Mihai Martoiu Ticu reageerde op mijn opiniestuk met een moreel oordeel, maar zijn column over Israël, boycots en framing zegt uiteindelijk meer over zijn eigen stijl van redeneren dan over de mijne: weinig analyse, veel retoriek, en selectieve verontwaardiging in plaats van argumentatie.
Hoe het begon
Toen ik onlangs een opiniestuk schreef voor de Volkskrant over de academische boycot van Israëlische universiteiten, wist ik dat het reacties zou oproepen. Dat is prima. Wie schrijft over een beladen onderwerp, moet tegen kritiek kunnen. Maar sommige reacties vragen niet om discussie, ze vragen om dissectie.
Neem Mihai Martoiu Ticu, die zich graag positioneert als rationeel denker binnen zijn eigen online bubbel. Kort daarna verscheen van zijn hand een opiniestuk, getiteld Over boycots, baby’s en sumoworstelaars, waarin hij mijn betoog verdraait, ridiculiseert en als moreel failliet afschildert. Wat volgde was geen analyse, maar een les in framing, opgeleukt met baby’s, worstelaars en de morele verhevenheid van het grote eigen gelijk.
Voor wie het zich afvraagt, met “de sumoworstelaar” bedoelt hij Israël, en met “de baby” de Palestijnse burger. Zijn suggestie is dat ik, door niet te pleiten voor een boycot, moreel aan de kant van de onderdrukker sta. Het is een manipulatieve metafoor, bedoeld om elke nuance weg te zetten als medeplichtigheid.
“Dat heeft niets met mijn stuk over haar stuk te maken”
De manier waarop Mihai zijn aanval voorbereidde, verdient aparte aandacht. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, of hij mijn academische bijdrage over de representatie van apartheid in de media mocht inzien. Ik nam de tijd om beleefd te antwoorden, gaf context, verwees naar een blog, voegde een uitgebreide bibliografie toe.
Opmerkelijk genoeg beweert Mihai in een van zijn reacties online dat zijn verzoek om mijn academische werk in te zien “niets met zijn stuk over mijn stuk te maken” had. Dat is moeilijk te rijmen met de inhoud en timing van zijn publicatie. Hij vroeg mij, onder het mom van oprechte interesse, om toegang tot een onderzoeksbijdrage, terwijl hij al werkte aan een opiniestuk – en naar eigen zeggen ook aan een boek – waarin hij mijn positie met morele verontwaardiging probeert te ontkrachten, zonder enige vermelding van mijn onderbouwing. Zijn blog en draad gaan bovendien expliciet over framing en representatie, precies de thema’s waar mijn onderzoeksbijdrage én opiniestuk over gingen. Dat verband ontkennen is geen onschuldige vergissing, maar een bewuste strategie.
“Mag ik uw onderzoek even inzien?”
In zijn draad op Bluesky noemt hij mijn betoog “rationeel leeg”, vergelijkt mijn redenering met slavernij-apologie en noemt elke vorm van context een “drogreden”. Wie zo’n publieke afrekening opbouwt achter een façade van nieuwsgierigheid, gebruikt de vorm van debat om het debat te vermijden.
“Het Internationaal Gerechtshof heeft Israël al veroordeeld”
In zijn stuk schrijft Mihai dat het Internationaal Gerechtshof Israël al heeft veroordeeld wegens systematische rassenscheiding en schending van het zelfbeschikkingsrecht. Hij suggereert daarmee dat de kwestie juridisch is afgehandeld. In werkelijkheid gaat het om een niet-bindend advies van het Internationaal Gerechtshof, uitgebracht op verzoek van de Algemene Vergadering van de VN. In dit advies van 19 juli 2024 concludeert het Hof dat Israëls aanwezigheid in de bezette gebieden illegaal is, maar het noemt Israël niet expliciet een apartheidsstaat. Zulke onnauwkeurigheid is geen detailfout, het is een bewuste zet om het frame van Israël als dader institutioneel te verankeren, los van wat er juridisch is vastgesteld.
Bovendien doet hij alsof morele helderheid vereist dat je kiest: of je bent tegen Israël, of je bent medeplichtig. Elke poging tot nuance wordt zo verdacht gemaakt. De morele razernij volgt voorspelbaar: ‘Ziekenhuizen! Verbrande baby’s! Onschuldige burgers! En jij komt met nuance?”
Maar juist nuance is onmisbaar in complexe conflicten als deze — om verschil te kunnen maken tussen beleid en bevolking, tussen kritiek en demonisering. Mihai stapt daar bewust overheen. Hij negeert dat ik het Israëlische overheidsbeleid herhaaldelijk en publiekelijk heb bekritiseerd, niet het volk, niet alle Israëli’s, en zeker niet ‘de Joden’. Dat onderscheid doet ertoe. Wie dat weglaat, speelt een vuil spel. Dat is geen ethiek, dat is dogmatiek.
“Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden”
De centrale metafoor in zijn column is handig voor effectbejag, maar rampzalig voor redenering. Hij zet Israël neer als een sumoworstelaar die een baby mishandelt, en wie dat beeld niet bevestigt, staat volgens hem aan de kant van de beul. “Je moet een kind zijn om daar niets van te vinden,” schrijft hij. Complexiteit wordt zo vervangen door choreografie.
