Verdieping

De Code van Bordeaux …

… leeft, maar niet iedereen wil dat weten.

In 2019 stelde de International Federation of Journalists (IFJ) het Wereldwijd Handvest voor Ethiek in de Journalistiek vast. Daarin staat letterlijk dat het voortbouwt op de Code van Bordeaux uit 1954. Toch klinkt online regelmatig het verhaal dat “die code al jaren niet meer bestaat” of “niet meer gebruikt wordt”.

Aanleiding voor dit stuk is zo’n discussie op X. Een senior journalist besloot de identiteit van een anoniem account te publiceren en wuifde vervolgens kritiek op zijn handelen weg. Toen ik daarop reageerde met een screenshot van de officiële code voor journalisten, kwam de voorspelbare reactie: wegzetten, ridiculiseren en vooral níet de bron lezen. Precies de dynamiek die laat zien dat deze codes geen overbodige luxe zijn, maar pure noodzaak.

WAT IS DE CODE VAN BORDEAUX?

De Code van Bordeaux is het historische fundament van journalistieke ethiek. Oorspronkelijk bestond de code uit acht punten, in 1986 aangevuld met een negende bepaling tegen discriminatie. De kern is onveranderd: feiten voorop, zorgvuldig werken, onafhankelijk blijven, bronnen beschermen en het vermijden van schade of vooringenomenheid.

In 2019 werd deze basis geactualiseerd in het Wereldwijd Handvest voor Ethiek in de Journalistiek. Dat document stelt expliciet dat het een voortzetting is van Bordeaux, geen afschaffing, maar een modernisering. Wie dus zegt dat de Code van Bordeaux “niet meer bestaat of wordt gebruikt”, negeert simpelweg de eigen bronnen.

DE CENTRALE VRAAG

Om het zeker te weten, legde ik de kwestie voor aan de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Raad voor de Journalistiek (RvdJ), een student aan de School voor Journalistiek en enkele redacties.

Mijn vraag was simpel: Is het correct om naar de Code van Bordeaux te verwijzen, zoals het IFJ-handvest uit 2019 ook doet, of verwachten we van serieuze journalisten tegenwoordig niet meer dat zij zich daaraan conformeren?

Het antwoord bleek eenduidig. Alleen online lijkt het soms makkelijker om feiten te negeren dan ze te lezen.

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR JOURNALISTEN (NVJ)

De NVJ bevestigde dat de versie van de Code van Bordeaux uit 2019 nog steeds actueel is en dat de eigen NVJ-code hier rechtstreeks op is gebaseerd. Ook op journalistieke opleidingen wordt nog steeds gewerkt met, en verwezen naar, zowel de Code van Bordeaux als de NVJ-code.

Belangrijk detail: de NVJ verzorgt de perskaarten voor journalisten. Op hun website staat dat houders van de  NVJ-perskaart zich committeren aan de NVJ-code, de tien ethische regels die betrouwbaarheid en verifieerbaarheid garanderen. Wie zo’n kaart draagt, erkent dus impliciet én expliciet de lijn van Bordeaux tot nu.

RAAD VOOR DE JOURNALISTIEK (RVDJ)

Zoals Frits van Exter, voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, zelf schrijft, is de Code van Bordeaux de moeder aller codes. Het huidige IFJ-handvest uit 2019 borduurt hier direct op voort en vormt samen met de NVJ-code de basis van de Leidraad van de RvdJ.

De RvdJ toetst klachten aan de hand van die Leidraad, die in januari 2024 nog is geactualiseerd. In reactie op mijn vraag liet de Raad weten geen enkele reden te zien om niet naar de Code van Bordeaux te verwijzen: ze is de basis van vrijwel alle journalistieke codes. Wel geldt dat nieuwe codes en handvesten soms aanvullingen of aanscherpingen bevatten en dat het raadzaam is om de meest actuele normen als uitgangspunt te nemen.

Kortom: de lijn Bordeaux → IFJ-handvest → NVJ-code/Leidraad is volgens de RvdJ ononderbroken en actueel.

