Midden-Oosten

De Moslimbroederschap: van liefdadigheid tot macht

Hamas staat wereldwijd bekend als een terreurbeweging. Maar om te begrijpen waar ze vandaan komt, moeten we terug naar hun wortels: de Moslimbroederschap. Deze Egyptische beweging groeide uit tot de bekendste en invloedrijkste islamistische organisatie ter wereld. Ze bracht religieuze opvoeding, liefdadigheid en politieke ambitie samen. Zonder de Moslimbroederschap zou Hamas simpelweg niet bestaan.

Oorsprong en gedachtegoed

De Moslimbroederschap (MB) werd in 1928 opgericht door Hassan al-Banna, een jonge onderwijzer uit Ismaïlia. Hij groeide op in een streng religieus gezin en leefde in een Egypte dat tegelijk gebukt ging onder Britse invloed én snelle modernisering. Zijn motto was eenvoudig maar veelzeggend: “De islam is de oplossing.” Maar voor al-Banna betekende dat meer dan persoonlijke vroomheid. Zoals hij zelf schreef“Onze roeping is om de boodschap van de islam te verspreiden tot in alle uithoeken van de wereld, totdat er geen onderdrukking meer is en de religie van Allah overal heerst.”

Al-Banna legde de nadruk op morele opvoeding, discipline en het herstel van islamitische waarden in het dagelijks leven. In de beginjaren organiseerde de Broederschap gebedsgroepen, scholen en liefdadigheidsprojecten. Het uiteindelijke doel was een samenleving, en uiteindelijk een staat, die volledig volgens islamitische normen zou functioneren.

Hij bouwde de MB bewust op als ‘grassroots’ beweging: dicht bij de gewone bevolking, met wijkcomités, sportclubs en sociale initiatieven. Daarmee vormde de Broederschap een alternatief voor de elitaire partijen die de Egyptische politiek domineerden. In de onrustige jaren twintig en dertig bood ze miljoenen mensen een nieuw gevoel van identiteit en solidariteit. Ook na al-Banna’s dood in 1949 bleef zijn gedachtegoed richtinggevend en inspireerde het bewegingen en partijen in de hele regio.

Groei en confrontatie in Egypte

In de jaren veertig en vijftig groeide de MB razendsnel, met miljoenen leden en vertakkingen in het hele Midden-Oosten. Dat leidde tot harde confrontaties met de Egyptische staat. Na een mislukte aanslag op president Gamal Abdel Nasser  in 1954 verbood hij de beweging en volgde massale repressie: leiders werden opgesloten, gemarteld of geëxecuteerd.

Een van hen was Sayyid Qutb, leraar en literair criticus. In de jaren veertig verbleef hij enkele jaren in de Verenigde Staten. Hij bewonderde de technologische vooruitgang, maar raakte diep geschokt door wat hij zag als moreel verval: materialisme, racisme en seksuele losbandigheid. Teleurgesteld keerde hij terug naar Egypte, waar hij zich aansloot bij de Moslimbroederschap.

Tijdens de repressie van 1954 werd Qutb gearresteerd, beschuldigd van samenzwering tegen Nasser en het plannen van een aanslag. Hij werd gemarteld en bracht jaren in de gevangenis door. Daar schreef hij zijn invloedrijkste boek, Milestones (1964), waarin hij opriep tot een radicale zuivering van de samenleving en gewapend verzet tegen “afvallige” regimes. In 1966 werd hij geëxecuteerd. Zijn dood maakte hem tot martelaar en zijn ideeën zouden latere generaties jihadisten inspireren.

Qutb stelde dat regimes die niet volgens de islamitische wet regeerden afvallig waren (takfir). Daarmee legitimeerde hij gewapend verzet. Zijn denken sloeg een brug tussen islamisme en de gewelddadige jihad van groepen als al-Qaeda en later IS. Tegelijk vonden jihadisten de MB te gematigd, omdat zij meededen aan verkiezingen en compromissen sloten met staten. De MB zelf veroordeelde aanslagen officieel, volgens critici slechts een symbolische afwijzing, terwijl de retoriek van sommige leiders soms een ander geluid liet horen.

Toch bleef de MB invloedrijk. Ze vulde een gat dat de staat liet liggen: ziekenhuizen, voedselbanken en scholen werden vaak door de Broederschap georganiseerd. Voor veel burgers was de beweging daardoor relevanter dan de overheid zelf. Onder Hosni Mubarak bleef de MB officieel verboden maar feitelijk aanwezig. Tijdens de protesten op Tahrirplein in 2011 hield ze zich aanvankelijk afzijdig, maar na Mubarak’s val greep ze haar kans. De politieke arm – de Partij voor Vrijheid en Rechtvaardigheid – werd de grootste partij en Mohamed Morsi werd president. Al in 2013 greep generaal Abdel Fattah al-Sisi echter de macht. De MB werd opnieuw verboden en als terroristische organisatie bestempeld.

Civil society als strategie

De kracht van de Moslimbroederschap lag niet alleen in de politiek, maar juist in het maatschappelijk middenveld. Via scholen, ziekenhuizen, sportclubs en liefdadigheidsinstellingen bouwde ze een stevig netwerk op. In veel wijken waren de voorzieningen van de MB beter en toegankelijker dan die van de staat. Daardoor groeide haar maatschappelijke kapitaal en won ze vertrouwen en loyaliteit van miljoenen burgers.

Wanneer er politieke ruimte ontstond, kon dat netwerk razendsnel worden omgezet in stemmen en zetels. De Arabische Lente maakte dat zichtbaar. Terwijl jongeren in 2011 op het Tahrirplein democratie eisten, bleef de MB eerst op de achtergrond. Pas na Mubarak’s val stapte ze vol in de politiek. Het leverde Morsi het presidentschap op, maar ook grote teleurstelling: de economie bleef stagneren, armoede nam niet af en religieus getinte wetten botsten met de verwachtingen van een bevolking die vooral betere levensomstandigheden wilde. Binnen twee jaar leidde dat tot chaos, polarisatie en uiteindelijk een militaire coup.

Internationale vertakkingen

De Moslimbroederschap verspreidde zich snel over de regio. In Syrië vond de beweging vooral steun in Hama en Homs. In 1982 sloeg Hafez al-Assad daar een opstand bloedig neer; tienduizenden mensen kwamen om. In Jordanië nam de MB jarenlang deel aan de politiek, maar in 2025 verbood de regering hun activiteiten uit angst dat Hamas via hun netwerken de grens zou oversteken.

In Palestina ontstond in 1987 Hamas als Palestijnse tak van de Broederschap. Dat gebeurde tijdens de Eerste Intifada, in een periode waarin Yasser Arafat de termen ‘Palestina’ en ‘Palestijnen’ actief gebruikte om een nationale identiteit te vestigen. Voorheen werden alle inwoners van het gebied – Joden, Arabieren, Druzen, christenen en anderen – vaak simpelweg ‘Palestijnen’ genoemd. Arafat gaf de term een uitgesproken politieke lading, die Hamas later koppelde aan religieus-nationalistische strijd.

Ook buiten de Levant had de MB invloed. In Turkije liet Erdogan’s AKP zich inspireren door de Broederschap, al koos hij een eigen koers om dichter bij de EU te komen. In de Golfstaten waren MB-activiteiten meestal verboden. De monarchieën zagen de beweging als een existentiële bedreiging: een goed georganiseerd islamistisch netwerk dat politieke oppositie kon mobiliseren tegen hun dynastieën. Toch bleven religieuze predikers en liefdadigheidsnetwerken met banden naar de MB vaak ongemoeid, zolang ze het gezag niet openlijk uitdaagden.

Aantrekkingskracht en kritiek

De aantrekkingskracht van de Moslimbroederschap lag in de combinatie van religieuze legitimiteit, discipline en sociale zorg. Ze beriep zich op de Koran en de soenna als bron van gezag en presenteerde zich als hoeder van de islamitische traditie. In preken en campagnes benadrukten leiders dat alleen de islam, en dus de Broederschap, een rechtvaardige samenleving kon garanderen. Voor veel armen bood de MB wat de staat niet leverde: betaalbare zorg, onderwijs en voedselhulp.

Maar de kritiek was minstens zo groot. De beweging wordt vaak omschreven als autoritair: interne kritiek leidt geregeld tot uitsluiting of vervolging. Ze is patriarchaal: vrouwen spelen vooral een rol in opvoeding en liefdadigheid, terwijl de leiding vrijwel uitsluitend in handen van mannen is. En ze is intolerant: religieuze minderheden zoals koptische christenen of sjiieten ervaren discriminatie. Ook is haar visie op democratie beperkt. Verkiezingen gelden als middel om macht te winnen, niet als doel om diversiteit te beschermen. Dat bleek tijdens Morsi’s presidentschap, toen vrouwenrechten en burgerlijke vrijheden snel werden ingeperkt.

Schaduwzijde en beperkingen

Waar de Moslimbroederschap daadwerkelijk aan de macht kwam, zoals tijdens het presidentschap van Mohamed Morsi (2012–2013), werden de beperkingen van hun visie snel zichtbaar. In een ontwerpgrondwet werd de sharia benoemd als belangrijkste bron van wetgeving, wat leidde tot felle protesten van liberalen, vrouwenrechtenorganisaties en religieuze minderheden. Media die kritisch waren, werden geïntimideerd of vervolgd. Er waren zelfs voorstellen om de bewegingsvrijheid van vrouwen in te perken, zoals het verbod om zonder toestemming van een man te reizen.

Ook op sociaaleconomisch vlak stelde de MB teleur. Werkloosheid en armoede bleven hoog, en religieuze retoriek bood geen antwoord op de dagelijkse problemen van miljoenen Egyptenaren. Binnen een jaar na Morsi’s verkiezing gingen miljoenen mensen opnieuw de straat op, dit keer tegen de Broederschap zelf. Het resulteerde in de militaire coup van generaal al-Sisi in 2013 en een nieuw verbod op de MB.

Buiten Egypte fungeert de MB vaak als een “staat in de staat”: sociaal onmisbaar dankzij scholen en ziekenhuizen, maar tegelijk een bron van angst voor regimes. Machthebbers vrezen dat de beweging hun monopolie op macht en legitimiteit kan ondermijnen. Egypte hield de Broederschap altijd nauwlettend in de gaten vanwege hun grote achterban, Jordanië verbood de organisatie in 2025 uit vrees voor Hamas-invloed en in de Golfstaten wordt de MB streng geweerd uit angst voor oppositie tegen de monarchieën.

Waarom dit ertoe doet

De Moslimbroederschap is de moederorganisatie van talloze islamistische stromingen. Hamas in Gaza is daar de bekendste uitloper van: een beweging die niet alleen Israël bestrijdt, maar ook de Palestijnse Autoriteit op de Westoever probeert te verdringen. Ook in Turkije liet de AKP van Erdogan zich inspireren door de MB, zij het in een gematigdere vorm. En via de ideeën van Sayyid Qutb beïnvloedde de Broederschap zelfs extremistische groepen als al-Qaeda en uiteindelijk de aanslagen van 9/11.

De rode draad is steeds dezelfde: de combinatie van religie en politiek, van liefdadigheid en macht. Die mix gaf de MB enorme aantrekkingskracht, maar ook een erfenis van spanningen, onderdrukking en geweld. Wie Hamas wil begrijpen, moet daarom eerst de Moslimbroederschap begrijpen. Zonder dat fundament is Hamas niet te verklaren.

Dit artikel is deel 2 van een drieluik. In het volgende deel staat Hamas zelf centraal: hoe de beweging ontstond, hoe ze zich ontwikkelde tot terreurorganisatie en welke rol ze speelt in het huidige Midden-Oosten.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

Wat is islamisme?

Islam is een religie en een culturele identiteit. Islamisme is iets anders: een politieke ideologie die de samenleving wil inrichten volgens islamitische normen en wetgeving (sharia). Het is geen eeuwenoud verschijnsel maar een beweging van de twintigste eeuw. Na de afschaffing van het Ottomaanse kalifaat in 1924 ontstond er een leegte. Tegelijkertijd kwamen moderne natiestaten op en streden ideologieën als Arabisch nationalisme, socialisme en liberalisme om invloed. In die nieuwe politieke arena presenteerden islamisten zich als alternatief: religieuze legitimiteit combineren met sociale rechtvaardigheid en politieke mobilisatie.

Van identiteit naar politiek

De stap van islam naar islamisme is de politisering van identiteit. Wat begon als een culturele of religieuze wij-groep, werd een politieke kracht met een eigen programma. Dat zie je breder in de regio: Arabisme veranderde van etnische trots in nationalisme, islam werd islamisme.

In de twintigste eeuw veranderde het speelveld. Partijen, verkiezingen en massamedia dwongen bewegingen om steun te winnen en coalities te vormen. De centrale vraag werd: wie mag namens het volk spreken? In de jaren zeventig kreeg islamisme echt vaart met de opkomst van nieuwe bewegingen en partijen. Het hoogtepunt was de islamitische revolutie in Iran in 1979.

Autoritarisme

In veel Arabische landen veranderde nationalisme in autoritaire staatsprojecten. Beloften van rechtvaardigheid en democratie kwamen niet uit. Wat bleef waren onderdrukking, corruptie en economische stilstand. Zo ontstond een moreel vacuüm dat islamisten wisten te vullen met liefdadigheid, discipline en het beeld van een mooi alternatief. De socioloog Max Weber omschreef de staat als degene die het monopolie op legitiem geweld claimt. Maar als dat geweld door burgers als onrechtvaardig wordt gezien, groeit de voedingsbodem voor tegenbewegingen.