Wat overblijft, is een theatrale pose van morele superioriteit, waarachter elke vorm van realiteitszin verdwijnt. Verder noemt hij geen concreet feit, verwijst naar geen enkele bron en gaat nergens inhoudelijk in op mijn betoog. In plaats daarvan krijgt de lezer een stroom aan bombastische zinnen, morele poses en dramatische vergelijkingen voorgeschoteld, alsof volume en pathos inhoud kunnen vervangen.
“Wat je doet is whataboutism”
Mijn oorspronkelijke punt was eenvoudig: een academische boycot is niet neutraal, maar selectief en leidt zelden tot meer begrip of rechtvaardigheid. In plaats van daar inhoudelijk op in te gaan, verwijt Mihai mij “whataboutism”. Dat is een retorische techniek waarbij iemand zogenaamd kritiek ontwijkt door te wijzen op andere, vermeende misstanden. Alsof het benoemen van hypocrisie betekent dat je het oorspronkelijke probleem niet serieus neemt. En dat alles terwijl hij geen moment inhoudelijk ingaat op het onderwerp of komt met tegenargumenten.
In werkelijkheid was mijn punt niet dat de situatie van de Palestijnen onbelangrijk is, maar dat activisten (nee, niet alle activisten uiteraard) consequent moeten zijn in hun verontwaardiging. Ironisch; wie mij beschuldigt van afleiding, bouwt zijn hele betoog op rookgordijnen. Wat eveneens opvalt is dat de meeste mensen reageren op dit soort onderwerpen vanuit hun onderbuikgevoel, zonder echt te begrijpen waar het over gaat. Links naar bronnen worden zelden aangeklikt, ze zijn decor, geen fundament.
Mihai gaat nog een stap verder: hij maakt er zijn eigen sprookje van, compleet met morele vertellingen en selectief geheugen. Wie niet zijn vijandbeeld bevestigt, is medeplichtig. Die logica laat geen ruimte voor denken, alleen voor volgzaamheid.
“Gad Saad noemt het parasitaire ideologieën – en hij heeft gelijk”
Wie Martoiu Ticu’s stuk leest, ziet zijn kruiperige bewondering voor Gad Saad als zogenaamd moreel baken. Dat is veelzeggend. Saad is een Canadees marketingprofessor, vooral bekend om zijn kruistocht tegen wat hij “parasitaire ideologieën” noemt: feminisme, antiracisme en sociale rechtvaardigheid. In zijn boek The Parasitic Mind (2020) en publieke optredens beschrijft hij deze stromingen als virussen die rationeel denken aantasten. Zoals een recensie in Merion West scherp opmerkt, begint Saad vanuit een redelijk uitgangspunt, maar vervalt hij al snel in vijandige generalisaties, simplificaties en persoonlijke aanvallen. Precies het soort retoriek dat inhoudelijk debat vervangt door strijd.
Zijn stijl is een mix van intellectuele pose en YouTube-retoriek, met grove generalisaties, seksistische ondertonen en een bijna obsessieve fixatie op ‘woke’ als maatschappelijk kwaad. Wie Gad Saad als intellectueel kompas ziet, kiest bewust voor biologische simplificatie: het idee dat gedrag en ongelijkheid vooral biologisch bepaald zijn. Alsof seksisme, kolonialisme of racisme simpelweg in onze natuur zitten. En voor het belachelijk maken van andersdenkenden, in plaats van het begrijpen van systemen.
Dat Martoiu Ticu zijn stuk besluit met een verwijzing naar deze ‘held van de rede’, zegt veel over zijn ideologische voorkeur — waarmee hij zijn stuk afsluit, niet met een bron, maar met een ideologisch idool. Een voorkeur die naadloos aansluit bij de kringen van Jordan Peterson en Joe Rogan, waar Saad regelmatig te gast is om zijn kruistocht tegen feminisme en ‘woke’ te herhalen — in interviews waarin ratio vooral pose is, geen methode.
Wie zijn morele inzichten haalt bij een man die de #MeToo-beweging een “vrouwenoffensief” noemt, moet niet verbaasd zijn als zijn eigen analyse rammelt.
“Het is klassiek maffia-denken: het levert iets op dus we doen het”
Een van de opmerkelijkste verdraaiingen in Mihai Martoiu Ticu’s reactie is zijn beschuldiging dat ik mij zou beroepen op economische voordelen van samenwerking met Israël, alsof ik zou betogen: “het levert wat op, dus doen we het”.
Die redenering komt niet uit mijn pen, maar uit zijn verbeelding. Mijn bezwaar tegen academische boycots was principieel en intellectueel: dat wetenschap gebaat is bij dialoog, en dat ideologische uitsluiting zelden tot meer rechtvaardigheid leidt. Het frame van geld-gewin en maffia-logica is een retorische truc, geen analyse.
Tot slot
Volgens Mihai Martoiu Ticu ontbreekt het mij aan moreel kompas. Maar ik kies ervoor om te denken, niet te marcheren in het morele keurslijf van eenduidige schuld en gemakkelijke antwoorden. Kritisch omgaan met framing, ook als het Israël betreft, is geen verraad. Het is juist nodig in een wereld waar woorden worden ingezet als wapens en waar nuance steeds vaker verdacht wordt gemaakt.
Wie zijn morele wereldbeeld laat afhangen van baby’s, sumoworstelaars en YouTube-professoren, komt zelden verder dan het schoolplein van het intellect – waar geschreeuw het denken vervangt.
Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online.
Geen grote redactie, wél veel werk.
Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