deze regering is democratisch verkozen. Maar democratie is meer dan verkiezingen. Ook verkozen leiders kunnen instellingen afbreken en rechten ondermijnen. Juist als ze het systeem van binnenuit beheersen. De geschiedenis leert: wie macht concentreert en tegenmacht uitschakelt, opent de deur naar autocratie. Het zijn geen grote woorden. Het gebeurt in realtime.

Ook in de Israëlische media klinken luide tegengeluiden. Van Haaretz tot +972 Magazine, van opiniestukken in The Times of Israel tot scherpe columns van oud-generaals en juristen: het publieke debat is fel. Veel Israëli’s trekken elke week de straat op, anderen grijpen naar de pen of de camera. Wat deze stemmen delen, is een groeiende bezorgdheid over de richting van hun land en een vastberadenheid om die te keren. Die kritische geluiden verzamel ik in een openbaar draadje op Bluesky, als tegenwicht voor het beeld dat Israël als geheel dit beleid steunt.

Israël staat op een kruispunt. Dit is geen verre realiteit. Dit is nu. En het gevaar is niet alleen wat deze leiders doen, maar ook wat de rest van de wereld blijft toelaten, uit gemak, cynisme of geopolitieke berekening.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Sociale media

“Jodenherdenking”

Hoe Dodenherdenking langzaam wordt ondergraven door activisme en antisemitisme in vermomming.

In de aanloop naar 4 mei lijkt het elk jaar dezelfde kant op te gaan: discussies over wie we herdenken, gevolgd door verdraaiingen, ongenuanceerde uitspraken en, steeds vaker, antisemitische uitingen. Wat ooit begon als een nationale dag van bezinning, verandert langzaam in een moment waarop maatschappelijke spanningen en politieke frustraties samenkomen. Kritiek op Israëlisch beleid is meer dan terecht – Netanyahu is een boef – maar wat we rondom 4 mei zien, gaat soms verder dan dat: antisemitisme dat zich verschuilt onder de vlag van activisme.

Van Dodenherdenking naar ‘Jodenherdenking’

De discussie over wie we herdenken is niet nieuw, maar de toon is de afgelopen jaren verhard. Waar dit soort uitingen vroeger vooral uit extreme hoek kwam, heeft de periode na corona gezorgd voor een versnelling. De pandemie bracht complotdenken, anti-overheidsretoriek en een vermenging van activisme, cynisme en eeuwenoude antisemitische denkbeelden. Sociale media fungeerden als katalysator.

Wat begon als losse opmerkingen zoals ‘Laten we het dan voortaan maar #Jodenherdenking noemen’ klinkt inmiddels bijna normaal. Alsof het herdenken van de miljoenen slachtoffers van de Holocaust, waaronder zes miljoen Joden, eenzijdig of overdreven zou zijn. Er worden andere conflicten bijgehaald, alsof de erkenning van het ene leed het andere uitsluit. Die framing doet niet alleen af aan de betekenis van herdenken, maar maakt de weg vrij voor het wegzetten van een hele bevolkingsgroep.

Hoe sociale media antisemitisme normaliseren

Deze retoriek is niet uit het niets ontstaan. Waar voorheen vooral extremen zich eraan waagden, hebben pandemie, online activisme en groeiend anti-institutioneel denken gezorgd voor een klimaat waarin antisemitisme gemakkelijker wordt verspreid. Wat begint als cynische opmerkingen of retorische vragen, verandert op sociale media razendsnel in het normaliseren van vooroordelen. 

Zomaar een paar voorbeelden uit de afgelopen weken op sociale media:

“Zoals gezegd: gun de Joden een toekomst. Maar kijken wat ze er in de woestijn van Egypte van bakken. Popcorn er bij en gaan!”

“We herdenken zeker alleen Joden.”

“Noem het dan eerlijk de Nationale Jodenherdenking.”

“Dit nooit meer? Behalve voor Palestijnen blijkbaar.”

“Waarom zou ik twee minuten stil zijn voor mensen die nu zelf onderdrukken?”

“Zo is dat. De wereld is inderdaad groot genoeg. Die woestijn in Egypte kan ook prima alle Joden herbergen. Hek er omheen. Probleem opgelost.”

“Jankjoden, niet voor zwichten. Ze hebben onze hele WO2 herdenking al gekaapt.”

“Fuck die hele jodenherdenking.”

Dit soort uitspraken komen niet alleen van anonieme accounts, maar ook van bekende stemmen met een groot bereik. Ze verhullen antisemitisme als morele verontwaardiging of activistische kritiek. Maar het verschil tussen politieke analyse en het verspreiden van antisemitische denkbeelden zit in de nuance en die ontbreekt vaak.

De rol van publieke stemmen

Ook publieke figuren spelen hier een rol. Sommige journalisten en columnisten die zich afficheren als spiegel voor de samenleving, delen uitspraken die alle Joden verantwoordelijk lijken te houden voor het beleid van Israël. Anderen gebruiken Dodenherdenking om hun onvrede over het huidige conflict in Gaza te uiten, en stellen herdenken gelijk aan hypocrisie. Weer anderen noemen de herdenking een “ordinaire maskerade” en geven aan niet meer mee te doen.

Sommige vergelijkingen gaan zelfs zover dat Dodenherdenking wordt gebruikt om hedendaagse conflicten als Gaza te spiegelen aan het getto van Warschau. Maar wie elk historisch geweld gelijkstelt, wist niet alleen het specifieke karakter van genocide uit – die tast ook het morele kompas aan waarop herdenken is gestoeld – het vermogen om uniek historisch onrecht te erkennen zonder het te instrumentaliseren.

Natuurlijk is ruimte voor kritiek en discussie essentieel in een democratie. Natuurlijk mag en moet er gesproken worden over Gaza. Maar Dodenherdenking is geen beleidsdebat. Wie herdenken verwart met een podium voor actuele politieke strijd, miskent het doel ervan en zadelt slachtoffers van toen op met de schuld van het nu.

De sluipende verschuiving

Wat we zien, is geen incident, maar een verschuiving. Elk jaar schuift de grens iets verder op. Onder het mom van inclusiviteit of vrijheid van meningsuiting worden oude vooroordelen opnieuw geactiveerd. De term ‘Jodenherdenking’ klinkt voor sommigen als een geuzennaam, maar voor anderen als een pijnlijke echo van eeuwenoud wantrouwen.

Wie Dodenherdenking herleidt tot een politiek strijdpunt, of het gebruikt om Joden collectief verantwoordelijk te houden voor hedendaags beleid, draagt bij aan het vervagen van grenzen tussen legitieme kritiek en discriminatie.

Herdenken is geen politiek spel. Het is een moreel ijkpunt. Laten we dat bewaken, samen. Zodat ‘dit nooit meer’ niet verandert in ‘behalve als we boos zijn’.

Dit artikel is geschreven naar aanleiding van recente uitingen op sociale media en publieke platforms in de aanloop naar 4 mei.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Over worstelaars en baby’s

Mihai Martoiu Ticu reageerde op mijn opiniestuk met een moreel oordeel, maar zijn column over Israël, boycots en framing zegt uiteindelijk meer over zijn eigen stijl van redeneren dan over de mijne: weinig analyse, veel retoriek, en selectieve verontwaardiging in plaats van argumentatie.

Hoe het begon
Toen ik onlangs een opiniestuk schreef voor de Volkskrant over de academische boycot van Israëlische universiteiten, wist ik dat het reacties zou oproepen. Dat is prima. Wie schrijft over een beladen onderwerp, moet tegen kritiek kunnen. Maar sommige reacties vragen niet om discussie, ze vragen om dissectie.

Neem Mihai Martoiu Ticu, die zich graag positioneert als rationeel denker binnen zijn eigen online bubbel. Kort daarna verscheen van zijn hand een opiniestuk, getiteld Over boycots, baby’s en sumoworstelaars, waarin hij mijn betoog verdraait, ridiculiseert en als moreel failliet afschildert. Wat volgde was geen analyse, maar een les in framing, opgeleukt met baby’s, worstelaars en de morele verhevenheid van het grote eigen gelijk.

Voor wie het zich afvraagt, met “de sumoworstelaar” bedoelt hij Israël, en met “de baby” de Palestijnse burger. Zijn suggestie is dat ik, door niet te pleiten voor een boycot, moreel aan de kant van de onderdrukker sta. Het is een manipulatieve metafoor, bedoeld om elke nuance weg te zetten als medeplichtigheid.