Stromingen

Islamisme is geen eenheid maar een familie met verschillende takken. Het salafisme wil terug naar de vrome voorouders en kent uiteenlopende stromingen: van stille, apolitieke groepen die zich richten op zuiver geloof, tot politieke partijen en jihadistische netwerken zoals al-Qaida die de strijd zoeken met nabije en verre vijanden. Het wahhabisme vormt de officiële staatsleer van Saoedi-Arabië, geworteld in de achttiende eeuw en verankerd in het moderne koninkrijk. Het sjiitisch islamisme kreeg zijn modelstaat in Iran na de revolutie van 1979 en vond in Hezbollah in Libanon een militante politieke partij.

Ondanks de theologische verschillen delen deze bewegingen iets belangrijks: ze winnen aan kracht waar staten falen. Als de overheid geen veiligheid, vertegenwoordiging of basisvoorzieningen biedt, springen islamistische bewegingen in dat gat, met zorg, organisatie en soms ook geweld.

Civil society

“Civil society” betekent letterlijk het maatschappelijk middenveld: organisaties en netwerken die niet bij de staat horen en ook geen bedrijven zijn. Denk aan vakbonden, verenigingen, hulporganisaties en liefdadigheidsinstellingen. In veel Arabische landen werd die ruimte grotendeels gevuld door islamistische groepen. Zij boden voedselpakketten, onderwijs, gezondheidszorg en zelfs pensioentjes, vaak in wijken en dorpen waar de staat afwezig was.

Dat leverde enorm maatschappelijk kapitaal op. Zodra er een politieke opening kwam, zoals in Egypte in 2011, konden islamisten dat netwerk meteen omzetten in stemmen en zetels. Het laat ook zien waarom regimes de Moslimbroederschap telkens verboden, maar nooit echt konden uitwissen: hun organisaties boden diensten die mensen dagelijks nodig hadden. Zolang die noden blijven bestaan, blijft ook het netwerk bestaan.

Protestgolven

Om te begrijpen hoe protestbewegingen opkomen en weer verdwijnen, gebruiken politicologen Charles Tilly en Sidney Tarrow de social-movement theory. Die draait om drie elementen. Ten eerste de kansen: een protest slaagt alleen als er een opening is, bijvoorbeeld een verzwakte staat of een scheur in het regime. Ten tweede de frames: bewegingen moeten hun strijd in woorden en beelden gieten die mensen aanspreken, zoals rechtvaardigheid, waardigheid of religie. En ten derde de repertoires: de middelen die ze gebruiken, van stakingen en sit-ins tot hashtags en online campagnes.

De Arabische Lente van 2011 laat dit goed zien. Zonder centrale leiding konden jongeren via sociale media netwerken bouwen, mensen de straat op krijgen en regimes tot een reactie dwingen. Maar de meeste regimes sloegen daarna terug met harde onderdrukking, waardoor veel van die bewegingen uiteenvielen.

Rentierlogica

In de Golfstaten gelden andere regels. Dit zijn rentierstaten: landen die hun inkomsten vooral uit olie en gas halen in plaats van uit belastingen. Daardoor ontstaat een ongeschreven ruil. Burgers dragen geen belasting af en leveren dus ook politieke inspraak in. In ruil daarvoor krijgen ze welvaart: gesubsidieerde brandstof, goedkope woningen, banen bij de overheid of zelfs directe toelages.

Deze logica verzwakt de behoefte aan representatie en parlementaire macht. Het maakt ook duidelijk waarom islamistische bewegingen daar minder ruimte krijgen: waar de staat zelf welvaart en diensten uitdeelt, is minder vraag naar alternatieve organisaties die dat doen. Zo worden protesten vaak gedempt en verschuift de legitimiteit naar een mix van cliëntelisme en religie.

In landen zonder olie, zoals Egypte of Jordanië, werkt het precies andersom. Daar moet de staat belasting heffen maar kan hij vaak niet genoeg voorzieningen leveren. Dat schept ruimte voor islamistische bewegingen om in te springen met scholen, ziekenhuizen en voedselhulp. Zo wordt islamisme juist sterker in republieken die kampen met economische crises, terwijl het in oliestaten vaker wordt ingekapseld of onderdrukt.

De schaduwzijde van islamisme

Zelfs wanneer islamistische bewegingen zich niet met geweld bezighouden, brengen ze vaak grote nadelen met zich mee. Vrijheden van vrouwen en minderheden worden ingeperkt, politieke tegenstanders krijgen nauwelijks ruimte en democratie verschraalt. Kritiek op religie of afwijkende levensstijlen wordt onderdrukt, onderwijs raakt ideologisch gekleurd en wetenschap of kunst komt in de verdrukking. Ook religieuze minderheden zoals christenen, Joden of sjiieten ervaren discriminatie en tweederangsburgerschap. Bovendien kunnen landen onder islamistisch bestuur internationaal geïsoleerd raken, met economische en diplomatieke schade tot gevolg. Islamisme is dus niet alleen een religieus-politiek project, maar ook een ideologie die de maatschappelijke ruimte vaak aanzienlijk verkleint.

Veelgestelde vraag: is islamisme altijd gevaarlijk?

Niet per se in de zin van terrorisme of geweld. Islamisme is een brede stroming: sommige bewegingen doen mee aan verkiezingen en runnen scholen en ziekenhuizen, andere legitimeren aanslagen en afwijzing van democratie. Maar één ding is bijna overal hetzelfde: islamistische partijen en bewegingen beperken de vrijheid van vrouwen en minderheden. Zelfs in hun meest gematigde vorm staan ze een samenleving voor waarin mannen overheersen en waar liberale rechten ondergeschikt zijn aan religieuze regels.

Kortom: islamisme is niet altijd gevaarlijk als beweging, maar wel funest voor vrouwenrechten en individuele vrijheden, en dus iets wat je niet moet idealiseren of omarmen.

Waarom dit ertoe doet

Islamisme is geen mysterie en ook geen eenheid. Het is een moderne politieke reactie op mislukte staatsprojecten, sociale nood en geopolitieke competitie. Soms is het een politieke partij die hervormingen zoekt, soms een beweging die kiest voor revolutie en geweld.

Wie Hamas wil begrijpen, moet dit bredere landschap kennen. Eerst het concept islamisme: hoe religie een politieke ideologie werd. Dan de Moslimbroederschap: de beweging die dit idee vormgaf en verspreidde. Pas daarna kun je zien hoe Hamas in die traditie staat, maar tegelijk een eigen Palestijnse invulling kreeg.

Dit artikel vormt daarom het eerste deel van een drieluik. In het volgende deel staat de Moslimbroederschap centraal, daarna volgt Hamas zelf.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Bronnen (o.a.)

  • Hassan al-Banna,Risalat al-Ta’lim (1930s)
  • Sayyid Qutb,Milestones (1964)
  • Charles Tilly & Sidney Tarrow,Contentious Politics (2007)
  • Max Weber,Politik als Beruf (1919)
  • Hazem Beblawi & Giacomo Luciani (red.),The Rentier State (1987/1989)
  • Sami Zubaida,Islam, the People and the State (1993)
  • Olivier Roy,The Failure of Political Islam (1994)
  • Gilles Kepel,Jihad: The Trail of Political Islam (2002)
  • Fanar Haddad,Sectarianism in Iraq (2011)

Vergeten vrouwen

De gouden kooi 

Ze leeft in een paleis. Haar kledingkast is groter dan de woonkamer van een gemiddeld gezin. Ze draagt designerjurken, heeft gestudeerd aan een prestigieuze universiteit in het buitenland en vliegt met een privéjet de wereld over. Alles aan haar leven ademt vrijheid, luxe en macht.

En toch heeft ze voor vrijwel alles wat ze wil toestemming nodig van haar echtgenoot, haar vader of haar broer.

Achter de paleismuren

In de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië, Qatar en Koeweit worden vrouwen niet onderdrukt op de manier die doorgaans geassocieerd wordt met oorlog, honger of religieuze terreur. In plaats daarvan leven ze in hypermoderne steden vol glinsterende torens, zorgvuldig onderhouden parken, internationale scholen en universiteiten die hun deuren juist voor vrouwen openzetten. Ze lopen over marmeren vloeren in winkelcentra vol westerse merken, krijgen functies bij grote bedrijven en verschijnen in glossy campagnes als het gezicht van de vooruitgang.

Maar achter deze façade, zorgvuldig opgebouwd en gekoesterd door regimes die zich willen presenteren als modern en westersgezind, bestaat een werkelijkheid waarin vrouwen nog steeds geen volledige zeggenschap hebben over hun eigen leven. Niet ondanks hun rijkdom, maar juist daardoor zijn hun beperkingen voor de buitenwereld moeilijker te herkennen. Wat niet in de vorm van armoede of geweld wordt gegoten, lijkt al snel onschuldig, of simpelweg niet urgent genoeg.

De prinses die verdween

In 2018 probeerde prinses Latifa Al Maktoum, dochter van de heerser van Dubai, te vluchten uit de Verenigde Arabische Emiraten. Haar poging was niet het impulsieve werk van een naïef meisje, maar een nauwgezet voorbereide ontsnapping, mede opgezet met een Franse voormalig geheim agent. Ze reed per auto naar de grens met Oman, bereikte daar een boot die haar naar internationale wateren bracht, en stapte vervolgens over op een jacht richting India. 

Voor haar vertrek had ze een video opgenomen waarin ze sprak over jarenlange opsluiting, isolatie en mishandeling. “Als je deze video ziet,” zei ze, “dan ben ik dood, of erger.” De boot waarop ze voer werd onderschept door een gezamenlijke operatie van Indiase en Emiratische troepen. Latifa verdween. Jaren later verschenen er foto’s van haar, zittend in een café in Dubai of glimlachend naast VN-functionarissen. Of ze vrij was, of slechts zorgvuldig werd tentoongesteld, bleef onduidelijk.

Haar verhaal staat niet op zichzelf. In 2000 verdween haar zus Shamsa uit Cambridge, waar ze onder begeleiding van personeel verbleef. Ze zou met geweld zijn teruggebracht naar Dubai, maar ondanks meerdere verzoeken van journalisten en mensenrechtenorganisaties is er nooit een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door de Britse autoriteiten. En dan is prinses Haya, de voormalige vrouw van sjeik Mohammed bin Rashid Al Maktoum, die met haar twee kinderen naar Londen vluchtte nadat ze ontdekte wat er met Latifa en Shamsa was gebeurd. 

In de rechtszaal legde ze verklaringen af over intimidatie, afluisterpraktijken en bedreigingen, terwijl de sjeik zich via diplomatieke kanalen verweerde tegen aantijgingen die hij als “privékwestie” afdeed. Andere verhalen blijven anoniem. Dochters van invloedrijke families die niet mogen trouwen met wie ze willen. Echtgenotes van diplomaten die hun paspoort moeten inleveren bij hun schoonvader. Vrouwen uit de elite die alles lijken te hebben, behalve bewegingsvrijheid.

Controle via familie en technologie

De levens van deze vrouwen worden strak gereguleerd via een combinatie van traditionele familierollen, religieuze interpretaties en moderne technologie. In Saoedi-Arabië was het systeem van mannelijke voogdij jarenlang verankerd in wet en praktijk. Een vrouw had voor vrijwel alles toestemming nodig van een man: om te reizen, te studeren, te werken of medische zorg te ontvangen. 

Hoewel hervormingen in 2019 een deel van deze beperkingen formeel hebben opgeheven, bleef de sociale realiteit weerbarstig. In veel families gelden de oude regels nog steeds, en instellingen zoals universiteiten en ziekenhuizen blijven uit angst of gewoonte toestemming vragen aan mannelijke familieleden.

De komst van digitale controlemechanismen maakte deze afhankelijkheid nog indringender. De overheidsapp Absher werd gelanceerd als een manier om overheidsdiensten te vereenvoudigen, maar bevatte onder andere een functie waarmee mannen konden instellen of hun vrouwelijke familieleden het land mochten verlaten. Wanneer een vrouw het vliegveld bereikte, werd automatisch een sms gestuurd naar haar voogd. Hij kon met één klik toestemming geven of intrekken, ongeacht de leeftijd of opleiding van de vrouw in kwestie.

Op vliegvelden werd deze realiteit tastbaar. In de aankomsthallen bestonden speciale wachtruimtes voor “niet afgehaalde vrouwen”. Vrouwen die bijvoorbeeld terugkeerden van een studie in het buitenland, een familiebezoek of een dienstreis, maar het vliegveld niet mochten verlaten zonder dat een mannelijke voogd hen kwam ophalen. Daar moesten zij wachten, soms uren of zelfs dagenlang. Niet als zelfstandige burgers met rechten, maar als objecten, als bagage die moest worden opgehaald. Alsof hun identiteit niet in hun paspoort lag besloten, maar in de toestemming van een ander.

Het decor van moderniteit

Voor de buitenwereld blijft dit systeem grotendeels onzichtbaar. Wat men ziet, zijn de zichtbare tekens van emancipatie: vrouwen die bedrijven leiden, ministersposten bekleden of sportevenementen organiseren. In Qatar worden vrouwelijke academici en studenten naar voren geschoven in internationale conferenties. In Koeweit dragen vrouwen de titel van parlementslid of rechter. In de VAE is er een Minister of State for Happiness, een vrouw. 

Maar die zichtbaarheid verhult het lot van duizenden vrouwen die zich dagelijks moeten voegen naar de wensen van hun vader, echtgenoot of broer. Vrouwen die weten dat een echtscheiding hun kinderen kost. Die beseffen dat een klacht tegen mishandeling kan leiden tot opsluiting van henzelf wegens ongehoorzaamheid. En die zwijgen omdat spreken niet alleen hun vrijheid bedreigt, maar de eer van hun familie – en dus hun veiligheid.

