Hoe de media zelf hun morele failliet vieren
Er is een grens. Een grens aan wat je met droge ogen kunt verdedigen, prijzen, normaliseren. De Pulitzerprijs is daar deze week met gestrekt been overheen gegaan.
Mosab Abu Toha – dichter, essayist en sinds 6 mei 2025 Pulitzerwinnaar – heeft erkenning gekregen voor zijn “persoonlijke reflecties op het leven in Gaza na 7 oktober“. Maar die reflecties zijn niet onschuldig. Abu Toha heeft zich in de maanden na de aanvallen van Hamas meermaals uitgelaten over Israëlische gijzelaars. Niet in medemenselijkheid, maar met ontkenning, twijfel zwaaien en subtiele demonisering.
Over Emily Damari, die 500 dagen werd gegijzeld door Hamas en onder meer vingers verloor tijdens haar gevangenschap, schreef hij: “How on earth is this girl called a hostage?” Over een andere gegijzelde, Agam Berger, zei hij dat zij een “killer” was. En de moord op de Bibas-familie? Daar stelde hij publiekelijk vraagtekens bij. Geen nuance, geen reflectie, maar framing die pijnlijke parallellen oproept met klassieke vormen van ontkenning en victim-blaming.
En dat is dus wat het Pulitzercomité prijst. Hoewel de prijs formeel is toegekend voor zijn essays, waren deze publieke uitspraken al maanden bekend en werden niet als bezwaar gezien. Sterker nog, juist dít soort ‘kritisch geluid’ lijkt vandaag de dag deel te zijn geworden van wat journalistiek lof oogst.
Menselijkheid blijkt, in deze logica, een selectief toegekend recht. Erkenning is gereserveerd voor het juiste lijden. Wie buiten dat kader valt, mag worden gerelativeerd, geherinterpreteerd, of genegeerd.
Dit is geen literaire vergissing.
En laten we niet vergeten waar het hier over gaat: mensen als Emily Damari, Agam Berger en de Bibas-familie zijn geen beleidsmakers, geen politici, geen militairen. Zij zijn burgers. Kinderen. Gijzelaars. Ze zijn onschuldig, slachtoffer van Hamas en op geen enkele manier verantwoordelijk voor de acties van Netanyahu of zijn regering.
Abu Toha is geen verslaggever die een fout maakte. Hij is een dichter die slachtoffers in twijfel trekt en dat bewust publiek doet. Toch werd hij niet gecorrigeerd. Niet ter verantwoording geroepen. Hij werd geëerd. Met de hoogste journalistieke prijs die er is.
Wie dat toejuicht, moet zich afvragen wat het volgende is. Een prijs voor wie de massamoord op de Yezidi’s relativeert, zolang het mooi is opgeschreven? Een eervolle vermelding voor iemand die vrouwenhaat verpakt in poëtische beeldspraak?
De Pulitzerprijs had ooit een reputatie. Een gewicht. Een moreel kompas.
Op 6 mei 2025 werd dat ingewisseld voor een staande ovatie voor iemand die medeplichtig is aan het herschrijven van de werkelijkheid. Niet door wat hij verzweeg, maar door wat hij zei.
En het zijn de media zelf die hem daarvoor belonen.
Dat die beloning afkomstig is van de Pulitzer Prize Board, ondergebracht bij Columbia University, is veelzeggend. Columbia University is de thuisbasis van de Pulitzerprijs. Juist daar is het debat over antisemitisme en selectieve solidariteit feller dan ooit: Joodse studenten spanden rechtszaken aan wegens intimidatie, terwijl pro-Palestijnse acties breed werden gesteund. In dat licht is de keuze voor Abu Toha geen incident, maar een symptoom. Van een moreel academisch klimaat waarin framing zwaarder weegt dan feiten en de juiste retoriek belangrijker is dan universele menselijkheid.
De prijs ging naar een dichter.
Maar de echte poëzie zat in de afwijzing van elke vorm van verantwoordelijkheid.
Het enige wat nog ontbreekt, is een Pulitzer voor wie de waarheid weet te verdraaien tot iets dat net menselijk genoeg klinkt om een prijs op te leveren.
Geen grote redactie, wél veel werk.
Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