“Dat heeft niets met mijn stuk over haar stuk te maken”
De manier waarop Mihai zijn aanval voorbereidde, verdient aparte aandacht. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, of hij mijn academische bijdrage over de representatie van apartheid in de media mocht inzien. Ik nam de tijd om beleefd te antwoorden, gaf context, verwees naar een blog, voegde een uitgebreide bibliografie toe.

Opmerkelijk genoeg beweert Mihai in een van zijn reacties online dat zijn verzoek om mijn academische werk in te zien “niets met zijn stuk over mijn stuk te maken” had. Dat is moeilijk te rijmen met de inhoud en timing van zijn publicatie. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, om toegang tot een onderzoeksbijdrage, terwijl hij al werkte aan een opiniestuk – en naar eigen zeggen ook aan een boek – waarin hij mijn positie met morele verontwaardiging probeert te ontkrachten, zonder enige vermelding van mijn onderbouwing. Zijn blog en draad gaan bovendien expliciet over framing en representatie, precies de thema’s waar mijn onderzoeksbijdrage én opiniestuk over gingen. Dat verband ontkennen is geen onschuldige vergissing, maar een bewuste strategie.

“Mag ik uw onderzoek even inzien?”

In zijn draad op Bluesky noemt hij mijn betoog “rationeel leeg”, vergelijkt mijn redenering met slavernij-apologie en noemt elke vorm van context een “drogreden”. Wie zo’n publieke afrekening opbouwt achter een façade van nieuwsgierigheid, gebruikt de vorm van debat om het debat te vermijden.

“Het Internationaal Gerechtshof heeft Israël al veroordeeld”
In zijn stuk schrijft Mihai dat het Internationaal Gerechtshof Israël al heeft veroordeeld wegens systematische rassenscheiding en schending van het zelfbeschikkingsrecht. Hij suggereert daarmee dat de kwestie juridisch is afgehandeld. In werkelijkheid gaat het om een niet-bindend advies van het Internationaal Gerechtshof, uitgebracht op verzoek van de Algemene Vergadering van de VN. In dit advies van 19 juli 2024 concludeert het Hof dat Israëls aanwezigheid in de bezette gebieden illegaal is, maar het noemt Israël niet expliciet een apartheidsstaat.  Zulke onnauwkeurigheid is geen detailfout, het is een bewuste zet om het frame van Israël als dader institutioneel te verankeren, los van wat er juridisch is vastgesteld.

Bovendien doet hij alsof morele helderheid vereist dat je kiest: of je bent tegen Israël, of je bent medeplichtig. Elke poging tot nuance wordt zo verdacht gemaakt. De morele razernij volgt voorspelbaar: ‘Ziekenhuizen! Verbrande baby’s! Onschuldige burgers! En jij komt met nuance?”

Maar juist nuance is onmisbaar in complexe conflicten als deze — om verschil te kunnen maken tussen beleid en bevolking, tussen kritiek en demonisering. Mihai stapt daar bewust overheen. Hij negeert dat ik het Israëlische overheidsbeleid herhaaldelijk en publiekelijk heb bekritiseerd, niet het volk, niet alle Israëli’s, en zeker niet ‘de Joden’. Dat onderscheid doet ertoe. Wie dat weglaat, speelt een vuil spel. Dat is geen ethiek, dat is dogmatiek.

“Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden” 

De centrale metafoor in zijn column is handig voor effectbejag, maar rampzalig voor redenering. Hij zet Israël neer als een sumoworstelaar die een baby mishandelt, en wie dat beeld niet bevestigt, staat volgens hem aan de kant van de beul. “Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden,” schrijft hij. Complexiteit wordt zo vervangen door choreografie.

Wat overblijft, is een theatrale pose van morele superioriteit, waarachter elke vorm van realiteitszin verdwijnt. Verder noemt hij geen concreet feit, verwijst naar geen enkele bron en gaat nergens inhoudelijk in op mijn betoog. In plaats daarvan krijgt de lezer een stroom aan bombastische zinnen, morele poses en dramatische vergelijkingen voorgeschoteld, alsof volume en pathos inhoud kunnen vervangen.

“Wat je doet is whataboutism”
Mijn oorspronkelijke punt was eenvoudig: een academische boycot is niet neutraal, maar selectief en leidt zelden tot meer begrip of rechtvaardigheid. In plaats van daar inhoudelijk op in te gaan, verwijt Mihai mij “whataboutism”. Dat is een retorische techniek waarbij iemand zogenaamd kritiek ontwijkt door te wijzen op andere, vermeende misstanden. Alsof het benoemen van hypocrisie betekent dat je het oorspronkelijke probleem niet serieus neemt. En dat alles terwijl hij geen moment inhoudelijk ingaat op het onderwerp of komt met tegenargumenten.

In werkelijkheid was mijn punt niet dat de situatie van de Palestijnen onbelangrijk is, maar dat activisten (nee, niet alle activisten uiteraard)  consequent moeten zijn in hun verontwaardiging. Ironisch; wie mij beschuldigt van afleiding, bouwt zijn hele betoog op rookgordijnen. Wat eveneens opvalt is dat de meeste mensen reageren op dit soort onderwerpen vanuit hun onderbuikgevoel, zonder echt te begrijpen waar het over gaat. Links naar bronnen worden zelden aangeklikt, ze zijn decor, geen fundament.

Mihai gaat nog een stap verder: hij maakt er zijn eigen sprookje van, compleet met morele vertellingen en selectief geheugen. Wie niet zijn vijandbeeld bevestigt, is medeplichtig. Die logica laat geen ruimte voor denken, alleen voor volgzaamheid.

“Gad Saad noemt het parasitaire ideologieën – en hij heeft gelijk”
Wie Martoiu Ticu’s stuk leest, ziet zijn kruiperige bewondering voor Gad Saad als zogenaamd moreel baken. Dat is veelzeggend. Saad is een Canadees marketingprofessor, vooral bekend om zijn kruistocht tegen wat hij “parasitaire ideologieën” noemt: feminisme, antiracisme en sociale rechtvaardigheid. In zijn boek The Parasitic Mind (2020) en publieke optredens beschrijft hij deze stromingen als virussen die rationeel denken aantasten. Zoals een recensie in Merion West scherp opmerkt, begint Saad vanuit een redelijk uitgangspunt, maar vervalt hij al snel in vijandige generalisaties, simplificaties en persoonlijke aanvallen. Precies het soort retoriek dat inhoudelijk debat vervangt door strijd.

Zijn stijl is een mix van intellectuele pose en YouTube-retoriek, met grove generalisaties, seksistische ondertonen en een bijna obsessieve fixatie op ‘woke’ als maatschappelijk kwaad. Wie Gad Saad als intellectueel kompas ziet, kiest bewust voor biologische simplificatie: het idee dat gedrag en ongelijkheid vooral biologisch bepaald zijn. Alsof seksisme, kolonialisme of racisme simpelweg in onze natuur zitten. En voor het belachelijk maken van andersdenkenden, in plaats van het begrijpen van systemen.

Dat Martoiu Ticu zijn stuk besluit met een verwijzing naar deze ‘held van de rede’, zegt veel over zijn ideologische voorkeur — waarmee hij zijn stuk afsluit, niet met een bron, maar met een ideologisch idool. Een voorkeur die naadloos aansluit bij de kringen van Jordan Peterson en Joe Rogan, waar Saad regelmatig te gast is om zijn kruistocht tegen feminisme en ‘woke’ te herhalen — in interviews waarin ratio vooral pose is, geen methode.

Wie zijn morele inzichten haalt bij een man die de #MeToo-beweging een “vrouwenoffensief” noemt, moet niet verbaasd zijn als zijn eigen analyse rammelt.

“Het is klassiek maffia-denken: het levert iets op dus we doen het”
Een van de opmerkelijkste verdraaiingen in Mihai Martoiu Ticu’s reactie is zijn beschuldiging dat ik mij zou beroepen op economische voordelen van samenwerking met Israël, alsof ik zou betogen: “het levert wat op, dus doen we het”.

Die redenering komt niet uit mijn pen, maar uit zijn verbeelding. Mijn bezwaar tegen academische boycots was principieel en intellectueel: dat wetenschap gebaat is bij dialoog, en dat ideologische uitsluiting zelden tot meer rechtvaardigheid leidt. Het frame van geld-gewin en maffia-logica is een retorische truc, geen analyse.