Deze tegenstelling tussen façade en fundament maakt hun situatie des te schrijnender. Want in plaats van protest of solidariteit, ontvangen zij bewondering of ongeloof. Hoe kan iemand die woont in een villa, met een bediende, kok, schoonmaakster en chauffeur, zich gevangen voelen? Die vraag is niet alleen naïef, maar veelzeggend in haar onbegrip.

Diplomatieke doofpot

En wanneer deze vrouwen zich durven los te maken, wanneer ze vluchten en asiel aanvragen, wanneer ze hun stem verheffen in rechtbanken of via geheime video’s, dan worden ze niet opgevangen, maar genegeerd. 

Westerse regeringen die zich gretig profileren als verdedigers van vrouwenrechten, blijven opvallend stil wanneer het om hun bondgenoten in de Golf gaat. Saoedi-Arabië is een belangrijke afnemer van wapens, de VAE investeert miljarden in Europese havens en techbedrijven, Qatar organiseert wereldkampioenschappen en koestert zijn positie als diplomatieke bruggenbouwer. Die belangen wegen zwaarder dan mensenrechten.

Toen Latifa verdween, sprak niemand haar naam in de Veiligheidsraad. Toen Shamsa uit Groot-Brittannië werd meegenomen, volgde er geen aanklacht. Toen Haya verklaarde dat ze werd geïntimideerd en gevolgd, wuifde de Golfstaat het weg als een privézaak. Zelfs wanneer vrouwen erin slagen te vluchten, worden hun asielverzoeken vaak afgewezen wegens gebrek aan bewijs of “culturele complexiteit”. Sommige ambassades werken stilletjes mee aan repatriëring, onder het mom van familiehereniging. Wat dat betekent, is duidelijk voor wie heeft geluisterd naar de getuigenissen van vrouwen die terugkeerden en vervolgens spoorloos verdwenen.

Tegelijkertijd blijven deze landen internationaal prijzen winnen en investeringen binnenhalen. Ze mogen zichzelf presenteren als hervormers, pioniers en modernisten, waarbij vrouwen worden ingezet als uithangbord. Hun aanwezigheid op podia en in persberichten dient niet hun vrijheid, maar de reputatie van de staat. En zolang dat beeld overeind blijft, blijft het stil rond de vrouwen die nooit worden opgevoerd, tenzij als waarschuwing voor wie probeert te ontsnappen.

Vrijheid zonder glans

De gouden kooi is geen metafoor. Ze bestaat uit muren van reputatie, familiedruk, digitale controle en diplomatieke zwijgzaamheid. Het is een systeem waarin vrouwen alles lijken te hebben, behalve het recht op zelfbeschikking. Waar macht en rijkdom dienen als camouflage voor afhankelijkheid. Waar vrijheid geen recht is, maar een gunst – uitdeelbaar, intrekbaar, en zelden blijvend.

Het is de tiende kooi in een reeks van vergeten vrouwen. De serie begon bij oorlog, slavernij, verkrachting, ballingschap. Maar wie goed kijkt, ziet dat dit verhaal in niets verschilt. Hier is geen puin, geen geweer, geen kamp. Alleen stilte, toezicht, toestemming. Ook hier verdwijnt de vrouw in een systeem dat haar reduceert tot bezit, soms met geweld, soms met een glimlach. En ook hier kijkt de wereld weg, omdat haar verhaal niet past in het beeld dat we willen zien. 

Omdat rijkdom, glans en beschaving een betere indruk maken dan de ongemakkelijke waarheid daarachter.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Vastgeketend op weg naar vrijheid

In Libië worden vluchtelingen opgesloten, verkocht en misbruikt. Voor veel vrouwen eindigt de hoop op Europa in een nachtmerrie van geweld, verkrachting en verdwijning in de woestijn.

Na de val van Khadaffi in 2011 raakte Libië in complete chaos. Het land had geen echte regering meer, en gewapende groepen kregen vrij spel. In die chaos ontstonden smokkelroutes en mensenhandel. Vooral vluchtelingen die via Libië naar Europa wilden, kwamen in gevaar. Vrouwen werden dubbel slachtoffer: eerst als vluchteling, daarna als koopwaar.

SLAVENMARKTEN

In 2017 lieten CNN en andere media schokkende beelden zien van slavenmarkten bij Tripoli. Daar werden migranten bij opbod verkocht. Niet in het geheim, maar gewoon in het openbaar. En na de eerste ophef keek de wereld weer weg. Mannen werden vaak ingezet voor dwangarbeid op boerderijen of in de bouw. Vrouwen golden als “meer waard” omdat ze gebruikt konden worden voor seks.

Volgens getuigen vonden deze veilingen plaats in garages, loodsen of op binnenplaatsen van huizen. De prijzen voor vrouwen lagen tussen de 400 en 1000 dollar, afhankelijk van hun leeftijd, gezondheid of uiterlijk. Wie hen kocht, mocht ermee doen wat hij wilde. Veel vrouwen kwamen terecht in zogenoemde connection houses, dat zijn huizen die worden beheerd door smokkelaars. Daar werden ze verkracht, gedwongen tot prostitutie of opnieuw doorverkocht.

Ik heb een nachtmerrie verlaten om in de hel te komen,” vertelde Aisha in 2021. Ze was haar land ontvlucht na vijf miskramen. Voor haar schoonfamilie en de buurt was ze ‘een heks’. Het advies dat vrouwen krijgen voordat ze vertrekken? Neem een anticonceptieprik die drie maanden werkt. En als je het kunt betalen: kies de ‘duurdere’ smokkeloptie, met anticonceptie inbegrepen.

Een Nigeriaanse vrouw die wist te ontsnappen, vertelde later dat vluchtelingen als handelswaar werden behandeld: “Soms kwamen mannen gewoon binnen om iemand uit te kiezen. Als je weigerde, kreeg je klappen of dagenlang geen eten.”

Ook in 2025 blijft de situatie grimmig. Vrouwen worden nog steeds onderschept, opgesloten en verhandeld. De markten zijn minder zichtbaar geworden, maar niet verdwenen. Ze zijn verhuisd naar afgelegen plekken en opereren via gesloten netwerken. Het zijn geen openlijke veilingen meer, maar de uitbuiting gaat door. Achter gesloten deuren worden vrouwen nog steeds verkocht en misbruikt.

Die markten zijn er niet alleen in grote steden. Ook in het zuiden van Libië, waar veel vluchtelingen het land binnenkomen, zijn handelaren actief. Ze maken afspraken met smokkelaars in buurlanden en regelen vervoer, opvang en verkoop. Vrouwen die onderweg al verkracht of mishandeld zijn, worden zo opnieuw slachtoffer. Zonder bescherming, zonder rechten.

Mensenrechtenorganisaties blijven rapporten schrijven. Maar die verdwijnen vaak in een la. Ver weg van de vrouwen die ze beschrijven. En zonder gevolgen voor de daders.

GEVANGEN NA REDDING

Wie de zee op gaat in een gammele boot, wordt vaak onderschept door de Libische kustwacht. In plaats van hulp krijgen vluchtelingen een ticket terug naar de gevangenis. In die detentiecentra worden mensen geslagen, gemarteld, verkracht en soms zelfs vermoord. Volgens de Verenigde Naties gaat het niet om losse incidenten, maar om systematisch geweld. Vrouwen worden verkracht en raken zwanger. Kinderen lijden honger of verdwijnen spoorloos. 

Toch blijven Europese landen samenwerken met de Libische autoriteiten. Sinds 2017 heeft de EU honderden miljoenen euro’s gegeven aan de Libische kustwacht: voor trainingen, boten, materiaal en zelfs luchtsteun. Daarmee worden migrantenboten op zee onderschept en teruggestuurd. Wat als redding wordt gepresenteerd, is in werkelijkheid het begin van een nieuwe hel.

In het beruchte Triq al-Sikka detentiecentrum in Tripoli moesten vrouwen schoonmaken voor de bewakers, en sommigen raakten zwanger na herhaalde verkrachting. Zelfs kinderen zijn niet veilig: ze worden opgesloten, ondervoed, ziek en in sommige gevallen misbruikt of zelfs doorverkocht, bijvoorbeeld via illegale adoptienetwerken.

GEDUMPT IN DE WOESTIJN

Niet alle vluchtelingen overleven de Libische “reis naar vrijheid”. Voor velen, vooral vrouwen en kinderen, eindigt de tocht in de hitte van de woestijn. Smokkelaars en milities behandelen migranten als wegwerpartikelen: “Sommigen die niet kunnen betalen, worden gedood of achtergelaten om van de honger te sterven,” zei de Internationale Organisatie voor Migratie

Vrouwen die niet meer ‘bruikbaar’ zijn, door ziekte, uitputting of zwangerschap, lopen het risico simpelweg achtergelaten te worden, zonder water of voedsel in de woestijn. Een Libische mensenhandelaar gaf zelfs toe dat de woestijn vol ligt met lichamen van mensen die zijn gestorven van dorst. “De woestijn is bezaaid met ongeïdentificeerde lichamen,” zei hij.

In de zuidelijke stad Sabha, een belangrijk knooppunt op de migratieroute, raakt het mortuarium regelmatig vol met dode lichamen. Smokkelaars dumpen ze bij het ziekenhuis. “De doden worden nooit geïdentificeerd en vaak zonder naam begraven,” aldus een arts. Deze vrouwen en mannen verdwijnen in het zand, anoniem, ongezien, vergeten.

Ook aan de grenzen gebeurt hetzelfde. Migranten die proberen Libië te ontvluchten, of worden uitgezet uit buurlanden, lopen hetzelfde risico. Grenswachters hebben uitgeputte groepen aangetroffen, soms met zwangere vrouwen en kinderen, midden in de woestijn, zonder water, zonder hulp. 

Sommigen zijn gered, maar anderen vonden een stille dood in de verlaten grensstreek. Deze verhalen laten zien hoe vluchtelingen worden behandeld als wegwerpmensen. Wie geen nut meer heeft voor smokkelaars of machthebbers, wordt zonder pardon achtergelaten om te sterven.

GEEN CIJFERS, GEEN BESCHERMING

Niemand weet precies hoeveel vrouwen er vastzitten, verkracht worden of verdwijnen. De Libische autoriteiten registreren hen niet. Hulporganisaties hebben nauwelijks toegang tot de gevangenissen. 

Er is geen asielprocedure in Libië. Het land kent zelfs geen echte centrale overheid: in 2025 zijn er nog steeds drie rivaliserende regeringen die elkaar bestrijden. Daardoor is er geen gezag dat verantwoordelijk is voor bescherming van vluchtelingen. Elke regio wordt gecontroleerd door een andere groep, vaak met eigen belangen. 

Migranten zijn overgeleverd aan milities en gewapende bendes. De overheid ziet migranten als ‘illegaal’. Er is geen bescherming, geen recht, geen hoop. Milities hebben de macht, en ze gebruiken die om te verkrachten, uit te buiten en te doden. Niemand houdt hen tegen. Misdadigers in uniform of in bendeverband hoeven zelden verantwoording af te leggen voor verkrachtingen, folteringen of moorden op migranten. 

Artsen zonder Grenzen, dat jarenlang noodhulp bood in migrantenkampen, werd in 2022 zelfs door Libische autoriteiten het land uitgezet omdat het “migratie zou aanmoedigen”. Het resultaat is een humanitair zwart gat: zonder getuigen, zonder registratie en zonder cijfers blijft het leed van deze mensen onzichtbaar en ontkend.

DE ROL VAN EUROPA

De crisis in Libië wordt mede mogelijk gemaakt door internationale hypocrisie. Westerse landen zeggen mensenrechten belangrijk te vinden, maar nemen ondertussen maatregelen die slavernij en misbruik juist in stand houden.

Wat doet Europa intussen? Het werkt al jaren samen met Libië om migranten tegen te houden. Landen als Italië en organisaties als Frontex geven geld, boten en zelfs drones aan de Libische kustwacht. Ze weten dat vluchtelingen na onderschepping in vreselijke omstandigheden terechtkomen. Maar ze kijken weg.

Met andere woorden: Europese middelen, bedoeld om migratie te beheersen, houden een systeem in stand waarin mensen worden opgesloten, verhandeld en verkracht. Voor de politieke bühne klinkt het als daadkracht. Voor vluchtelingen is het een ramp.

Officieel zegt de EU mensenrechten te verdedigen. In de praktijk besteedt ze grensbewaking uit aan milities die mensenhandel mogelijk maken. Een EU-rapporteur verwoordde het scherp: Europa heeft de foltering uitbesteed.

En het gaat niet alleen om overheden. Ook Europese bedrijven verdienen eraan: ze bouwen gevangenissen, sluiten oliecontracten met strijdende partijen, en leveren materiaal aan instanties die migranten mishandelen.

Er is veel verontwaardiging over sommige crisissen, maar over Libië blijft het opvallend stil. Geen demonstraties, geen vlaggen, geen ingezonden brieven. Geen professor die een petitie start, geen opiniemaker die het opneemt voor deze vrouwen. De lijken in de woestijn raken ons niet. Ze passen niet in het politieke verhaal. En dus zwijgen we.

Dat zwijgen is geen onschuld. Het is onderdeel van het systeem. En het is alles wat deze vrouwen rest: stilte. Dodelijke stilte.

Wat als deze vrouwen onze dochters waren?

We weten het. En we doen het tóch.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

red flower near white flower during daytime
Verdieping

The Dinah Project

Seksueel geweld als oorlogswapen: wat het rapport van The Dinah Project laat zien

Op 7 oktober 2023 viel Hamas Israël aan. Al snel gingen gruwelijke beelden rond van moorden, branden en ontvoeringen. Maar over één ding bleef het opvallend stil: seksueel geweld. Pas maanden later kwam er serieus onderzoek, dat eindigde in een rapport. Waarom duurde dat zo lang? En waarom hoor je zo weinig van activisten die normaal gesproken juist bij dit soort misdaden van zich laten horen?