Tot slot
Volgens Mihai Martoiu Ticu ontbreekt het mij aan moreel kompas. Maar ik kies ervoor om te denken, niet te marcheren in het morele keurslijf van eenduidige schuld en gemakkelijke antwoorden. Kritisch omgaan met framing, ook als het Israël betreft, is geen verraad. Het is juist nodig in een wereld waar woorden worden ingezet als wapens en waar nuance steeds vaker verdacht wordt gemaakt.

Wie zijn morele wereldbeeld laat afhangen van baby’s, sumoworstelaars en YouTube-professoren, komt zelden verder dan het schoolplein van het intellect – waar geschreeuw het denken vervangt.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Onschuldige duifjes?

Pro-Palestina activisten zijn geen onschuldige duifjes. Alle activisten, academici, media? Uiteraard niet. Dit gaat over een kleine groep – maar met grote impact op de beeldvorming.

Laat één ding meteen duidelijk zijn: kritiek op radicale activisten is géén goedkeuring van Netanyahu’s beleid, bombardementen op Gaza of het Palestijnse lijden. Wie zowel Hamas als de Israëlische regering verwerpt, begrijpt dat rechtvaardigheid niet bereikt wordt met hypocrisie, vernielzucht en morele leegte. Precies daarom verdient ook het westerse activisme een kritische blik.

Geen vreedzaam protest, maar radicalisering

Toen (sociale) media ontploften over een politiebezoek aan een “onschuldige activiste”, lag het frame klaar: de staat intimideert vreedzame demonstranten. Maar achter het slachtofferverhaal schuilt iets anders.

Elise H. noemde op 7 oktober 2024 de terreuraanslag van Hamas “gruwelijk vet”. Ze werd eerder aangehouden voor ordeverstoring, hintte online naar oefenbommen en is met regelmaat aanwezig bij demonstraties en bezettingen. Veroordeeld is ze nooit, maar een frisse indruk wekte haar reactie op allerminst. Toch blijven media haar presenteren als een dappere activist in een politiestaat.

Zelfs bestuurders zoals burgemeester Halsema sluiten aan bij dit empathische frame. Totdat de vernielingen na een protest zichtbaar worden, dan klinkt ineens verontwaardiging. Deze schizofrene beeldvorming presenteert activisten de ene dag als idealistische vrijheidsstrijders en de volgende dag als vernielzuchtige vandalen – zonder ooit de confrontatie aan te gaan met deze tegenstrijdigheid.

De vergeten slachtoffers: Joodse studenten in Nederland

Terwijl activisten gebouwen bekladden en bezetten, blijft de angst onder Joodse studenten en medewerkers onderbelicht. Het aantal antisemitische incidenten in Nederland is sinds 7 oktober explosief gestegen. Van online haat tot fysieke intimidatie op campussen.

Het beeld van Anne Frank werd beklad met ‘Free Gaza’, het Anne Frank Huis moest eraan geloven en ‘zionist’ is verworden tot scheldwoord. Israëlische vlaggen worden verwijderd ‘voor de veiligheid’. Maar wiens veiligheid eigenlijk? Waarom mag je in Nederland alles zijn, behalve zichtbaar Joods?

Wanneer krijgt deze intimidatie dezelfde media-aandacht als het huisbezoek aan een radicale activist?

Academici als megafonen van misleiding

Dat activisten zichzelf moreel verheffen is één ding. Maar academici die hun platform gebruiken om geweld te vergoelijken en terreurpropaganda te delen, is ronduit schokkend.

Harry Pettit (Radboud Universiteit) noemt de Nederlandse politie “fascistisch”, verheerlijkt vandalisme als ‘moedig verzet’ en verspreidt zonder commentaar verklaringen van Hamas. Christian Henderson (Universiteit Leiden) beschuldigt de politie van undercover geweld zonder enig bewijs en noemt elke bezetting een ‘anti-genocide actie’.

Ze misbruiken de academische vrijheid die hen beschermt, om datzelfde systeem te demoniseren. Dat is geen moed of kritisch denken; dat is intellectuele pose, vermomd als moreel gelijk.

Hoe media vandalisme verbloemen

Media kiezen bewust voor termen als “studenten” of “protestvoerders“, terwijl het vaak gaat om bezetters, vandalen en relschoppers die niet eens aan een universiteit verbonden zijn, maar vooral rellen om het rellen. Geweld wordt “botsing” genoemd, het gooien van stenen heet “symbolisch verzet”. Journalistieke afstand ontbreekt, waardoor een geromantiseerd beeld ontstaat van idealistische jongeren die ergens voor staan. De realiteit van intimidatie, geweld en politieke indoctrinatie verdwijnt naar de achtergrond.

Israëlische stemmen vóór vrede — maar genegeerd

In Israël zelf is de kritiek op Netanyahu, het leger en het geweld tegen Palestijnen structureel aanwezig. Kranten als Haaretz publiceren dagelijks scherpe opiniestukken. Bewegingen als Breaking the Silence, Peace Now en B’Tselem blijven oproepen tot co-existentie en mensenrechten. B’Tselem is al jaren kritisch op de Israëlische politiek van apartheid, lang voordat het in Nederland bespreekbaar was zonder voor antisemiet uitgemaakt te worden.

Maar deze stemmen krijgen nauwelijks aandacht in westerse media. Tijdens een onderzoek dat ik in 2021 uitvoerde naar het gebruik van de term ‘apartheid’ in combinatie met Israël, bleek dat Nederlandse kranten het onderwerp vrijwel negeerden, terwijl Israëlische media zoals Haaretz er honderden keren per jaar over publiceerden. Dit terwijl diezelfde journalisten een paar jaar geleden nog zwegen uit angst dat elke kritiek op Israël als antisemitisch zou worden bestempeld. Het kan verkeren: nu kiezen ze liever voor het simpele frame van onderdrukker versus slachtoffer, waarin activisten vrij spel hebben.

Framing, hypocrisie en het misbruik van mensenrechten

Waarom hoeven activisten en academici nooit expliciet afstand te nemen van Hamas, antisemitisme of terreur? Waarom geldt die morele disclaimer alleen voor opiniemakers die Israël bekritiseren?

Mensenrechten worden gebruikt als decor voor destructie. Vernieling heet ‘verzet’, agressie wordt ‘solidariteit’. Wie daar kritiek op heeft, wordt weggezet als deel van het probleem. In de wereld van dit activisme bestaat geen ruimte voor nuance: je bent vóór hen of tegen hen. Kritische vragen worden direct geframed als vijandig, zodat activisten zichzelf niet hoeven te verantwoorden voor hun eigen extremisme.

Deze perverse omkering van betekenis ondermijnt het idee dat mensenrechten universeel zijn. Wie ze alleen verdedigt als het politiek uitkomt, verliest alle geloofwaardigheid wanneer ze echt in het geding zijn.

Activisme zonder moreel kompas draagt niets bij aan vrede. Het voedt slechts de polarisatie waar het zogenaamd tegen strijdt.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Onderwijs

Klant is koning?

Waarom het onderwijs geen service is, docenten geen winkelpersoneel, en leerlingen niet altijd gelijk hebben

De klant is koning. En dus wordt de docent die zegt dat de maanlanding echt heeft plaatsgevonden vriendelijk doch dringend verzocht zijn toon aan te passen. Of hij geen andere bronnen kan gebruiken. Neutraal blijven, weet je wel. De ouder in kwestie is immers kritisch, en kritisch denken moet je aanmoedigen. Zeker als die ouder op sociale media 12.000 volgers heeft, een Facebookgroep runt over “onderwijsvrijheid” en dreigt met de media. Of met een advocaat. Of met het weghalen van het kind.

Welkom in het onderwijs anno nu, waar het gezag in het klaslokaal niet langer bij de docent ligt, maar bij de meest veeleisende ouder. Waar schoolleiders liever bakzeil halen dan reputatieschade riskeren. En waar leerlingen steeds vaker worden behandeld als klanten. Tevreden klanten, zo hoopt men, want tevreden klanten verlaten de school niet. En ontevreden klanten – of hun ouders – schrijven vernietigende recensies op Google.

Wat ooit een pedagogische relatie was, is verworden tot een transactie. Onderwijs als service. Het leslokaal als helpdesk. De docent als medewerker Klantenservice, met als taak: iedereen tevreden houden. Niet botsen, niet schuren, vooral geen klachten.

Die mentaliteit heeft zich geruisloos een weg gebaand in het onderwijs. In Nederland, maar ook daarbuiten. De oorzaak? De doorgeslagen logica van marktwerking. Onderwijsinstellingen concurreren met elkaar om leerlingen.

Onder die concurrentiedruk wringen scholen zich in de meest onmogelijke bochten om leerlingen te werven. Van infantiele filmpjes op Instagram tot gelikte promotiepraatjes op open dagen — alles om maar aantrekkelijk te lijken. De school wordt gepoetst, de beste leerlingen naar voren geschoven en lastige vragen zoveel mogelijk ontweken. Het gevolg? Een zorgvuldig geconstrueerd ideaalbeeld dat weinig met de dagelijkse werkelijkheid te maken heeft. En dus is de kans op teleurstelling groot zodra het echte leven begint: toetsen, regels, conflicten en imperfectie.

Ouders mogen kiezen waar hun kind naartoe gaat. En dus is oudertevredenheid belangrijker geworden dan pedagogische consistentie. Leerlingen zijn geen burgers-in-opleiding meer, maar klanten die recht hebben op inspraak, maatwerk, comfort en vooral: bevestiging.

Wat hier speelt, raakt aan meer dan alleen het onderwijs. Het is een symptoom van een bredere ontwikkeling, namelijk het afbrokkelen van vertrouwen in experts en de opmars van consumentendenken in publieke sectoren zoals zorg, onderwijs en journalistiek.

Die klantgerichtheid heeft een prijs. De professionele autonomie van docenten kalft af. Wie gevoelige onderwerpen bespreekt, loopt het risico op klachten. Wie kritisch materiaal inzet, moet op zijn tellen passen. En wie feiten onderwijst die botsen met de complotbubbel van thuis, kan op het matje worden geroepen. Denk aan thema’s als de Holocaust, kolonialisme, de klimaatcrisis of de coronapandemie. Steeds vaker moeten docenten laveren tussen waarheid en wensdenken.

En Nederland is geen uitzondering. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld worden scholen afgerekend op oudertevredenheidsscores en examencijfers. Leraren staan onder druk om het curriculum ‘neutraal’ te houden – zelfs als dat betekent dat racisme of ongelijkheid niet benoemd mag worden. In de Verenigde Staten is de situatie nog schrijnender: boeken worden massaal geweerd uit schoolbibliotheken op aandringen van ouders die zich gekrenkt voelen. Lesgeven over slavernij of genderdiversiteit is voor veel docenten een juridisch risico geworden. En in Frankrijk, sinds de moord op Samuel Paty, staan onderwerpen als secularisme en vrijheid van meningsuiting onder hoogspanning.

De patronen zijn overal hetzelfde: wantrouwen richting experts. Ouders die zichzelf als hoeders van de waarheid zien. Schoolleiders die liever sussen dan stelling nemen. Te veel schoolleiders laten zich leiden door marketing en reputatiemanagement in plaats van pedagogische visie. In plaats van hun team te steunen, kiezen ze voor ruisloos beleid en het pad van de minste weerstand. En docenten die moeten kiezen tussen veiligheid en integriteit.

Wat hier op het spel staat, is groter dan een conflict tussen ouder en school. Het gaat om de kern van wat onderwijs hoort te zijn: een plek waar leerlingen leren denken, niet alleen voelen. Waar ze geconfronteerd worden met andere perspectieven, niet alleen bevestigd in hun eigen gelijk. Goed onderwijs schuurt. Het daagt uit. Het breekt je los van je bubbel.

Maar dat vraagt om docenten die de ruimte krijgen om vakinhoudelijk en pedagogisch te handelen. Niet als dienstverleners, maar als professionals. Niet als mikpunt van boze mails, maar als experts in leren, denken en duiden.

Onderwijs is geen product.
En de waarheid is geen mening.
Wie scholen tot klantgerichte organisaties maakt, ondermijnt precies datgene wat leren waardevol maakt: ruimte voor confrontatie, twijfel en groei.

Dit stuk is eerder verschenen op Joop! van BNNVARA op 15 april 2025.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Verdieping

Klankschalen en coaches

De klankschaalcoach en het placeboverdienmodel

In een wereld waarin burn-outs, stress en vage klachten steeds vaker voorkomen, zoeken mensen massaal naar rust, houvast en heling. En waar behoefte ontstaat, springt er altijd wel een oplichter in het gat. Zelfverklaarde coaches met een vage onlinecursus op zak beginnen hun holistische praktijk – compleet met klankschalen, dure coachtrajecten en een zingevinganalyse, verspreid over talloze sessies. Het is kassa, over de rug van goedgelovige of wanhopige mensen.

Websites lezen vaak als een spirituele reisgids voor de ziel: “Voel de klanktrillingen door je heen gaan”, “laat de pijn er zijn”, “het kan iets losmaken, wat losgelaten mag worden.” Maar achter de zachte stemmen en rustgevende klanken schuilt een nietsontziend verdienmodel dat speelt met onzekerheid en een totaal gebrek aan regulering. En dat verdient serieuze aandacht.

De taal van schijnzekerheid

Het begint met taal. Holistische coaches gebruiken woorden die vertrouwen wekken: intakegesprekken, trajecten, hulpvragen. Termen die doen denken aan de ggz. Maar in werkelijkheid is er geen diagnose, geen wetenschappelijke basis, geen kwaliteitscontrole.
Wat overblijft zijn vage termen als “inzichten”, “reizen naar binnen” en “je lichaam weet het antwoord al”.

Dat is geen therapie. Dat is poëtische suggestie vermomd als zorg. Wetenschappers noemen dit “therapeutic language without content”, taal die vooral de illusie van deskundigheid wekt 

Een holistische huls

‘Holistisch’ klinkt compleet en verantwoord. In werkelijkheid betekent het vaak: alles mag, niets hoeft bewezen te zijn. Leefstijlanalyses zijn gebaseerd op ingevulde formulieren en losse gesprekken, niet op erkende meetinstrumenten. Alles komt langs: stress, voeding, zingeving, slaap. Wat niet werkt, ligt aan de cliënt. Wat wél werkt, is niet te controleren. En ondertussen blijft de kassa rinkelen, want een traject zonder eindpunt is altijd lucratief.

De klankschaal als placebo

Een van de paradepaardjes is de klankschaal. Die zou het lichaam ‘in balans’ brengen via trillingen. In werkelijkheid produceert het gewoon een aangenaam geluid. Rustgevend? Zeker. Genezend? Nee. Tenzij je letterlijk ín de schaal ligt of het volume loeihard staat, gaan er geen trillingen door je heen. Het idee dat ze ‘je chakra’s openen’ is pure fictie. Het klinkt mooi, en dat is precies de bedoeling. Geen disclaimers, geen nuance. Wel facturatie.

Dat muziek wél een therapeutisch effect kan hebben, staat buiten kijf, mits uitgevoerd door een bevoegde therapeut, binnen een erkend behandeltraject. Klankschalen verkopen dat effect in een spirituele verpakking, zonder inhoud, zonder bewijs.

Het verschil tussen therapie en theater zit ’m niet in de klank, maar in de context.

Pijn als poort naar zelfkennis?

Gevaarlijker wordt het wanneer fysieke pijn wordt gereduceerd tot een ‘boodschap’ van het lichaam. Je zou de pijn moeten voelen, toelaten, om te helen. “De pijn mag er zijn.” Of, nog een stapje verder, een burn-out “het mooiste cadeau” van je eigen lichaam vinden. Dat klinkt mooi, maar is medisch én ethisch problematisch.

Chronische pijn heeft vaak fysieke of psychische oorzaken die serieus onderzocht moeten worden. In plaats daarvan krijgen mensen nu subtiel te horen: Als je niet beter wordt, heb je kennelijk niet goed genoeg gevoeld. Dat is niet helend. Dat is morele manipulatie vermomd als therapie. Woorden doen ertoe. Zeker bij kwetsbare mensen.

Van klankschaal tot complottheorie: een giftige cocktail

De spirituele zachtheid van lifestyletherapeuten gaat opvallend vaak samen met keihard complotdenken. Scrol door hun websites of sociale media en je stuit op teksten over de maanlanding als hoax, corona als overheidscomplot, Rutte die voor een tribunaal moet verschijnen. En dat is nog maar het topje van de ijsberg.