Op 8 juli 2025 bracht The Dinah Project – een Israëlische NGO die in 2023 werd opgericht door juristen, onderzoekers en mensenrechtenexperts – een schokkend rapport uit over het seksueel geweld dat op 7 oktober werd gepleegd. Het rapport “A Quest for Justice: October 7 and Beyond” legt uit hoe Hamas-strijders op meerdere plekken vrouwen verkrachtten, martelden en verminkten. De organisatie roept op tot internationale vervolging.

Wat staat er in het rapport?

Het rapport is gebaseerd op honderden uren videobeelden, forensisch onderzoek en tientallen getuigenissen. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:

  • Er zijn minimaal vijftien gevallen van verkrachting, groepsverkrachting en seksuele marteling vastgesteld. Die vonden plaats op zes plekken in Zuid-Israël, waaronder het Nova-festival en kibboetsen als Re’im en Nir Oz.
  • Ooggetuigen en hulpverleners meldden dat lichamen van vrouwen naakt en vastgebonden waren. Sommigen hadden verwondingen aan hun geslachtsdelen of waren daar beschoten.
  • Vrijgelaten gijzelaars vertelden dat ze in Gaza seksueel zijn vernederd, verkracht of bedreigd met gedwongen huwelijk.
  • Het geweld was geen toeval. Het was bewust, georganiseerd en bedoeld om te vernederen en angst aan te jagen.

Hoe is het onderzocht?

Het rapport beweert niet alles te weten. Veel slachtoffers zijn dood. Anderen durven of kunnen niet praten. Toch laten de beelden, verklaringen en het forensisch onderzoek een duidelijk beeld zien. Juist omdat de onderzoekers voorzichtig zijn en niets overdrijven, komt het rapport overtuigend over.

De werkwijze:

  • Gesprekken met 15 bevrijde gijzelaars, 17 ooggetuigen en 27 hulpverleners;
  • Analyse van duizenden foto’s en honderden uren video;
  • Beoordeling door experts op het gebied van seksueel geweld in conflicten;
  • Internationale standaarden zijn gevolgd, zoals VN-protocollen.

Waarom is dit rapport belangrijk?

Het rapport laat zien dat het seksueel geweld op 7 oktober niet incidenteel was, maar systematisch. Dat maakt het mogelijk om Hamas aan te klagen voor oorlogsmisdaden. Bovendien dwingt het overheden en media om het geweld tegen vrouwen op 7 oktober serieus te nemen.

Veel vrouwen die dit overleefden, spreken niet. Maar het rapport maakt hun verhalen zichtbaar via hulpverleners, sporen op de lichamen en de verklaringen van bevrijde gijzelaars.

Ontkenning, twijfel en verdraaiing

Hamas ontkent alle aantijgingen. Ze noemen het propaganda van Israël. Ook sommige pro-Palestijnse activisten zeggen dat het verhaal over verkrachtingen verzonnen is. De Amerikaanse commentator Max Blumenthal bijvoorbeeld stelt dat Israël seksueel geweld “politiek inzet” om steun te krijgen.

Sommige vroege verhalen over verkrachting bleken later onjuist of overdreven. Het PBS-programma News Hour beschreef twee van zulke gevallen. Maar die uitzonderingen worden nu gebruikt om álle meldingen in twijfel te trekken, ook de goed onderbouwde.

Dat zorgt voor verwarring. Activisten en zelfs sommige academici richten zich vooral op wat niet klopt, in plaats van op het leed dat wél is bewezen.

De bekende filosofe Judith Butler noemde de aanval van Hamas een “daad van verzet”. Zulke uitspraken maken het makkelijker om gruweldaden weg te praten of te negeren.

De ironie: juist door zich vast te bijten in verkeerde verhalen, ondermijnen critici het bewijs dat er wél is. Daardoor ontstaat er opnieuw stilte, niet omdat er geen misdaden zijn, maar omdat sommige mensen ze niet wíllen zien.

Het zwijgen van activisten

Wat ook opvalt: veel activisten en mensenrechtenorganisaties zwijgen. Terwijl ze normaal gesproken terecht in actie komen bij seksueel geweld, blijft het nu stil.

Na 7 oktober zagen we drie manieren waarop het geweld werd weggepraat:

  1. Ontkenning: het zou niet gebeurd zijn, of het is Israëlische propaganda;
  2. Relativering: het is een reactie op het beleid van Israël, alsof verkrachting verzet is;
  3. Omkering: de schuld ligt bij Israël, want dat zou Hamas hebben uitgelokt.

Het komt hierop neer: wie de slachtoffers niet erkent omdat ze Israëlisch of Joods zijn, meet met twee maten. Dan gaan vrouwenrechten alleen op als het politiek goed uitkomt.

Waar blijven de opiniestukken? De hashtags? De solidariteitsverklaringen? De vlaggen, de aandacht van journalisten en academici? Het rapport van The Dinah Project is niet alleen een aanklacht tegen Hamas, maar ook een morele test. Wie hier zwijgt, verliest geloofwaardigheid als voorvechter van mensenrechten. Wie alleen spreekt als de dader wit, westers of zionistisch is, bedrijft geen mensenrechtenactivisme, maar geopolitieke propaganda.

Conclusie

A Quest for Justice is een sterk en zorgvuldig rapport. Het legt bloot hoe seksueel geweld op 7 oktober werd gebruikt als oorlogswapen. In een wereld waar vrouwelijke slachtoffers vaak worden genegeerd, is dit rapport een stap naar erkenning en rechtvaardigheid.

Zwijgen is geen neutraliteit. Het is wegkijken. En als mensenrechten voor iedereen gelden, dan moeten ze ook verdedigd worden wanneer dat ongemakkelijk is.

Daarbij is één punt extra belangrijk om te benadrukken: deze constatering komt niet uit het rapport zelf, maar is essentieel om toe te voegen. De slachtoffers van 7 oktober – vrouwen, kinderen, festivalgangers, bewoners van kibboetsen – zijn op geen enkele manier verantwoordelijk voor hoe de Israëlische regering daarna reageerde. Wat hen is aangedaan, staat los van militair beleid of politieke keuzes. Het zijn burgers die op brute wijze zijn aangevallen en als zodanig moeten ze worden erkend.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Vergeten vrouwen

Vrouwen als handelswaar

Syrische meisjes en vrouwen betalen de prijs van ‘opvang’ en verdwijnen in (kind)huwelijken, uitbuiting en een systeem dat hen niet ziet

Turkije noemt zichzelf een gastland. Europa prijst het om de opvang van miljoenen Syrische vluchtelingen. Maar achter die lof schuilt een andere werkelijkheid – vooral voor vrouwen en meisjes.

Zij betalen de prijs van ‘opvang’. Niet in de vorm van vrijheid of veiligheid, maar met hun lichaam, hun arbeid, hun stilte. Ze verdwijnen in kindhuwelijken, religieuze huwelijken, zwart werk of misbruik, vaak met instemming van hun omgeving. Wat bescherming heet, is voor hen een wisselkoers geworden. Een dochter minder aan tafel, een vrouw minder met rechten.

EEN HUWELIJK ZONDER RECHTEN

Veel Syrische meisjes worden uitgehuwelijkt aan oudere Turkse mannen. Vaak gebeurt dat via een religieus huwelijk, gesloten door een imam. Zo’n huwelijk wordt meestal niet officieel geregistreerd bij de overheid. Volgens de wet mag je in Turkije pas trouwen als je 18 bent, maar met toestemming van een rechter kan dat al vanaf 16. Die uitzondering wordt vaak misbruikt, vooral bij vluchtelingenmeisjes.

Zonder officiële registratie hebben deze meisjes geen enkele bescherming. Ze hebben geen recht op alimentatie, geen aanspraak op gezamenlijke bezittingen en geen toegang tot juridische hulp als er iets misgaat. Als het huwelijk eindigt, staan ze met lege handen. Veel van hen worden bovendien ‘tweede’ of ‘derde’ vrouw, in een samenleving waar polygamie officieel verboden is, maar religieus nog altijd voorkomt. Ze zijn volledig afhankelijk van de man en dat maakt hen extreem kwetsbaar voor misbruik en geweld.

TIENERMOEDERS IN DE SCHADUW

In steden zoals Sanliurfa, vlak bij de Syrische grens, zien hulpverleners nog altijd jonge meisjes van 14 of 15 jaar die zwanger zijn. Ze zijn vaak uitgehuwelijkt en al moeder voordat hun lichaam daar klaar voor is. Toch melden veel van deze meisjes zich niet bij klinieken of hulpposten. Ze zijn bang. Als ze vertellen hoe jong ze zijn, kan dat leiden tot meldingen bij de autoriteiten, of tot problemen met hun familie of echtgenoot.

Sommigen bevallen daarom thuis, anderen in privéklinieken waar minder vragen worden gesteld. Maar dat brengt grote risico’s met zich mee. Veel van deze meisjes zijn ondervoed, hebben bloedarmoede en krijgen tijdens hun zwangerschap geen medische begeleiding. Hun situatie blijft onzichtbaar – totdat het misgaat, bij de bevalling of met hun gezondheid.

BABY’S DIE NIET BESTAAN

Veel baby’s van deze jonge moeders worden nooit officieel geregistreerd. Om een geboorte aan te geven bij de Turkse overheid zijn geldige papieren nodig en die hebben deze meisjes vaak niet. Sommigen zijn zelf niet geregistreerd als vluchteling, anderen wonen met een man in een informeel huwelijk dat niet erkend wordt.

Ook vaders laten hun kind vaak niet registreren. Soms omdat ze niet willen dat hun huwelijk met een minderjarige aan het licht komt. Soms omdat ze de moeder aan haar lot overlaten. En voor meisjes zonder papieren of bescherming is er niemand die dat kind namens hen kan aanmelden.

Een kind dat niet geregistreerd is, bestaat juridisch niet. Het heeft geen recht op onderwijs, gezondheidszorg of een paspoort. Geen identiteit, geen toekomst. Vooral ook omdat aan de Syrische kant van de grens registratie lang niet vanzelfsprekend is, lopen deze kinderen een groot risico op stateloosheid.

Veel kinderen die geboren worden uit dit soort religieuze huwelijken in vluchtelingenkampen zijn juridisch compleet onzichtbaar. En zolang ze niet bestaan op papier, blijft uitbuiting onbestraft en blijft het systeem dat hen voortbrengt ongemoeid.

UITGEHUWELIJKT VOOR DE HUUR

Voor veel Syrische gezinnen in Turkije is armoede nog steeds dagelijkse realiteit, versterkt door recente crises zoals de aardbevingen van begin 2023 en de economische instabiliteit daarna. De economie herstelt langzaam, maar veel vluchtelingengezinnen blijven kampen met werkloosheid, stijgende kosten en minimale steun. De nood is hoog en in sommige gevallen leidt dat tot schrijnende keuzes.

Volgens recente rapporten komt het nog altijd voor dat meisjes worden uitgehuwelijkt aan huisbazen of werkgevers, als informele betaling voor onderdak of basisvoorzieningen. Lokale hulpverleners signaleren dat dit vooral gebeurt in gebieden met weinig toezicht en grote concentraties vluchtelingen, zoals in Sanliurfa en Gaziantep. Juist daar komen meerdere risicofactoren samen: overbelaste voorzieningen, een grote informele arbeidsmarkt, sociaal-conservatieve normen en een terughoudende overheid.

Waar armoede uitzichtloos wordt, verandert een kind in een economische transactie en verdwijnt zij in een religieus huwelijk dat niemand registreert. Ze kunnen nergens terecht als ze worden mishandeld en niemand houdt toezicht op wat er met hen gebeurt. Voor de buitenwereld zijn ze onzichtbaar, maar voor hun omgeving zijn ze vooral een mond minder om te voeden.

STRUCTUREEL FALEN

Volgens ECPAT hebben Turkse instanties zoals de politie, gezondheidszorg en jeugdzorg vaak niet genoeg kennis of training om deze meisjes op tijd te herkennen en te helpen. Veel professionals weten niet waar ze signalen van misbruik aan moeten koppelen of durven niet in te grijpen, zeker bij religieuze huwelijken die sociaal of cultureel worden getolereerd binnen bepaalde gemeenschappen.

Die huwelijken liggen gevoelig. In sommige wijken en dorpen, vooral in het zuidoosten van Turkije, worden kindhuwelijken religieus gelegitimeerd en sociaal geaccepteerd. Lokale ambtenaren en hulpverleners deinzen er soms voor terug om in te grijpen, uit angst om als bevooroordeeld of ‘westers bemoeizuchtig’ te worden gezien. ECPAT noemt dit een belangrijke reden waarom veel kindhuwelijken onder de radar blijven.

Daar komt bij dat veel meisjes geen Turks spreken. Ze weten niet waar ze hulp kunnen zoeken, of zijn bang dat contact met de autoriteiten leidt tot straf, deportatie of verlies van hun verblijfsstatus. Ook religieuze of sociale druk speelt een rol: meisjes leren vaak dat ze moeten zwijgen om de eer van de familie te beschermen.

Wie misbruik meldt, riskeert veel: gezichtsverlies, verstoting of de volledige ontwrichting van hun leven. Velen zwijgen. Soms uit schaamte, vaak uit angst. Voor deze meisjes is stilte geen teken van instemming, maar van overleven. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: meisjes blijven onzichtbaar, instellingen grijpen niet in en uitbuiting kan gewoon doorgaan, onder het mom van ‘huwelijk’ of ‘familie-eer’.