Dit is geen toeval. Onderzoek toont aan dat wie gelooft in alternatieve geneeskunde, vaker ook vatbaar is voor complotdenken. Intuïtie wordt belangrijker dan bewijs, autoriteit verdacht, de waarheid moet ‘dieper’ liggen. Psycholoog Jan-Willem van Prooijen verwoordt het treffend:

“Complotdenken en magisch denken delen dezelfde cognitieve wortels: ze geven betekenis aan een onvoorspelbare wereld, zelfs als dat ten koste gaat van de waarheid.”

Tijdens de coronapandemie werd dit pijnlijk zichtbaar: alternatieve coaches, yogadocenten en energetisch therapeuten waren vaak prominente verspreiders van anti-vaccinatiepropaganda en pseudowetenschap. De holistische wereld werd deels een ideologisch systeem waarin feiten optioneel zijn en ‘voelen is weten’ het hoogste goed. Waar de hele wereld het mis heeft, behalve de zelfbenoemde experts met hun klankschaal.

Geen regels, geen grenzen

En het wrange is: dit mag allemaal. In Nederland mag iedereen zich coach, soundhealer of windgongtherapeut noemen. Geen diploma vereist, geen toezicht, geen beroepscode. Terwijl psychologen aan strikte richtlijnen zijn gebonden, kan een holistisch coach ‘trillingsfrequenties meten’ of doorverwijzing naar echte hulp nalaten, onder het mom van intuïtie en een lichaam of geest die zichzelf kan genezen, mits het de juiste weg volgt.

En ja, je mag voor je sessies vragen wat je wilt. Zolang je cliënt het betaalt, het liefst wekelijks en eindeloos. Want hoe vager de methode, hoe langer het traject. En dat loont.

Waarom dit ertoe doet?

Dit is geen onschuldige hype. Het is een parallel circuit van ongereguleerde hulpverlening waarin commerciële belangen, spirituele suggestie en kwetsbare mensen samenkomen. Zolang niemand ingrijpt, blijft het groeien, gevoed door wantrouwen richting reguliere zorg en een behoefte aan betekenis. Maar vage taal, klankschalen en energetische sessies mogen nooit de plek innemen van echte, onderbouwde zorg. Mensen verdienen helderheid, bescherming en eerlijkheid, juist wanneer ze op hun kwetsbaarst zijn. Tijd om de zachte ballon van holistisch gebabbel door te prikken. Hoe vriendelijk het ook klinkt, de inhoud is vaak leeg – en soms ronduit giftig.

Een ingekorte versie van dit artikel is verschenen in Trouw.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Media

Framing is géén nuance

Over schuld, grenzen en waarom vrouwen altijd iets fout doen

Soms laat framing zich vangen in één zin. Geen lange uitleg, geen geraffineerd beeld, gewoon één formulering die blootlegt hoe diep schadelijke denkpatronen nog steeds verankerd zijn. Onlangs verscheen een opiniestuk op een blog met de titel: “Vrouwen laten zich te gemakkelijk verkrachten.”

Dat is geen ongelukkige bewoording. Het is een overtuiging. Een frame. En vooral: een voorbeeld van hoe journalistiek mee kan werken aan het normaliseren van daderschap en het leggen van de schuld bij slachtoffers.

De auteur noemt zijn stuk een toelichting op een eerdere uitspraak van Gerard Spong, die stelde dat vrouwen zich “te gemakkelijk laten verkrachten.” In de aankondiging op X stelt hij zelfs dat Spong “wel degelijk een goed punt had” en verwijt hij “de Sisterhood” dat ze zich bezighield met “deels misplaatste ophef.” 

Maar die ‘nuance’ herhaalt vooral het frame: de man is fout, maar de vrouw had iets anders moeten doen.

Wat zijn woordkeuze zegt 

De manier waarop hij aankondigt dat zijn stuk online staat, is veelzeggend. Door te spreken van “de Sisterhood” zet hij zijn vrouwelijke critici neer als een soort kliek die vooral elkaar napraten. Kippen in het hok: weg te wuiven als snoes, moppie of een stel wauwelende dames die je niet serieus hoeft te nemen. Niet de inhoud telt, maar wie het zegt. En als het een vrouw is, dan is het blijkbaar automatisch een kakelende horde in plaats van een inhoudelijk punt.

Met “deels misplaatste ophef” wuift hij de kritiek nog verder weg: het is geen verontwaardiging, maar hysterie. En door te benadrukken dat Spong “wel degelijk een goed punt had”, laat hij zien dat hij meer waarde hecht aan juridische scherpzinnigheid dan aan de maatschappelijke schade die zulke uitspraken veroorzaken.

Deze woordkeuze verraadt een schrijver die zich ongemakkelijk voelt bij vrouwelijke tegenspraak en dat ongemak maskeert met ironie, dedain en een dun laagje ‘objectieve nuance’. Niet omdat hij geen argumenten heeft, maar omdat hij de morele lading van het onderwerp weigert serieus te nemen.

Waarom ik hier zo scherp op reageer? Omdat ik onderzoek heb gedaan naar kindhuwelijken en zomerbruiden. Omdat ik de verhalen ken van meisjes die keer op keer ‘legaal’ verkracht worden. Die op hun achttiende eindelijk kunnen ontsnappen omdat ze een echtscheiding aan kunnen vragen, maar met vier kinderen hangend aan hun rokken. Omdat ik wél heb leren luisteren.

Het rookgordijn: van framing naar verwijt 

De kritiek op de titel was hevig en terecht. Maar de reactie van de auteur voegde daar nog een extra laag aan toe. In plaats van reflectie volgde ontkenning. De lezer zou het verkeerd begrepen hebben. Het zou niet om echte verkrachting gaan, maar om iets anders: schuldverkrachting.

Volgens de auteur gaat het namelijk niet om opzettelijke verkrachting, maar om vrouwen die seks ondergaan “die ze eigenlijk niet willen”, zonder daar duidelijk genoeg over te zijn. Die volgens hem hun grenzen beter hadden moeten aangeven.

Dat klinkt als nuance, maar is niets anders dan een verschuiving van schuld — weg van de dader, richting het slachtoffer. Geen erkend geweld, maar beoordeeld gedrag. Vrouwen die verkracht zijn, zullen daar vast blij mee zijn: zoveel ‘nuance’.

De retoriek van schuldverschuiving 

Uit het oorspronkelijke stuk:

“Ze geven hun grenzen niet goed aan.”

“Ze ondergaan seks die ze eigenlijk niet willen.”

“Vrouwen gaan te vaak over hun eigen grens heen.”

Let op de formulering: niet de dader staat centraal, maar het gedrag van de vrouw. De man is hooguit “fout”, maar haar gedrag is het echte probleem. Hij is actief, zij is nalatig. En daarmee komt het oordeel niet terecht bij degene die de grens overgaat, maar bij degene die hem niet duidelijk genoeg aangaf.

Dat is framing in zijn zuiverste vorm: een maatschappelijke werkelijkheid herstructureren via taal en zo de norm verleggen. Niet: “Wat deed hij?” maar: “Wat liet zij gebeuren?”

Geen juridische analyse, maar moreel oordeel 

De schrijver beroept zich op zijn ervaring als rechtbankverslaggever. Hij heeft honderden zaken gezien. Maar rechtszaken gaan over bewijs, niet over beleving. Over juridische toerekenbaarheid, niet over maatschappelijke verantwoordelijkheid. En juist dat laatste — maatschappelijke verantwoordelijkheid — legt hij in zijn stuk vol overtuiging bij vrouwen.

Wat hij presenteert als neutrale observatie, is in werkelijkheid een moreel oordeel: vrouwen zouden hun grenzen duidelijker moeten aangeven. Het is de klassieke verschuiving van schuld, verpakt in een nieuw jasje. Geen expliciete verwijtbaarheid, maar een impliciet: je had het kunnen voorkomen.

De verzwegen context: bevriezen, zwijgen, overleven 

Wat volledig ontbreekt in het stuk, is begrip voor de werkelijkheid van slachtoffers. De bevriezing. De sociale druk. Het gevoel dat ‘nee zeggen’ leidt tot gevaar. Of simpelweg de verwarring die ontstaat als grenzen vervagen onder invloed van ongelijk verdeelde macht.