NIET ALLEEN BRUIDEN

Niet alleen jonge meisjes, maar ook volwassen Syrische vrouwen leven in onzekerheid, afhankelijkheid en sociale uitsluiting. In opvangkampen en steden zijn zij vaak de spil van het gezin, maar zonder papieren, inkomen of bescherming. Ze dragen de zorg voor kinderen, regelen voedsel, houden het huishouden draaiend en werken als het moet, vaak onder erbarmelijke omstandigheden.

Veel vrouwen werken informeel: in de landbouw, de schoonmaak of de textielsector. Zonder contract, zonder rechten. Werkgevers betalen hen slecht of in natura en seksuele intimidatie is wijdverspreid. Wie protesteert, verliest haar werk of wordt bedreigd met uitzetting. Juridisch verweer is vrijwel onmogelijk. Vrouwen zonder officiële status kunnen geen klacht indienen, geen advocaat inschakelen en krijgen zelden toegang tot hulpdiensten.

Hun arbeid houdt gezinnen overeind, maar blijft onzichtbaar. Net als zijzelf.

VROUWEN IN NAAM, MAAR NIET IN RECHT

Ook binnen het huwelijk is de positie van Syrische vluchtelingenvrouwen in Turkije vaak zwak en onzeker. Veel vrouwen zitten in een spiraal van huiselijk geweld en lopen het risico op verlating. Ze zijn volledig afhankelijk van hun echtgenoot – sociaal, economisch én juridisch.

Hoewel polygamie officieel verboden is in Turkije, komt het in praktijk geregeld voor binnen vluchtelingengemeenschappen. Vrouwen worden ‘tweede’ of ‘derde’ echtgenote, zonder rechten of erkenning. Als de man hen mishandelt of verlaat, kunnen ze nergens heen. Ze hebben geen woning op hun naam, geen toegang tot hulp en vaak ook geen familie die hen opvangt.

Zelfs als vrouwen willen scheiden, botsen ze op muren: geen geregistreerd huwelijk betekent geen juridische ontbinding. En geen status betekent geen uitweg. Velen blijven uit angst, uit noodzaak of omdat er eenvoudigweg geen andere optie is.

VROUWEN IN DE KAMPEN

In officiële opvangkampen en tijdelijke woonfaciliteiten is het leven voor Syrische vrouwen zwaar en vol beperkingen. Hoewel sommige basisvoorzieningen aanwezig zijn, zoals sanitaire units of medische posten, is privacy schaars, veiligheid niet gegarandeerd en zeggenschap vaak afwezig. Vrouwen slapen in overvolle tenten of containerwoningen, delen wc’s met tientallen anderen en durven zich ’s nachts nauwelijks te verplaatsen uit angst voor intimidatie of geweld.

Er zijn meldingen van seksuele uitbuiting binnen en rond kampen, vaak gepleegd door mannen in machtsposities, zoals bewakers, tussenpersonen of zelfs medebewoners. Vrouwen die hun verhaal doen, worden zelden geloofd of beschermd. Vaak verlaten ze het kamp zonder alternatief, wat hen nog kwetsbaarder maakt.

Hulpverlening is gefragmenteerd en zelden afgestemd op vrouwenrechten. Voorlichting, juridische steun of veilige opvangplekken zijn beperkt beschikbaar, als ze er al zijn. Zelfs in de schijnveiligheid van een kamp staan vrouwen er vaak alleen voor.

VERGETEN VROUWEN 

Sinds Turkije zich in 2021 terugtrok uit de Istanbul Conventie, is de positie van vrouwen verder verzwakt. Het enige verdrag dat hen expliciet moest beschermen tegen geweld werd verlaten. Voor Syrische vluchtelingenvrouwen betekende dat nóg minder bescherming, nóg meer stilzwijgen.

De opvangsystemen, deels gefinancierd door Europa, draaien op cijfers. Ze tellen hoeveel mensen een kamp binnenkomen, hoeveel pakketten worden uitgedeeld, hoeveel tenten worden opgezet. Maar ze tellen niet het meisje dat wordt weggegeven als bruid. Niet de vrouw die in stilte wordt mishandeld door de man die ook haar enige toegang tot voedsel en onderdak is. Niet de moeder die haar gezin draaiende houdt met zwart werk, zonder status, zonder zekerheid.

Wat op papier bescherming heet, is in praktijk verlating. In de schaduw van beleid en bureaucratie voltrekt zich een stille humanitaire ramp. Geen natuurramp, geen oorlog, maar een structurele, langdurige ontkenning van vrouwenrechten.

Vrouwen worden niet erkend als slachtoffers, niet gezien als arbeiders en niet beschermd als moeders.

Ze bestaan. Maar ook voor hen blijven de vlaggen opgerold. De universiteiten zwijgen, de studenten kijken weg en activistische docenten hebben hun aandacht elders. Hun naam valt pas weer als het politiek uitkomt bij populisten die het leed gebruiken als argument, maar niets doen aan de oorzaak.

Hun bestaan past niet in het verhaal.
Dus blijft het stil en zijn ze letterlijk vergeten vrouwen.

Dit artikel is mede gebaseerd op onderzoek uit mijn scriptie voor mijn MA Middle Eastern Studies (Universiteit Leiden), waarin ik o.a. de positie van Syrische vluchtelingenmeisjes in Turkije onderzocht.

Dit artikel maakt deel uit van de serie Vergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over IranJemenAfghanistanSyrië, de Koerdische vrouwen van de YPJ,  de piepjonge zomerbruiden in Egypte en Yezidi vrouwen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Vergeten vrouwen

Verkocht, verkracht, vergeten

De Yezidi-vrouwen die werden ontvoerd, verkracht en verkocht als oorlogsbuit door IS, overleefden het onvoorstelbare. Maar wat kwam daarna?

Op 3 augustus 2014 viel Islamitische Staat de stad Sinjar binnen, in het noorden van Irak. Tienduizenden Yezidi’s, een kleine religieuze minderheid met wortels die teruggaan tot voor de islam, sloegen op de vlucht en trokken het omliggende gebergte in – een onherbergzaam gebied zonder voedsel, water of beschutting. Velen zouden die dagen in de bergen niet overleven. De aanval markeerde het begin van een geplande campagne van geweld: mannen en jongens werden geëxecuteerd, vrouwen en meisjes ontvoerd, opgesloten en verkocht. Wat volgde, werd later door de Verenigde Naties erkend als genocide, maar door de rest van de wereld grotendeels genegeerd.

SLAVERNIJ ALS SYSTEEM

IS rechtvaardigde haar daden met religieuze taal. Onder het kalifaat werd slavernij niet alleen toegestaan, maar officieel georganiseerd. Vrouwen en meisjes uit de Yezidi-gemeenschap, sommigen nog maar net kinderen, werden tot eigendom verklaard en als ‘sabiya’ verhandeld op markten in steden als Mosul en Raqqa. Ze werden verkocht, geruild of cadeau gedaan aan strijders, met een prijskaartje en een stempel van religieuze goedkeuring. Verkrachting werd niet verboden, maar gereguleerd. Er waren regels: bidden voor de daad en naleving van eigendomsrechten. Wat voor de buitenwereld onvoorstelbaar was, werd voor IS dagelijkse praktijk. De ontmenselijking was systematisch. Families werden gescheiden, vrouwen keer op keer misbruikt. Het geweld was geen incident, maar beleid.

DE ROL VAN VROUWEN BINNEN IS

Ook vrouwen speelden een actieve en vaak wrede rol in het systeem van onderdrukking en geweld. In brigades zoals de Al-Khansaa Brigade, opgericht door IS in 2014, voerden vrouwelijke leden actief de shariawetten uit en bewaakten ze niet alleen de moraal van vrouwen in het kalifaat, maar ook die van vrouwelijke gevangenen. Ze straften vrouwen die ‘ongepast’ gekleed waren en gebruikten zwepen, elektrische kabels en stokslagen tegen zowel volwassen vrouwen als kinderen. Sommigen gaven leiding aan gevangenkampen waar Yezidi-vrouwen werden vastgehouden en speelden een directe rol in hun verkoop of doorverkoop.

Getuigenissen van overlevenden – onder meer verzameld door mensenrechtenorganisaties zoals Yazda en Amnesty – beschrijven hoe IS-vrouwen niet alleen gewelddadig waren, maar ook vernederend, sadistisch en ideologisch fanatiek. Er zijn verslagen van vrouwelijke IS-leden die kinderen mishandelden, moeders uithongerden of persoonlijk betrokken waren bij marteling.

In rechtszaken die na de val van het kalifaat volgden, werden verschillende van deze vrouwen aangeklaagd wegens medeplichtigheid aan slavernij, mishandeling en marteling. In 2024 begon in Zweden een rechtszaak tegen een vrouw die verdacht wordt van betrokkenheid bij de marteling van Yezidi-gevangenen. De wreedheid binnen IS was niet voorbehouden aan mannen, ook vrouwen droegen het met overtuiging uit.

WELKOM THUIS?

Voor wie wist te ontsnappen, wachtte niet per se veiligheid. Veel vrouwen keerden terug naar verwoeste dorpen of naar vluchtelingenkampen. Hun huizen waren geplunderd of afgebrand, hun dorpsgenoten dood of gevlucht. Families waren uiteengereten, gemeenschappen onherstelbaar beschadigd.

Velen kwamen terug met trauma’s die nauwelijks onder woorden te brengen zijn: angstaanvallen, wantrouwen, schaamte, stilte. En dan was er nog het stigma. Vrouwen die een kind hadden gekregen van een IS-strijder werden niet zelden gezien als ‘besmet’. In sommige dorpen kregen ze te horen dat hun kinderen ‘niet welkom‘ waren. Anderen werden onder druk gezet hun kind af te staan of werden volledig buitengesloten.

Een Yezidi-vrouw in een Duits opvangcentrum vertelde aan een hulpverlener: “Ze vroegen me wie de vader was. Toen ik antwoordde, draaiden ze zich om en lieten me alleen.” In sommige gevallen werd de keuze onmenselijk simpel voorgesteld: je mag terugkeren, maar dan zonder je kind. Voor veel vrouwen betekende ’terugkeren’ dus geen herstel, maar opnieuw verlies. Van hun kind, hun thuis, hun gemeenschap.

EEN LEVEN TUSSEN RUÏNES

Tot op de dag van vandaag verblijven tienduizenden Yezidi’s in kampen in Koerdistan. De omstandigheden zijn er slecht, perspectief is schaars. Veel kampen bestaan al bijna tien jaar en werden ooit opgezet als tijdelijke noodvoorziening. Wat tijdelijk begon, is voor velen permanent geworden. Gezinnen wonen in tenten of containers, vaak zonder verwarming in de winter of verkoeling in de zomer. Stromend water en elektriciteit zijn instabiel. De meesten zijn werkloos, afhankelijk van humanitaire hulp.

Psychologische zorg is amper beschikbaar. Overlevenden kampen met depressie, posttraumatische stressstoornis en gevoelens van schuld en schaamte – vaak zonder dat daar therapie of begeleiding tegenover staat. Ook kinderen, geboren in gevangenschap of opgegroeid in de kampen, dragen de littekens van geweld dat zij nauwelijks begrijpen.

Onderwijs is gebrekkig of afwezig. Jongeren verliezen jaren van hun leven zonder school of perspectief. Meisjes worden op jonge leeftijd uitgehuwelijkt uit angst voor hun toekomst. Jongens raken hun gevoel van richting kwijt. De kampen zijn geen opvangplaatsen meer, maar een wachtruimte zonder einde.

Duitsland en enkele andere landen boden een beperkt aantal vrouwen en kinderen opvang, waaronder via het zogenaamde ‘Special Quota Project’. Sommigen kregen daar therapie en konden een nieuw leven opbouwen. Maar voor de meesten blijft herstel een verre droom. Hulpverleners spreken van “trauma op trauma”: eerst het geweld, daarna de vergetelheid.

WIE SPREEKT VOOR DE ANDEREN?

Nadia Murad werd het gezicht van de overlevenden. Ze werd op 19-jarige leeftijd ontvoerd door IS, samen met duizenden anderen uit haar dorp Kocho. Ze werd meerdere keren doorverkocht en verkracht voordat ze wist te ontsnappen

Ze werd in Mosul gevangen gehouden, maar wist zich met hulp van een islamitische familie te vermommen en te vluchten. Die familie gaf haar onderdak, voorzag haar van een vals identiteitsbewijs en hielp haar in veiligheid te komen in Koerdisch gebied. In plaats van te zwijgen, besloot ze te getuigen.

Ze schreef haar memoires, sprak in de VN-Veiligheidsraad en werd in 2018 bekroond met de Nobelprijs voor de Vrede. Dankzij haar kreeg de wereld een glimp van wat er werkelijk gebeurde. Haar moed gaf andere overlevenden hoop en bood erkenning aan een vergeten tragedie.

Maar voor elke Nadia zijn er duizenden vrouwen die nooit hun verhaal vertelden. Vrouwen die het zwijgen verkozen boven schaamte of verstoting. Vrouwen die in stilte verder leven, soms zonder familie, zonder hulp, zonder thuis. Niet omdat hun verhaal minder schrijnend is, maar omdat er niemand was om het te horen, of om het op te schrijven.

GERECHTIGHEID LAAT OP ZICH WACHTEN

De Verenigde Naties concludeerden in 2021 dat er overtuigend bewijs is dat de misdaden van IS tegen de Yezidi’s genocide vormen. Die erkenning kwam laat, en concrete gevolgen bleven grotendeels uit. Er lopen rechtszaken, ook tegen Europese IS-gangers en bedrijven die met IS samenwerkten, maar het aantal veroordelingen blijft beperkt.

Een van de weinige voorbeelden van vervolging is de zaak in Nederland, waar Hasna A. op 11 december 2024 werd veroordeeld tot tien jaar cel. Ze hield in Syrië een Yezidi-vrouw als slaaf en werd schuldig bevonden aan deelname aan IS, slavernij en het in gevaar brengen van haar minderjarige zoon. Het was de eerste keer dat een Nederlandse rechtbank een IS-aanhanger veroordeelde voor misdaden tegen de Yezidi-gemeenschap.

In Duitsland werd in 2021 voor het eerst een man veroordeeld voor genocide op de Yezidi’s, nadat hij een vijfjarig meisje had laten sterven van dorst. Zulke uitspraken zijn uitzonderlijk, niet de regel.

Veel overlevenden voelen zich genegeerd door internationale tribunalen. Ze wachten op gerechtigheid, niet alleen symbolisch, maar concreet: berechting van daders, compensatie voor slachtoffers en erkenning van hun lijden. Zolang dat uitblijft, blijft de indruk bestaan dat hun levens minder waard zijn dan die van andere slachtoffers van oorlog en terreur.

DE PRIJS VAN ZWIJGEN

Opvallend is de stilte van veel mensen die zich profileren als verdedigers van mensenrechten en vrouwenrechten. Waar universiteiten worden bezet, vlaggen worden gehesen en krantenkolommen volgeschreven worden over Gaza, blijft het rond de Yezidi-genocide al jaren ijzig stil. Geen spandoeken. Geen protestmarsen. Geen opiniestukken. De selectieve verontwaardiging is pijnlijk zichtbaar. Wie bepaalt welk lijden telt? En wie blijft onzichtbaar, omdat hun verhaal niet in het juiste geopolitieke frame past?

De stilte ná het geweld is dodelijker dan het geweld zelf. Zolang deze vrouwen niet worden erkend, herdacht en ondersteund, blijft de misdaad voortbestaan. Zonder herinnering is er geen herstel. En zolang het collectief geheugen hen vergeet, blijven deze vrouwen niet alleen slachtoffers van wat hen is aangedaan – maar ook van wat wij weigeren te zien.

In de woorden van een overlevende: “Ik wil niet dat mijn dochters mijn verleden erven. Maar ik wil wel dat de wereld het onthoudt.”

Dit artikel maakt deel uit van de serie Vergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over IranJemenAfghanistanSyrië, de Koerdische vrouwen van de YPJ en de piepjonge zomerbruiden in Egypte.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Een kind in een trouwjurk

Zomerbruiden – het klinkt onschuldig, maar het is een eufemisme voor kinderprostitutie.

“Sommige meisjes zijn zestig keer getrouwd vóór hun achttiende.”
– Max Fisher, The Washington Post

De wet verbiedt kindhuwelijken, maar is een papieren tijger in een samenleving waar armoede allesbepalend is. Het is geen strijd, het is overgave.

Elke zomer worden er talloze tijdelijke verbintenissen gesloten tussen buitenlandse mannen en (piep)jonge Egyptische meisjes, soms nog geen twaalf jaar of jonger. De prijs bij het eerste huwelijk, als ze nog jong en maagd zijn? Misschien zo’n $7.500, daarna daalt de waarde van het meisje snel.

De wereld neemt niet eens de moeite om weg te kijken, want de wereld weet amper dat het bestaat. 

WAT ZIJN ZOMERBRUIDEN?

Een zomerbruid is een tijdelijke echtgenote. Het zijn religieuze, niet-geregistreerde huwelijken: wettelijk waardeloos, religieus gelegitimeerd. Deze “Sunni marriages” legitimeren seksueel contact volgens religieuze normen, maar laten het meisje zonder rechten achter. 

Het huwelijk begint wanneer een man, meestal een toerist uit de Golfregio, een dure “bruidsschat” betaalt aan de familie van het meisje in ruil voor het trouwen met haar voor een bepaalde periode. Dit kan variëren van dagen tot maanden, afhankelijk van wat de man wil. Als het huwelijk alleen voor de zomermaanden is, wordt het een zomerhuwelijk genoemd.

In ruraal Egypte wordt dit systeem breed geaccepteerd als sociale overlevingsstrategie. De meisjes zelf? Die krijgen uitbuiting, een levenslang trauma en schaamte. En als ze geluk hebben, krijgen ze geen kind.

En voor de man is het eenvoudig: vakantie, seks, geen verplichtingen. En zijn vrouw, kinderen en personeel? Die zitten op hem te wachten in een vijfsterrenhotel of het huis dat is gehuurd voor de zomermaanden.

WAAROM GEBEURT DIT?

De oorzaken zijn meervoudig: armoede, ongelijkheid, patriarchale normen en religieuze rechtvaardiging vormen samen een giftig mengsel. Voor veel families is een dochter een economische last die kan worden verzilverd.

Soms fungeert zij letterlijk als hefboom: het geld dat haar tijdelijke huwelijk oplevert, wordt gebruikt om een betere match te regelen voor haar broer. Een duurdere bruidsschat, een groter huis. Zo wordt de eer van de familie hersteld via het lichaam van het minst gewaardeerde lid. Het is patriarchale economie in zijn zuiverste vorm.

Culturele normen versterken het probleem. Seks buiten het huwelijk is verboden, maar een huwelijk kan alles legitimeren, zelfs als het maar twee uur of twee dagen of twee weken duurt. Een meisje dat niet op tijd wordt uitgehuwelijkt, loopt volgens haar omgeving risico haar eer te verliezen. 

Religieuze leiders spelen hier soms actief in mee. Sommige geestelijken helpen bij het opstellen van contracten of zegenen het huwelijk in, zonder vragen te stellen. In sommige dorpen liggen standaardcontracten kant-en-klaar in de boekhandel.

De buitenwijken van Caïro zijn ongelooflijk arm. Een kwart van de inwoners moet rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Dit speelt sekstoeristen in de kaart. De prijs voor een meisje is afhankelijk van haar uiterlijk, leeftijd, duur van het huwelijk en of ze al dan niet maagd is.

DEAL?

Er zijn zelfs pakketdeals. Er wordt precies omschreven wat er met een meisje gedaan mag worden, hoe vaak ze te eten krijgt, of ze de hotelkamer of het appartement mag verlaten. Of ze kleding krijgt – die vaak bij thuiskomst wordt afgepakt en verkocht. Of ze bezoek van haar familie mag ontvangen.

De bruidegom kan een zuiver geweten behouden, aangezien buitenechtelijke seks in de islam verboden is. Hij loopt ook geen enkel risico op een strafrechtelijke vervolging als gevolg van het huwelijkscontract. Als hij klaar is met het meisje, wordt het contract verscheurd en gaat zij terug naar haar familie. Zijn echte naam? Weten ze vaak niet eens, de enige kopie van het contract is van de man en die verdwijnt net zo snel als dat zijn vliegtuig naar huis op kan stijgen.

WIE PROFITEERT?

Het systeem draait als een goed geoliede machine, maar deze zomerhuwelijken zijn in feite mensen- en sekshandel. De praktijk piekt zoals gezegd in de zomer. In een land waar meer dan een kwart van de bevolking onder de armoedegrens leeft, zijn er hele dorpen waar arme gezinnen hun dochters gewoon verkopen om zichzelf te voeden. 

Families ontvangen een directe betaling. Makelaars innen commissies die soms hoger zijn dan het bedrag dat de families ontvangen. De Egyptische staat krijgt toeristen en economische activiteit. En de banken profiteren van het beschermingsgeld dat buitenlandse mannen moeten storten wanneer er een leeftijdsverschil van 25 jaar of meer is.

Die 50.000 pond (zo’n 1.500 euro) zou het meisje moeten beschermen. In werkelijkheid komt het geld zelden bij haar terecht. En zelfs als dat zo zou zijn: welk bedrag maakt goed dat je als veertienjarige wordt verkocht aan een man van zestig?

WAT ZIJN DE GEVOLGEN?

De meisjes raken getraumatiseerd, gestigmatiseerd, verstoten. Sommigen worden meerdere keren uitgehuwelijkt. Meisjes trouwen acht keer voor hun achttiende verjaardag, of twintig keer, of … vul zelf maar in. 

Ze zijn niet wettelijk getrouwd en dus is er geen scheiding, geen alimentatie, geen bescherming. Na afloop zijn ze ‘gebruikte waar’, vaak niet meer huwbaar binnen hun gemeenschap, want immers geen maagd meer.

Het zijn geen vrouwen, het zijn meisjes. Minderjarig, soms nog voor hun pubertijd. En bij hun eerste huwelijk leveren ze geld op, omdat ze nog maagd zijn. Hoe vaker ze trouwen, hoe minder waard ze worden. Elke herhaling verlaagt hun marktwaarde. Hun lichaam is handelswaar met een houdbaarheidsdatum, waar een hele familie van meeprofiteert.

KINDEREN ZONDER NAAM

Veel van deze huwelijken worden religieus ingezegend, maar niet civiel geregistreerd. De kinderen die eruit voortkomen bestaan juridisch niet. Zonder geboorteakte is er geen toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, paspoort of bankrekening.

In sommige gevallen worden deze kinderen ondergebracht bij familieleden, bijvoorbeeld een oudere zus die hen als haar eigen kind registreert. Maar de meesten verdwijnen uit het systeem. Er zijn zeer weinig gegevens over straatkinderen in Egypte, hun kenmerken en de ernst van de problemen waarmee ze worden geconfronteerd.

De problemen die ze levenslang hebben, zijn echter enorm. De kinderen geboren uit ongeregistreerde, tijdelijke huwelijken hebben geen naam, geen rechten, geen bescherming. 

VERGETEN VROUWEN

Egypte kent wetten tegen kindhuwelijken en mensenhandel. Maar handhaving is zeldzaam en vervolging vrijwel afwezig. Huwelijken onder de achttien mogen niet worden geregistreerd, worden niet strafbaar gesteld. Het systeem draait op grijze zones, religieuze legitimatie en economische noodzaak. De overheid schermt haar toeristische imago af, maar sluit tegelijk de ogen voor de slachtoffers. Kinderrechtenactivisten worden tegengewerkt. 

En in de rest van de wereld? Geen protestmarsen. Geen hashtags. Geen internationale campagnes. Deze meisjes zijn geen prioriteit voor VN-commissies, ze schrijven af en toe een rapport dat in een la verdwijnt en kijken over vijf jaar nog een keer naar de stand van zaken. 

Feministische opiniemakers of talkshows? Die zijn – zeker nu – even te druk bezig met hun gasten die keer op keer benadrukken dat ze mensenrechten en internationaal recht écht heel belangrijk vinden – in Gaza, dan. De rest van de wereld mag gewoon verder creperen. 

En de zomerbruiden zelf? Hun stem verdwijnt onder een sluier van schaamte, religie en economische belangen. Ze zijn kinderen in een jurk. Gekocht, gebruikt, vergeten.

Zomerbruiden zijn geen uitzondering, maar systeemslachtoffers. En zolang de wereld zwijgt, blijft hun stem verloren.

Zomerbruiden zijn geen randgevallen, maar routine. Hun leven is koopwaar, hun lichaam is een seizoensartikel. Verkocht, gebruikt, vergeten.

Dit artikel maakt deel uit van de serie Vergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over Iran, Jemen, AfghanistanSyrië en de Koerdische vrouwen van de YPJ.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Van frontlijn naar voetnoot

In de hoogtijdagen van de strijd tegen IS kregen de YPJ (Vrouwenbeschermingseenheden) wereldwijde aandacht. Jonge Koerdische vrouwen in camouflagekleding, lang haar en vastberaden blikken werden door Westerse media verheerlijkt als ‘Koerdische amazones’. Niet alleen de westerse pers, maar ook volledige fotoreportages legden hun training, missie en idealen vast.

ICONEN VAN VERZET

Hun motivatie: niet alleen vechten tegen IS, maar ook tegen patriarchale structuren in hun eigen gemeenschappen. Onder invloed van de ideologieën van Abdullah Öcalan was zelfbeschikking en gendergelijkheid een wezenlijk onderdeel van hun gevechtsrol. Soldates kregen les in vrouwenrechten en werden aangemoedigd daarover na te denken en ervoor op te komen. Volgens de vrouwen zelf probeerden ze de samenleving te veranderen door het islamitische denken en de heersende tradities binnen hun gemeenschap te confronteren, desnoods met een wapen in hun hand.

De YPJ speelde daarnaast een cruciale rol bij het redden van duizenden Yezidi’s die in augustus 2014 vastzaten op de berg Sinjar in Noord-Irak, hun leefgebied. Yezidi’s zijn een etnisch-religieuze minderheid met een eeuwenoude, eigen geloofstraditie en ze waren omsingeld door IS-strijders. Die missie werd wereldwijd erkend als een van de meest heroïsche reddingsoperaties van het conflict met IS.

VAN FRONTLINIE NAAR VERGETELHEID

De YPJ‑strijders stonden letterlijk aan het front van de strijd tegen Islamitische Staat. Ze bevrijdden steden als Kobani, Manbij en Raqqa van jihadistische bezetting, vaak huis voor huis, straat voor straat. De vrouwen vochten niet alleen tegen een gewelddadige vijand, maar ook voor een radicaal ander maatschappelijk model, waarin vrouwenrechten, democratie en seculier bestuur centraal stonden. Zij waren de schokgolf die de frontlinie doorbrak en daarmee ook het stereotype van de onderdrukte vrouw in het Midden-Oosten.

Maar toen IS eenmaal militair verslagen was, draaide de wereld zich om. Turkije zag in deze vrouwen geen bevrijders, maar ’terroristen’, vanwege de ideologische en organisatorische verwantschap met de PKK. Onder toeziend oog van de internationale coalitie, inclusief de VS en EU, begon een nieuwe campagne, dit keer gericht tégen hun voormalige bondgenoten. Turkse drones en gevechtsvliegtuigen vielen posities van de YPJ aan. Commandanten werden geliquideerd. Sommigen stierven in gerichte aanvallen, anderen verdwenen in gevangenissen of werden gedwongen te vluchten.