In plaats van empathie, krijgen vrouwen een les. In plaats van analyse, krijgen we oordeel. Er is geen ruimte voor het verhaal van de vrouw, alleen voor haar verzuim. Alsof ‘nee’ zeggen voldoende is. Alsof een man stopt als je je bedenkt. Alsof je hem überhaupt altijd fysiek kunt afweren. Dat is geen onhandige formulering. Dat is culturele medeplichtigheid, uitgedrukt in ogenschijnlijk redelijke taal.

Framing als tweede geweld 

Framing doet iets. Het bepaalt wat normaal is. Wie verantwoordelijk is. Wat telt als grensoverschrijding, en wat wordt weggezet als miscommunicatie. Door te spreken over ‘schuldverkrachting’ als iets wat vrouwen over zichzelf afroepen door hun grenzen niet goed aan te geven, wordt een nieuw soort schuld geconstrueerd: moreel in plaats van strafbaar, maar even beschadigend.

Want slachtoffers die geen nee durven zeggen, die bevriezen, die zwijgen, die worden door dit frame alsnog verantwoordelijk gehouden. Niet voor wat ze deden, maar voor wat ze niet deden. Niet voor hun gedrag, maar voor hun gebrek aan verzet.

De cynische omkering 

Op kritiek reageerde de schrijver met een reeks ontwijkende of ronduit pijnlijke opmerkingen. 

“Mensen moeten ook niet moorden. Yet, here we are.”

Of:

“Die weerbaarheid zit hem in het aangeven van grenzen.”

De dader wordt erkend, maar het oplossingsgericht denken richt zich uitsluitend op het slachtoffer. Alsof de verantwoordelijkheid voor geweld het beste kan worden aangepakt door de ander sterker, duidelijker, assertiever te maken. Alsof het probleem niet ligt bij grensoverschrijding, maar bij communicatie tussen de lakens.

De identificatie met de dader 

De meest schrijnende post op X kwam zogenaamd als een ‘grappige spiegel’:

“Best wel erg hoe vrouwen womansplainen over verkrachting. Alsof zij weten hoe het voelt om dader te zijn.”

Daarin wordt niet alleen het spreken van vrouwen over hun ervaring weggezet als betweterig, maar ook de positie van de dader centraal gezet als iets dat niet ter discussie mag staan — tenzij je hem begrijpt. Het frame is dan compleet: de dader als miskende figuur, de vrouw als moreel tekortschietende.

Lesmateriaal 

Het enige positieve aan dit hele stuk? Het is geweldig lesmateriaal. Framing, victim blaming, gaslighting en verantwoordelijkheid verschuiven – allemaal kraakhelder in één casus. Mediawijsheid was zelden zo actueel.

Tot slot

De titel was geen fout. De reacties geen verheldering. En schuldverkrachting? Die zit niet in vrouwen die hun grens niet aangeven. Die zit in mannen die daar niet naar luisteren — en in teksten die dat goedpraten met taal.

Toen ik mijn eerste draadje hierover deelde op Bluesky, kwamen er meteen mannen onder reageren dat ik hun aandacht niet waard was (had ik niet om gevraagd), dat ik het mis had of niet begreep (uitleggen waarom konden ze niet). Ik hoop van harte dat zij nooit te maken krijgen met een huilende dochter, zus, vriendin of nicht na een verkrachting die eigenlijk een ‘schuldverkrachting’ zou zijn. Dan kun je ze gewoon het stuk van Klomp laten lezen. Misschien begrijpen ze dan waarom ‘weerbaarheid’ niet altijd helpt. Of waarom niemand zich ‘te makkelijk laat verkrachten’.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

teach dice ornament on table
Onderwijs

Valkuilen & zijinstromers

Het onderwijs kampt met een schrijnend tekort aan bevoegde docenten. De oplossing? Zij-instromers. Professionals uit andere sectoren, vol frisse energie en levenservaring, die het klaslokaal instappen om “het verschil” te maken.

Maar de werkelijkheid blijkt weerbarstiger. Waar de intenties goed zijn, sneuvelt de uitvoering in de praktijk. Begeleiding? Halfbakken. Ondersteuning? Ad-hoc. En terwijl het systeem zichzelf complimenteert met ‘vernieuwing’, vertrekken de eersten alweer vóór de herfstvakantie.

Van mooie plannen naar lege beloftes

In theorie krijgen zij-instromers begeleiding en handvatten. In de praktijk belandt dat vaak in handen van een overbelaste collega of iemand zonder affiniteit. Begeleiding is zelden structureel, laat staan afgestemd op de realiteit van een totaal nieuwe werkomgeving.

Zij-instromers blijven afhankelijk van de toevallige goodwill van collega’s. Geen duidelijk leertraject, geen houvast. Alleen de stille verwachting dat je het “gewoon oppakt”. En als dat niet lukt? Dan ligt het probleem ineens bij jou.

Te zware last op onervaren schouders

Zij-instromers krijgen regelmatig de klassen met veel problematiek. Niet omdat ze daar geschikt voor zijn, maar omdat er te weinig personeel is. Onder het mom van ‘afwisseling’ en ‘uitdaging’ krijgen ze klassen waar een ervaren docent zijn handen al vol aan zou hebben.

Feedback komt pas als het te laat is. “De klas heeft geen respect.” Nee, gek hè? Je zet iemand zonder ervaring voor een moeilijke groep pubers, zonder uitleg, zonder begeleiding, en verwacht dan magie. De vraag waarom een onbevoegde docent deze uitdagende klassen überhaupt krijgt, blijft onbeantwoord.

Gatenvuller in plaats van collega

Valt er iemand uit? Dan mag de zij-instromer de boel overnemen. Volledig. Zonder papieren, zonder voorbereiding, maar met exact dezelfde verantwoordelijkheden. Extra taken? Open dagen organiseren? Toezicht houden bij schoolexamens? Tuurlijk, zet het er maar bij. Uitleg? Dat is een achterhaald begrip.

En de ‘mijn deur staat altijd open als je vragen hebt’ van collega’s blijkt vooral symbolisch. Op het moment dat je écht aanklopt, zit die deur potdicht. Hulp komt alleen als het echt uitkomt. Spoiler: dat doet het zelden, nooit spontaan en meestal met een diepe zucht.

De school als klantenservice en de docent als risico

Een ander probleem: de groeiende invloed van ouders. Docenten krijgen te maken met ouders die zich overal mee willen bemoeien, zelfs met de inhoud van de les. Het zelfvertrouwen van een beginnende docent is al wankel genoeg zonder dat de schoolleiding komt melden dat “er klachten zijn binnengekomen” omdat je in de les nieuws hebt besproken. Geen propaganda, geen indoctrinatie – gewoon nieuws.

Maar het zou pas écht problematisch zijn als de docent zou beweren dat corona een hoax is, of dat de maanlanding in scène is gezet. Dát is het moment waarop een schoolleiding zou moeten reageren. In plaats daarvan worden docenten afgerekend op feitelijke lessen, omdat een paar ouders liever hun eigen waarheid bevestigd zien. De zij-instromer leert snel: inhoud is ondergeschikt aan imago. En vraagt zich af of ze voor dit soort dynamiek echt hun oude baan hebben opgezegd.

Coach, mentor, hulpverlener

Vroeger had je als leerling een mentor, samen met de rest van je klas. Nu krijg je een coach. En wie mag die rol óók vervullen? Juist: de zij-instromer. Niet gehinderd door enige kennis van zaken of training, gewoon een lijstje namen en succes ermee. Problemen thuis, eetstoornissen, pestgedrag, geen motivatie? Los het maar op.

Op papier is alles keurig geregeld. Er staat een docent voor de klas en de leerlingen hebben hun ‘coach’. En wat doen de andere coaches bij hun nieuwe collega’s in het onderwijs? In elk geval niet helpen – ze fungeren vooral als doorgeefluik. “De klas heeft klachten.” Welke precies? Geen idee. Kritiek wordt zelden omgezet in bruikbare feedback. Liever meehuilen dan verantwoordelijkheid nemen.

Geen uitzonderingen: ook bevoegd personeel haakt af

Ook bevoegde docenten haken af. Soms al vóór de herfstvakantie. Omdat een leerling van twaalf dreigt: “Als mijn cijfer niet omhooggaat, zeg ik dat u aan me heeft gezeten.” Hup, terug naar de basisschool. Weer een docent Nederlands of wiskunde minder, maar het primair onderwijs ziet ze graag terugkomen na hun uitstapje naar de middelbare school.

Of omdat pubers een jonge docent uitkafferen en niemand ingrijpt – want ach, “het zijn toch maar kaderleerlingen”. En daar hoef je blijkbaar niets van te verwachten, maar wel alles van te accepteren. Of omdat de verwachtingen zó absurd hoog zijn dat zelfs ervaren docenten na twee maanden thuis zitten. Met een burn-out, de rest van het jaar. Om het jaar daarna fris en fruitig aan de slag te gaan in een heel andere sector.

Tijd voor meer dan mooie praatjes

Zij-instromers zijn gemotiveerd. Ze willen leren. Maar het systeem maakt ze kapot nog voor ze hun draai kunnen vinden. Gebrek aan begeleiding, overvraging, politiek correcte voorzichtigheid en eindeloze taken zorgen ervoor dat het vuur snel dooft. Het werven is makkelijk. Ze behouden vereist lef, visie en structuur. Niet méér plannen, maar betere keuzes. Niet méér taken, maar minder ruis. Niet nog een coach, maar een collega die naast je staat.

Ze lopen vast in een systeem waar onderwijs draait om klanttevredenheid in plaats van kritische vorming. En zolang die fundamentele koers niet verandert, blijft nieuw talent vooral tijdelijk.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Onderwijs

Digiboard? Dieptepunt!

De bel gaat. Een nieuwe les van 45 minuten. Nou ja, 35 eigenlijk, want de eerste 10 minuten verdwijnen in gedoe. De docent sprint van lokaal naar lokaal, iedere keer weer vechtend met een onwillig digiboard. Tegen de tijd dat het beeld verschijnt, is de concentratie van de klas al vervlogen en zijn de leerlingen verdiept in een spelletje op hun Chromebook of elkaar. Want eerlijk is eerlijk: kattenfilmpjes winnen het altijd van werkwoordspelling.

Waar blijft het plezier in leren? 

Wat volgt? Lesmethodes Nederlands vol met signaalwoorden en eindeloze invuloefeningen. Goed toetsbaar, maar plezier in lezen? Verdwenen. Leren om te leren? Ook weg. Ondertussen kwijnt de woordenschat weg, want gesprekken en nieuwsgierigheid passen niet in het lesprogramma. En laten we eerlijk zijn, een goed gesprek scoort nu eenmaal geen punten op het proefwerk.

Een telefoonverbod in theorie 

En de leerlingen? Die leven via hun scherm. Een telefoonverbod? Theoretisch. Want op het plein en in de kantine mogen ze er gewoon op. En dat is eigenlijk vooral … handig. Want zo kunnen toezichthouders in de pauze ongestoord met elkaar kletsen. Die eenzame leerling in de hoek? Die zit toch op z’n telefoon. Vast met een game bezig. Geen last, geen vragen, geen ongemakkelijk gesprek. Maar misschien zit hij wel te wachten op een appje. Een teken dat iemand hem ziet. Dat hij er überhaupt toe doet en bij hoort. 

Pesten is sowieso een enorm probleem. Dankzij de niet zo sociale media gaat het dag en nacht door, is het slachtoffer zelfs thuis niet meer veilig voor berichtjes en filmpjes die worden gedeeld. En wat doen scholen? Die wassen hun handen in onschuld, want het gebeurt immers buiten schooltijd. Of de ouders er even op kunnen letten dat er geen dingen online worden gegooid. Dingen, die op school met de verboden telefoon zijn gefilmd, maar dat terzijde. Natuurlijk, geen probleem. Ouders hebben immers ook zeeën van tijd om fulltime social media agent te spelen. Alsof ouders überhaupt weten wat pubers online allemaal uitspoken.

De digitale paradox 

In de les is de telefoon trouwens óók een grijs gebied. Je mag niet vragen om de tas leeg te maken, ook niet als je de berichtjes van Snapchat luid en duidelijk hoort binnenkomen. Niet eisen dat de telefoon wordt ingeleverd, ook al zíe je dat ‘ie in een broekzak zit of onder een trui wordt gestopt. Aantekeningen maken op papier, omdat het beter blijft hangen? Waarom, het is toch een digitale school? Ironisch genoeg zit het hele onderwijs — van roosters tot cijfers — wél op die verboden telefoon. Een papieren agenda? Alleen vijftigplussers weten nog hoe dat werkt.

De tol voor docenten 

En de docenten? Zij voelen het ook. De staat van het onderwijs, de kliekjesvorming binnen vaksecties en de desinteresse van leerlingen vormen samen een giftige cocktail die vele enthousiaste docenten met de snelheid van het licht het onderwijs uit jaagt. En met het vertrek van deze mensen, die zoveel te bieden hebben, belandt er nóg meer werk op het bordje van de docenten die wél blijven. Een vicieuze cirkel die moeilijk te doorbreken lijkt.

Wat als … we teruggaan naar de basis? 

Wat als het onderwijs zou kiezen om terug te gaan naar de basis en leerlingen weer zou laten schrijven? Nu zijn de handschriften vaak onleesbaar, en het is ook bewezen dat je dingen beter onthoudt als je ze opschrijft. Stel je voor: een klas die met pen en papier werkt, die daadwerkelijk luistert omdat er geen scherm tussen hen en de docent staat. Waar aantekeningen geen copy-paste zijn maar echt zelfgeschreven inzichten. Misschien lijkt het ouderwets, maar soms ligt de oplossing niet in vooruit, maar in een stapje terug.

Wat als … docenten weer de regie krijgen? 

Wat als uitgevers van lesmethodes minder macht zouden krijgen, en docenten meer vrijheid om hun eigen materiaal te ontwikkelen en gebruiken? Nu worden methodes vaak bepaald door grote uitgeverijen, die vooral sturen op wat makkelijk te toetsen is. Maar goed onderwijs is geen invuloefening. Stel je voor dat docenten weer de ruimte krijgen om lesstof aan te passen aan hun leerlingen, om hun eigen creativiteit en expertise in te zetten. Minder eenheidsworst, meer maatwerk. Misschien is dat wel de sleutel tot meer betrokkenheid en betere resultaten. 

Wat nu? 

Het onderwijs staat op een kruispunt. Blijven we vasthouden aan rigide methodes, overvolle digitale systemen en uitgevers die de touwtjes in handen hebben? Of durven we weer terug te gaan naar de kern: betrokken docenten, nieuwsgierige leerlingen en lessen die écht impact maken? Waar is de kern van onderwijs gebleven? Wanneer gaat het weer om contact, om gesprekken, om ontdekken? Wanneer komt er weer besef dat lezen leuk kan zijn, dat het niet op Insta of TikTok hoeft te staan om waar of leuk te zijn? Want een goede les is meer dan een methode. Een goede docent ziet. Misschien is ‘zien’ wel het belangrijkste signaal dat we in het onderwijs kunnen geven.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

woman in purple shirt covering her face with her hand
Sociale media

En daar gaan we weer …

… plaats een bericht over een vrouw die protesteert tegen verkrachting als vorm van verzet, en de deugdende dames leggen hun bolletjes wol en breiwerkjes opzij en komen verhaal halen. 

Karoline Preisler

Waar het mee begon? Karoline Preisler, een Duitse FDP politica, staat als tegenprotest bij pro-Palestina / pro-Hamas demonstraties. Ze houdt daarbij een poster vast met de tekst “rape is not resistance” – in welke situatie dan ook. Ze wordt bedreigd, ze wordt bespuugd, ze wordt aangevallen. Uiteraard door allemaal heldhaftige betogers, in de vorm van boze mannen en schreeuwende vrouwen met een sjaal om hun hoofd gewikkeld. Ze heeft inmiddels politie in de buurt om een oogje in het zeil te houden, als ze ergens zwijgend met haar bord staat. Foei, mevouw Preisler – je uitspreken tegen verkrachting als wapen, hoe durft u!

Post op Bluesky

Enfin, ik had de euvele moed om er een berichtje op Bluesky aan te wijden. Nogmaals foei, stout. Want als zij-die-zich-de-moeder-deugen ook maar dénken dat je pro-Israel bent, dan zijn de rapen gaar. De eerste reactie? “Zo benieuwd of deze vrouw wel akkoord is met het stelselmatig verkrachten van Palestijnse gevangenen. Dat is namelijk een van de zaken waar de demonstranten tegen ageren.” 