Een van de bekendste slachtoffers was Anna Campbell, een Britse YPJ‑strijdster uit Lewes, Engeland. Ze sloot zich aan bij de YPJ om te vechten tegen IS én om deel te zijn van de feministische revolutie in Rojava. Op 15 maart 2018 kwam ze om het leven bij een Turkse luchtaanval in Afrin. Haar lichaam kon niet worden gerepatrieerd, omdat Turkije en Turkse milities de toegang tot het gebied blokkeerden. De Britse regering sprak haar dood nauwelijks tegen en ondernam geen poging om haar lichaam terug te halen.

De NAVO keek eveneens de andere kant op. Strategische belangen – een fragiele relatie met Ankara, militaire bases in Turkije, grensbewaking – wogen zwaarder dan solidariteit met de vrouwen die meevochten tegen het kalifaat. Wat resteerde, waren vluchtelingenkampen als Ain Issa en al-Hol: broedplaatsen van wanhoop, zonder juridische status of internationale bescherming.

Daar bevinden zich ook veel vrouwen en kinderen, de IS-bruiden, van wie de herkomstlanden vaak weigeren hen terug te nemen. Hierdoor leven ze jarenlang in een juridisch vacuüm, onder erbarmelijke omstandigheden, met hun kinderen. Voor YPJ-vrouwen betekent dit dat ze hun kamp moeten delen met de ideologische erfgenamen van de vijand die zij bevochten, een wrang symbool van hoe onverschillig de wereld is geworden voor hun offers.

Daar eindigde de revolutie voor vrouwen in de frontlinie tegen IS. Niet met een nederlaag, maar met desinteresse.

LEVEN NA DE STRIJD

Veel vrouwen leven in kampen of de diaspora. Ze zijn stateloos, ontheemd, rechteloos. Sommigen die voor Europa kiezen, ondervinden moeilijkheden bij erkenning van bloedbanden, trauma’s en mentale begeleiding. Traumaverwerking en reïntegratie zijn voor het grootste deel afwezig.

Een voorbeeld hiervan is een Koerdische vrouw uit Deir ez-Zor, geciteerd door Human Rights Watch in hun rapport van maart 2021. Zij belandde na de val van IS in een detentiecentrum in Noordoost-Syrië. In het kamp heeft ze geen toegang tot juridische bijstand of medische zorg en ze vreest zowel voor represailles van pro-Turkse milities als voor wraak van IS-aanhangers in hetzelfde kamp. “Ik vocht tegen IS, maar nu zit ik opgesloten met hun vrouwen,” zegt ze in het rapport. Haar status als voormalige strijdster maakt haar tot een doelwit én tot een vergeten pion in een geopolitiek schaakspel.

Een ander voorbeeld is Rohilat Afrin. In een interview met het Rojava Information Center beschrijft zij hoe de terugtrekking van buitenlandse troepen, aanhoudende Turkse aanvallen en de onverschilligheid van de internationale gemeenschap hebben geleid tot isolement en onveiligheid voor vrouwelijke strijders. Hoewel ze haar regio niet verliet, spreekt ze over het verlies van bescherming, idealen en publieke erkenning. Haar verhaal belichaamt het bredere lot van YPJ-leiders die ooit symbool stonden voor bevrijding, maar nu vooral vechten tegen vergetelheid.

TIJDELIJK NIEUWS, PERMANENT VERGETEN

De YPJ‑vrouwen waren niet alleen symbolen of narratieve inzet. Ze stonden aan het front van de strijd tegen een van de meest gewelddadige en vrouwenhatende bewegingen van deze eeuw, IS. Ze riskeerden hun leven, werden internationale iconen en vormden de ruggengraat van een democratisch project dat vrouwenrechten en gelijkheid centraal stelden in een regio die daar zelden ruimte voor biedt.

Toch werden ze, zodra de strategische belangen verschoven, ingeruild voor stilte. Hun inzet werd tijdelijk nieuws, hun idealen gereduceerd tot diplomatiek ongemak. Terwijl Turkije hen bombardeerde, zwegen NAVO‑partners. Terwijl zij opgesloten werden in kampen, liepen IS-bruiden vrij rond of werden voorzichtig teruggehaald. Terwijl zij vechten om te overleven – vergeten, zonder staat, zonder erkenning – beweegt de wereld verder alsof hun strijd nooit plaatsvond.

Hun strijd tegen IS was in de frontlinie. Hun bestaan nu minder dan een voetnoot.

Dit artikel maakt deel uit van de serieVergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over Iran, Jemen, Afghanistan en Syrië.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

green leafed plants on gray concrete building
Midden-Oosten

Een extremist als minister

Tot voor kort was Itamar Ben-Gvir vooral bekend van televisie: schreeuwend bij protesten, zwaaiend met vlaggen, opgezweept door een Kahanistische ideologie die zelfs in Israël als te extreem gold. Een man met een portret van massamoordenaar Baruch Goldstein in zijn woonkamer. Niet iemand die je minister van Nationale Veiligheid zou maken, zou je denken. Maar in 2022 gebeurde het ondenkbare: Ben-Gvir kreeg de sleutels van het ministerie dat verantwoordelijk is voor de politie, de grensbewaking en de veiligheid van burgers in Israël – het toppunt van ironie, want zijn politieke carrière draait juist om het aanwakkeren van onrust in plaats van het beteugelen ervan.

Ideologie: Kahanisme met een net pak

Ben-Gvir is geen opportunist. Hij is een ideoloog, geworteld in het gedachtegoed van Meir Kahane, de rabbi die opriep tot deportatie van Arabieren. Zijn partij Kach werd in de jaren ’90 verboden als terroristisch. Volgens The Guardian is Ben-Gvir diens succesvolste erfgenaam.

Ook Haaretz waarschuwde al in 2022: Ben-Gvir is mogelijk gevaarlijker dan Kahane ooit was. Wat begon als een marginaal partijtje groeide razendsnel uit tot een politieke spil in Netanyahus machtsstrategie. Otzma Yehudit werd een factor van belang. En Ben-Gvir, ooit een randfiguur, werd het middelpunt van het nationale debat.

Zijn verleden laat weinig aan de verbeelding over. Als tiener stal hij het embleem van Rabins auto, met de woorden: “We got his car. We’ll get him too.” Enkele weken later werd Rabin vermoord. Hij werd uitgesloten van militaire dienst – op aanraden van de binnenlandse veiligheidsdienst. In zijn woonkamer hing jarenlang het portret van Goldstein, die in 1994 moslims doodschoot in een moskee in Hebron; 29 in totaal. Toen hem daarover vragen werden gesteld, antwoordde hij: “Goldstein was een held.”

Beleid in de praktijk: geweld als strategie

Zijn benoeming was geen symbolisch gebaar, maar een structurele koerswijziging. Als minister politiseerde hij het hele veiligheidsapparaat, in het voordeel van zijn achterban.

Sinds zijn aantreden is het geweld op de Westelijke Jordaanoever geëscaleerd. In de nasleep van 7 oktober riep hij op om duizenden aanvalswapens uit te delen aan kolonisten. De maand die volgde werd de dodelijkste ooit voor Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever sinds VN-metingen begonnen. Als kolonist en voormalig advocaat van settler-geweld, normaliseerde hij geweld en beloonde het.

Zijn wapenbeleid ging verder. Onder zijn invloed werden strikte wapenwetten versoepeld, trainingen ingekort en de regels voor politieoptreden verruimd. In 2023 prees hij een kolonist die een Palestijnse tiener doodschoot. Zijn slogan werd: “Israël bewapent zich!” Geen veiligheidsmaatregel, maar politiek signaal.

Ook buiten Israëlisch grondgebied liet hij van zich horen. Tijdens de oorlog in Gaza blokkeerde Ben-Gvir meerdere gijzelaarsdeals. Hij noemde elke concessie “overgave aan Hamas”. Volgens The Times of Israel en The Jewish Chroniclehield hij persoonlijk vrijlatingspogingen tegen en gebruikte hij het lot van gijzelaars als politiek wisselgeld. Geen empathie. Geen urgentie. Alleen macht.

Ook binnenlands schoof hij de grenzen op. In maart 2023 viel hij de politie van Jeruzalem aan omdat die weigerde geweld te gebruiken tegen anti-regeringsdemonstranten. Hij beschuldigde hen ervan de controle over de stad te verliezen aan “anarchisten”. De nationale politiecommissaris distantieerde zich publiekelijk. Ondertussen riep Ben-Gvir op tot het ontslaan van rechters die volgens hem “te links” waren, en bestempelde hij mensenrechtenorganisaties als staatsvijanden.

Dit is geen uitglijder. Het is een strategie. Wie zich verzet tegen zijn lijn, wordt opzij gezet, belasterd of bedreigd.

Wat zegt dit over Israël?

De opmars van Ben-Gvir markeert een diep institutioneel verval. Waar hij ooit werd gezien als gevaarlijke randfiguur, is hij nu minister met macht over leven en dood. Zijn invloed reikt van de straat tot de rechtszaal. Van veiligheidsdiensten tot regeringsbeleid. Haat werd houvast. Extremisme werd richting.

Dat hij deze macht kreeg zonder wezenlijk protest uit het politieke midden, zegt alles. Over de radicalisering aan de flanken, maar ook over het zwijgen van de mensen die beter weten. Het pure kwaad klimt niet vanzelf naar boven. Daar is altijd een trap voor nodig.

Afrekening: de normalisering van extremisme

Ben-Gvir ís die trap. Hij is de manifestatie van een bredere verschuiving waarin haat en repressie verpakt worden als veiligheid. Waarin instituties niet beschermen, maar gehoorzamen.

Hij is geen uitzondering. Hij is symptoom. Hij kon deze positie bereiken omdat anderen hem lieten komen. Omdat Netanyahu hem nodig had. Omdat veiligheidsdiensten hem niet langer tegenhielden. Omdat burgers liever ‘orde’ zien dan rechtvaardigheid.

Ben-Gvir is niet langer het randje van de politiek. Hij is de macht. En zolang Israël hem duldt, of erger: volgt, is het land geen baken van democratie, maar een waarschuwend voorbeeld. Een rechtsstaat in z’n achteruit.

Volgende deel: Bezalel Smotrich – de ideoloog die infrastructuur ziet als etnisch wapen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Tussen sharia en stilte

Wie onzichtbaar is, verdwijnt ook van de radar van hulp, beleid en pers. In het noorden van Syrië, in Idlib, bepaalt een streng-islamitische groep wat vrouwen wel en niet mogen. En dat is vooral: weinig. Amper werk, scholing of vrijheid.

EEN SLUIER VAN MACHT

De groep Hay’at Tahrir al-Sham (HTS) heeft sinds 2017 de macht in handen. Ze zeggen dat ze ‘orde’ brengen, maar regeren met religieuze dwang. In Idlib hebben ze een meedogenloos beleid ingevoerd ten aanzien van vrouwen: strikte kledingvoorschriften, beperkte bewegingsvrijheid en uitsluiting uit het openbare leven. Wie zich verzet, loopt gevaar. Zelfs hulporganisaties worden tegengewerkt als ze iets met vrouwenrechten doen. Wie protesteert, loopt risico.

HTS heeft een moraalpolitie die vrouwen op straat aanspreekt of oppakt. Vrouwen die zich uitspreken, worden beschuldigd van het verspreiden van onrust. Activisten verdwijnen uit beeld. Niet alleen omdat ze moeten zwijgen, maar omdat het te gevaarlijk is om zichtbaar te zijn.

Tegelijk proberen Europese diplomaten HTS salonfähig te maken. In mei ontving Frankrijk de nieuwe politieke leider van het HTS-gedomineerde ‘Syrische Nationale Leger’ voor een officieel bezoek – de eerste keer dat een Europese staat de deur openzet voor deze zogenaamd ‘gematigde’ jihadisten. En volgens Reuters werkt HTS actief aan hun herpositionering, waarbij ze islamitische wetgeving combineren met het politienetwerk van het oude Assad-regime.

Kort gezegd: de verklaring bevestigt dat islamitische wetgeving de basis blijft van het rechtssysteem. Vrouwenrechten en individuele vrijheden worden weliswaar op papier erkend, maar alleen binnen de grenzen van diezelfde ideologische kaders. Terwijl Ghalia Rahhal ondergedoken lesgeeft aan vrouwen zonder stem, wordt haar onderdrukker onthaald als gesprekspartner.

VERZET ACHTER GESLOTEN DEUREN

HTS is voortgekomen uit jihadistische fracties die zich losmaakten van de bredere opstand tegen Assad. Volgens Ghalia Rahhal was de druk op hulpgroepen politiek gemotiveerd. Imams predikten tegen vrouwenorganisaties en beschuldigden hen van corruptie. Mensen werden gewaarschuwd uit de buurt te blijven. Vrouwen kregen waarschuwingen of werden opgeroepen voor verhoor.

Rahhal verloor haar zoon, overleefde een moordaanslag en werd meermaals bedreigd. Toch bleef ze vrouwen trainen. Over leiderschap. Over jezelf durven uitspreken. Over iets doen, hoe klein ook. Ze gaf les achter gesloten deuren, met niets anders dan woorden en moed.

Een collega vertelde hoe HTS haar ooit opriep. Niet voor overleg, maar om duidelijk te maken welke onderwerpen verboden waren: kindhuwelijken, echtscheiding en alles wat met gelijkheid te maken had.

KAMPEN ZONDER VEILIGHEID

In de vluchtelingenkampen rondom Idlib is het nauwelijks beter. Vrouwen die hun huis ontvluchtten, kwamen terecht op plekken zonder veiligheid. De kampen zijn overvol. Er is geen privacy, geen verlichting, geen bescherming.

Sommige vrouwen ruilen seks voor voedsel of onderdak. Geen keuze, maar noodzaak. Een vrouw vertelde hoe ze haar lichaam gaf in ruil voor brood. Niet uit vrije wil, maar omdat ze geen andere optie had. Hulp bij trauma? Nauwelijks. Veiligheid? Ook niet. Wie iets meemaakt, zwijgt.

De omstandigheden zijn beroerd: donkere paden, gedeelde wc’s zonder slot, geen toezicht. Vrouwen worden lastiggevallen, verkracht, mishandeld of gedwongen tot prostitutie. Klagen helpt zelden, zeg maar gerust: nooit. Vaak gelooft niemand hen, omdat de daders soms hulpverleners of kampbewoners zijn. Degenen die bescherming zouden moeten bieden, grijpen hun kans in de schaduwen van de tenten.

EEN MEISJE VAN TWAALF IN RUIL VOOR EEN HUIS

In kampen langs de Turkse grens komt daar nog iets bij: kindhuwelijken. Families zonder geld huwelijken hun dochters uit aan oudere mannen. Soms Turken, soms andere Syriërs. In ruil krijgen ze geld of een woning. Meisjes van twaalf of dertien verdwijnen zo in religieuze huwelijken – vaak zonder enige vorm van registratie.

Een onderzoek van ECPAT en berichtgeving in The Independent tonen aan dat deze praktijken tijdens de coronapandemie toenamen, maar ook nu nog plaatsvinden. Vaak gaat het om onofficiële nikah-huwelijken, waarbij meisjes geen enkele juridische bescherming hebben. Soms worden ze ‘tweede vrouw’, soms leven ze als dienstmeisje onder het mom van huwelijk. Seksuele uitbuiting en arbeid gaan hand in hand.

Voor de buitenwereld lijken ze niet te bestaan. Geen naam, geen papieren, geen rechten. Maar ze leven in angst, afhankelijkheid en zonder toekomst.

ALS NIEMAND LUISTERT

Journalisten mogen het gebied niet in. Hulporganisaties hebben slechts beperkt toegang, mede door veiligheidsoverwegingen, restricties vanuit HTS en een gebrek aan internationale druk. Volgens onder andere Human Rights Watch en het Syria INGO Regional Forum zijn veel hulpverleners terughoudend om fysiek aanwezig te zijn in Idlib, juist vanwege de onvoorspelbaarheid van het lokale bestuur en het risico op gijzeling of beschuldiging van spionage. En beleidsmakers kijken weg. Want Idlib – en de rest van Syrië – is ingewikkeld. Geen olie. Geen bondgenoten. Geen headlines. En dus: geen actie.

HTS presenteert zich als ‘functionerende overheid’, met raad en rechtbank. Maar vrouwen hebben geen stem. Ze mogen niet stemmen, en amper functies bekleden. Onderwijs is er nauwelijks – of alleen achterin lokalen, gescheiden van jongens en zonder lesinhoud die buiten de religieuze kaders valt. Volgens een rapport van Enab Baladi heeft de HTS-gelieerde ‘Salvation Government’ muziek en tekenen volledig uit het lesprogramma geschrapt. Wie protesteerde, verloor zijn baan. Wat overblijft is onderwijs dat gehoorzaamt, niet bevraagt. Vrouwen zijn uit beeld, uit beleid, uit bescherming.

EN DE REST VAN SYRIË?

Ook buiten Idlib is de situatie voor vrouwen nijpend. Sinds het uiteenvallen van het Assad-regime is het machtsvacuüm in verschillende gebieden gevuld door milities, lokale clanstructuren of buitenlandse invloed. In veel van deze zones gelden ad-hocregels, zonder bescherming of rechtszekerheid voor vrouwen. In voormalig door Assad gecontroleerde gebieden blijven arrestaties, intimidatie en seksueel geweld doorgaan – maar nu vaker in het geheim. Vrouwen worden ingezet als ruilmiddel in politieke onderhandelingen, onderworpen aan lokale wraakacties, of simpelweg genegeerd in de wederopbouw.

Sommige vrouwen kunnen werken of studeren, maar alleen zolang ze zich conformeren aan de ideologische of militaire machthebbers. Vrouwenrechten bestaan op papier, maar worden in de praktijk ondermijnd. In plaats van zichtbaarheid en veiligheid is er stilstand, angst en afhankelijkheid. Waar je ook kijkt in Syrië: de vrijheid van vrouwen is het eerste dat verdwijnt, en het laatste dat terugkomt.

WAT GEBEURT ER ALS VROUWEN VERDWIJNEN?

Wat gebeurt er als vrouwen verdwijnen? Ze verdwijnen uit beleid. Uit hulp. Uit aandacht. En uiteindelijk uit hoop.

Ghalia Rahhal is de uitzondering. Maar voor elke Ghalia zijn er duizenden anderen. Vrouwen die ooit een leven hadden, en nu alleen nog overleven. Hun verhalen bestaan. Maar niemand hoort ze.

Wil je dat dat verandert? Dan begint het hier: door te kijken. Door te luisteren. Door hun verhalen te delen. En niet weg te kijken.

Zolang deze vrouwen onzichtbaar blijven, gesluierd, genegeerd, buitengesloten, wint de vergetelheid het van hun stem. Niet omdat hun verhaal onbelangrijk is, maar omdat niemand het nog wíl horen. Intussen krijgt een knullig bootje naar Gaza dagenlang media-aandacht, staan opiniemakers in de rij voor verontwaardiging – en blijven de vlaggen voor Syrië in de kast. Geen columns. Geen protesten. Geen hashtags. Alsof deze vrouwen niet bestaan.

Dit artikel maakt deel uit van de serieVergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over Iran, Jemen en Afghanistan.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Sociale media

De gebroken spiegel

Over framing, morele verontwaardiging en een onsmakelijke tweet

Als je framing en propaganda veroordeelt, maar zelf een deportatie voorstelt onder het mom van een “spiegel”, wat zegt dat dan over je geloofwaardigheid als journalist? 

“Alle Joden deporteren naar de VS en van Israël een kuuroord maken.”
— Chris Klomp, 5 juni 2025

Waarom hij dat schreef? Omdat iemand op X vroeg“Als ik nu eens over die rode lijn heen kijk, zie ik dan een (suggestie voor) een definitieve oplossing?” Klomps antwoord: deportatie. Geen grap, geen uitleg. Gewoon een keiharde uitspraak.

Klomp noemt zichzelf onafhankelijk journalist. Iemand die “tijd neemt voor duiding” en niet meedoet aan snelle framing. Zijn website vraagt om donaties zodat hij kan blijven schrijven “… wat hij wil. Onafhankelijk.”

Maar hoe geloofwaardig is dat, als je zulke dingen zegt?

Maatstaven voor anderen, niet voor zichzelf

In een recent stuk haalt Klomp uit naar De Telegraaf, omdat die activisten op een Gaza-boot “Hamas-fans” noemde. Volgens hem is dat framing. Maar hij noemt diezelfde groep zelf “alleen mensenrechtenactivisten”. Zonder nuance.

Wie framing aanvalt, moet ook zijn eigen woorden wegen. Zijn deportatie-opmerking is niet alleen verwerpelijk, maar ondergraaft alles wat hij over journalistiek zegt te verdedigen.

Op zijn site schrijft Klomp:

“Wat als iemand wél tijd neemt voor duiding?”

Maar dat doet hij niet. Zijn uitspraak over deportatie had zo van een trollend account kunnen komen. 

In een tijd waarin antisemitisme toeneemt en het publieke debat verhardt, is dit geen onschuldige uitglijder. Het is een signaal. En wie een spiegel ophoudt, moet er ook in durven kijken.

Analyse maakt plaats voor preek

Volgens Media Bias/Fact Check (2024) is De Telegraaf inderdaad “right biased”, maar ook “mostly factual”, met een schoon factcheck-record. De site wijst op sterke woordkeuze en gebrekkige bronvermelding, maar noemt de krant niet onbetrouwbaar. Klomps voorstelling van De Telegraaf als een zuivere propagandamachine houdt daarmee geen stand. Rechts zijn is niet hetzelfde als structureel onwaarachtig zijn.

In zijn stuk over De Telegraaf is er geen inhoudelijke analyse van het nieuwsbericht. Geen bronnen, geen wederhoor – alleen moreel dedain en oude vetes.

Hij verwijt framing, maar gebruikt zelf zinnen als “Palestijnse burgers levend verbrand” en “baby’s die sterven van de gecreëerde hongersnood”

Hij hekelt activistische journalistiek, maar bedrijft het zelf. Hij presenteert zich als het laatste geweten in de media. Maar wie anderen de maat neemt, moet ook zijn eigen woorden toetsen. Zeker als die gaan over het deporteren van een bevolkingsgroep.

Het stopt niet bij één uitspraak

“Ik geloof ook niet dat de Holocaust is gepleegd door de islam. Heb ook wat moeite met die enorme misdaad te koppelen aan superieur zijn.”
— 
Chris Klomp, 7 juni 2025

Dat is vreemd. Want de Holocaust was juist het gevolg van het idee dat het Arische ras superieur was. Als je dát niet ziet, mis je basiskennis.

De paradox: Klomp waarschuwt voor superioriteitsdenken, maar pleitte eerder zélf voor deportatie. Hij beschuldigt anderen van morele ontsporing, maar sleept de Holocaust in een discussie waar hij geen grip op heeft.

De spiegel als schild

“Maar goed, we kunnen we constateren dat de spiegel geslaagd is. Ophef en gedoetjes als je dit zegt over de Joden, totale stilte als dit een letterlijk plan is met Palestijnen als slachtoffers. We see you.”
— Chris Klomp, 7 juni 2025

Volgens Klomp is zijn uitspraak dus “een spiegel” en wie daar boos op wordt, bevestigt volgens hem alleen maar zijn gelijk. Een klassiek rookgordijn: hij trekt de morele jas nog strakker aan, zonder iets terug te nemen. Wie kritiek heeft, is ineens schuldig aan stilzwijgen over ander onrecht.

Maar laten we helder zijn: wat Klomp schreef, is walgelijk. Niet omdat het over Joden ging. Niet omdat het over Palestijnen zou kunnen gaan. Maar omdat het over mensen gaat. Het deporteren van een bevolkingsgroep suggereren is geen spiegel. Het is moreel failliet, ongeacht het doelwit.

Of het nu gaat over Joden. Over Palestijnen. Over christenen. Of over aanhangers van het drieogige spaghettimonster …

… dit zeg je niet.

Geen uitschieter, maar een patroon

Wie denkt dat Klomps uitspraak over deportatie een eenmalige uitschieter was, komt bedrogen uit. Een reeks eerdere tweets laat zien dat het geen incident is, maar een terugkerende stijlfiguur, waarin Joden worden gegeneraliseerd, belachelijk gemaakt of moreel afgewezen.

In reacties op het Israëlisch-Palestijns conflict vergelijkt Klomp Joden met nazi’s, zegt hij dat “ze hetzelfde doen”, stelt hij dat “Marokkanen, Joden, allemaal één pot nat zijn” en suggereert hij dat ze “beter naar Trumpland kunnen” omdat ze daar “altijd gehaat zullen worden – deels terecht”.

De spiegel is geen reflectie maar een rookgordijn. Wie dit soort dingen structureel zegt, over langere tijd, in volle ernst en zonder correctie, hoeft geen spiegel aan te reiken, maar een verklaring.

Of beter nog: zet gewoon ‘antisemiet’ in je bio. Scheelt een hoop uitleg.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Naschrift | Over wederhoor, journalistieke normen en een gemiste kans

Na publicatie van dit blog ontving ik een reactie van Chris Klomp. Hij schreef dat het stuk “de plank volledig misslaat” en beklaagde zich over het ontbreken van wederhoor, met daarbij de opmerking dat “niemand reageert” op dit “verhaaltje”.

Behalve hijzelf dus. Per e-mail, vol dedain.

Uiteraard heb ik hem daarop alsnog de gelegenheid geboden om inhoudelijk te reageren. Hij kon daarvoor per e-mail een (inhoudelijk) weerwoord insturen, dat ik met plezier als naschrift aan het blog zou hebben toegevoegd. Klomp wees dit aanbod af. Volgens hem hoort wederhoor uitsluitend vóór publicatie plaats te vinden. Het blog noemt hij “geen journalistiek, maar framing”.

Voor de duidelijkheid: dit blog is gebaseerd op uitspraken die Klomp zelf publiekelijk heeft gedaan via sociale media, met name op X. Hij wordt letterlijk geciteerd, voorzien van directe bronverwijzingen. Op dat platform is zijn toon vaak uitgesprokener dan elders, wat de context van zijn woorden des te relevanter maakt.

Volgens de Code van Bordeaux, de internationale gedragscode voor journalisten én de Nederlandse Raad voor de Journalistiek, is wederhoor bij journalistieke publicaties een belangrijk principe, maar géén absolute verplichting vóór publicatie. Zeker bij opiniestukken over publieke uitlatingen volstaat het om achteraf ruimte tot reactie te bieden, een gangbare en integere praktijk binnen de journalistiek.

Het is jammer dat het kennelijk makkelijker is om op alles te reageren met het woord “spiegel”, dan om inhoudelijk in te gaan op je antisemitische posts.

Voor wie zich beroept op journalistieke ethiek, is het misschien raadzaam om punt 9 en 10 van de Global Charter of Ethics for Journalists (Code van Bordeaux) nog eens rustig door te nemen.