Dat ik nadrukkelijk anonieme, pro-Hamas demonstranten noem, dat maakt niet uit. Gewoon eerst even aan Karoline Preisler vragen wat al haar standpunten zijn, voor ik iets op mijn eigen tijdlijn plemp. Hoe vind je zelf dat het gaat? 

Wijzen op gebruik van de bevolking als menselijk schild door Hamas, geldstromen die in tunnels en wapens verdwenen en buurlanden die de grenzen potdicht houden, werd allemaal afgedaan als het napraten van Israelische propaganda. Zullen we het even uitpluizen? 

Punt 1: Anonieme demonstranten die de boel slopen en antisemitisch zijn

“Op beelden van de barricades bij het Amsterdamse Binnengasthuisterrein is te zien dat een groot deel van de betogers probeert de eigen identiteit te verhullen met mondkapjes, zonnebrillen of geblokte keffiyeh-sjaals. Ook als enkelen van hen oog in oog staan met het universiteitsbestuur voor een onderhandeling.” Waarom? Omdat ze bang zijn voor hun baantjes, een strafblad willen voorkomen, op een terroristenlijst staan (of belanden), enz. Heldhaftige strijders voor de goede zaak. Zucht.

Daarnaast is er onderzoek gedaan naar antisemitisme in Nederland. “Het FRA-onderzoek ondersteunt ook dat sinds de oorlog in Gaza het aantal antisemitische incidenten in Europese landen inclusief Nederland, alleen maar verder is gestegen.” Beschouw dit rapport maar als een topje van de ijsberg.

Punt 2: Gejuich in Gaza toen Hamas met gegijzelden – bloedend, dood, verkracht – rondreed

Wat er op 7 oktober 2023 is gebeurd, werd vanaf 8 oktober gebruikt om “ja, maar Israel …” te roepen en het narratief te keren. Met honderdduizenden doden en onderdrukte vrouwen in Syrie, Yemen, Iran, Afghanistan of ontvoerde, verkochte en vermoorde Yezidi’s was nul komma niks aan compassie. Geen Asha die haar derrière op een station neervlijdde, geen columnisten die verontwaardigd waren, geen talkshowtafels die dag na dag sympathie toonden. 

“Palestinians In Gaza And The West Bank Celebrate On October 7, Hand Out Sweets, Fire Guns In The Air, Following Hamas’s Invasion And Massacre Of Israeli Civilians In The Gaza Envelope …” via MEMRI.

“Almost three in four Palestinians believe the Oct. 7 attack by Hamas on Israel was correct …” via Reuters.

“Levy was killed on October 7 and his body taken to Gaza. The video shows Levy’s body in the open trunk of a vehicle, and later lying on the ground while Gazans beat and kick it.” via Ha’aretz.

Punt 3: Omringende landen houden grenzen potdicht

Verwacht geen hulp uit Egypte om de Gazanen uit de nood te helpen. Ze houden niet alleen hun grenzen potdicht, ze bouwen zelfs een extra muur voor de zekerheid. Waarom? Een combinatie van internationale én binnenlandse politiek en veiligheid. De Egyptenaren zijn niet vergeten dat Hamas is ontstaan uit de Moslim Broederschap en ze hebben geen enkel verlangen dat gedachtengoed weer terug te importeren.

Daarnaast heeft Egypte volgens Egyptische media honderden veiligheidstroepen ingezet bij de grensovergang Rafah, en verzet het zich tegen de druk van Israël en de Verenigde Staten om Palestijnen te laten vluchten. Waarom? “As the Financial Times noted, “Cairo would not want to police an exiled community that could include militants who want to fight Israel from its territory.”

Punt 4: Hamas gebruikt burgers als menselijk schild

Niks nablaten van propaganda van mijn kant, wel een probleem dat al jaren speelt: “Hamas, an Islamist militant group and the de facto governing authority of the Gaza Strip, has been using human shields in conflicts with Israel since 2007.” Er is een enorm lijvig rapport over geschreven door NATO Stratcom, maar blijf me gerust beschuldigen van het verspreiden van onzin of gebrekkige kennis.

Punt 5: Hamas gebruikt ziekenhuizen als basis (en scholen, woonblokken, kampen)

Hamas geeft er de voorkeur aan om zich onder de grond te verstoppen – en dan bijvoorbeeld onder ziekenhuizen, scholen, de moskee op de hoek, enzovoorts. Het grote voordeel voor deze vorm van heldhaftig verzet? De publieke opinie staat op de achterste (sociale media) pootjes en geen haan die nog kraait naar wat je onder de grond uitspookt. “Hamas knows that in this case, it is likely that it may win the propaganda war because most reports will state that the IDF struck a “school” rather than a Hamas site.”

De VN weet inmiddels als geen ander hoe het is om Hamas onder je te hebben op bepaalde locaties: “As the war continues into a less intense phase, it is worth looking back at the extent of Hamas’s illegal use of UN facilities, including schools, because its actions in this regard appear to be systematic and on a large scale.”

De NYT heeft uitgeplozen hoe het zat met de tunnels onder het Al-Shifa ziekenhuis. “But evidence examined by The New York Times suggests Hamas used the hospital for cover, stored weapons inside it and maintained a hardened tunnel beneath the complex that was supplied with water, power and air-conditioning.”

Over de gegijzelden die nu nog worden vastgehouden geen woord. Die hebben blijkbaar verdiend wat ze krijgen of er zelf om gevraagd. Wat er zich onder de grond afspeelt is gruwelijk en op basis van vrijgekomen gegijzelden deze week in de vorm van een rapport naar de VN verzonden. Ha’aretz heeft er een artikel over geschreven; alleen lezen met een sterke maag.

Punt 6: Hamas heeft miljaren aan hulpgelden gestoken in tunnels en wapens

Die tunnels zijn niet in een nachtje gegraven. De wapens niet in een fabriekje in elkaar geknutseld. Daar zit een enorme logistieke operatie achter met een grote zak met geld om het mee te betalen. Dat geld en de hulp is ergens vandaan gekomen, en niet uit een boompje in de tuin van Sinwar gevallen toen hij eraan schudde. Dus, waar komen de centjes vandaan, die óók uitgegeven hadden kunnen worden aan de bevolking, gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur, internationale betrekkingen, handel in Gaza?

Toch wel handig, die tunnels: “Palestinian militant group Hamas uses a global financing network to funnel support from charities and friendly nations, passing cash through Gaza tunnels or using cryptocurrencies to bypass international sanctions, according to experts and officials.”

Israel waarschuwde al eerder, dat de vorm waarin de miljarden werden gegeven aan Hamas ze de mogelijkheid zou bieden om de militaire capaciteiten te verbeteren. Ze waren voor beperkingen op handel en verkeer en meer toezicht op de geldstroom. Critici waren er als de kippen bij om te roepen dat het een collectieve manier van straffen zou zijn, en het aan de Gazanen was om te bepalen wat er met het geld gebeurde. De grootste geldschieters? De EU en de USA.

En nu?

Zou het chique zijn als mensen niet gelijk beginnen te roepen dat je “pure Israëlische propaganda” gebruikt als verdediging, omdat ze zelf geen idee hebben of Gaza op een blinde kaart niet kunnen vinden. Ik heb vanaf dag één mijn afschuw uitgesproken over de gebeurtenissen op en na 7 oktober 2023, aan beide zijdes van de grens ~ en ben verder niemand verantwoording schuldig voor wat ik wel of niet vind.

Vind ik Hamas terroristisch tuig? Absoluut.

Vind ik Netanyahu een ongelooflijke smeerlap? Absoluut.

Vind ik de extreemrechtse, ultraorthodoxe kliek rondom Netanyahu verwerpelijk? Absoluut.

Heb ik nul komma niks waardering voor schreeuwende, anonieme pro-Palestina demonstranten die de boel slopen? Absoluut.

Vind ik figuren als Asha die zich hijgerig op de Palestijnse kwestie werpen walgelijk, vooral omdat ze hun podium nooit eerder hebben gebruikt om zich uit te spreken? Absoluut.

Maak ik me zorgen om antisemitisme? Absoluut.

Vind ik dat Israel bestaansrecht heeft? Absoluut.

Kan je niet leven met die punten? Jammer dan. Ga in discussie op basis van feiten, kom met bronnen, onderbouw je mening – graag zelfs, allemaal. Maar dat eeuwige belerende vingertje, van zelfbenoemde deugers? Dat mag ergens in waar de zon niet schijnt.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