IN DE PRAKTIJK

Volkskrant

Op de website van de Volkskrant staat dat de krant “in beginsel de Leidraad voor de Journalistiek” onderschrijft. Het eigen protocol is daarop gebouwd en vertaalt de algemene regels van de Leidraad naar de dagelijkse praktijk op de redactie. Daarmee is de Volkskrant formeel verankerd in de normen van de RvdJ, die op hun beurt leunen op de internationale basis van Bordeaux.

NRC

NRC werkt met een eigen NRC‑code. De ombudsman beschreef die in zijn reactie per mail als “uitvoeriger en preciezer dan Bordeaux”, maar met grote inhoudelijke overlap. NRC is aangesloten bij de RvdJ en dus gebonden aan de Leidraad. De ombudsman gaf aan scherp te letten op naleving en nodigde lezers uit om hem en de redactie hierop aan te spreken.

NLPO (lokale/regionale publieke omroepen)

Ook de sector van regionale en lokale publieke omroepen werkt op basis van dezelfde lijn. De brancheorganisatie verwijst naar drie pijlers: de Code voor de Journalistiek, de Code van Bordeaux en de Leidraad van de RvdJ. In de statuten is vastgelegd dat redacties deze normen kennen en toepassen. Dat maakt duidelijk dat de internationale basis van Bordeaux ook op lokaal niveau nog steeds richtinggevend is.

Opleidingen

Op journalistieke opleidingen wordt de Code van Bordeaux nog altijd behandeld, met vakken die specifiek over de richtlijnen gaan. Daarnaast gebruiken docenten Bordeaux als historisch referentiekader en koppelen die aan de actuele NVJ-code en de Leidraad van de RvdJ.

Studenten leren in de praktijk werken met de kernprincipes die al sinds Bordeaux centraal staan: wanneer hoor en wederhoor, transparantie, correcties bij fouten, bronbescherming en het vermijden van schade of vooringenomenheid.

Met andere woorden: de vorm verandert met de tijd mee, maar de inhoud blijft hetzelfde.

DE CASUS OP X: VAN NORM NAAR RUIS

De directe aanleiding voor dit artikel is een kettingreactie op X. Na publicatie van de identiteit van een anoniem account, verwees ik met een screenshot naar het IFJ-handvest. Wat volgde, is illustratief voor hoe journalistieke normen in online discussies worden vervangen door ruis.

Stap 1 | Wegwuiven i.p.v. onderbouwen

In plaats van de bron te lezen of te onderbouwen waarom mijn verwijzing onjuist zou zijn, kwamen reacties als “je leest inderdaad niet” of “zucht”. Korte zinnen, nul inhoud.

Stap 2 | Frame verschuiven

De inhoud werd ingeruild voor aanvallen op mijn persoon of vermeende motieven. Het gesprek over journalistieke ethiek verdampte, precies zoals je verwacht als iemand geen onderbouwing heeft.

Stap 3 | Feitelijke ontkenning 

“De Code van Bordeaux bestaat niet meer” en “Wordt al jaren niet gebruikt.” Niet alleen door anoniempjes met een minion als profielfoto (altijd een sterk teken dat iemand in de categorie ‘moeilijk serieus te nemen’ valt), maar ook door een senior journalist mét een NVJ-perskaart.

En dan de hoogtepunten:

Chris Klomp: “Jij komt met Bordeaux aan. En dat noemt zich journalist.” Na eerder al een volstrekt irrelevante verwijzing naar iemand met wie ik niets te maken heb. Een klassieke poging om de doelen te verzetten zodat je vooral inhoudelijk niet hoeft te reageren.

Susan Geerts: Eerst: “Niet zo lastig als je eerst goed informeren, blijkbaar.

Daarna, als de inhoudelijke munitie op is: “Dementie? Of heeft je goudvissengeheugen een andere oorzaak?”

Miryam W.:  Meldt dat ik af en toe “wel een artikeltje schrijf” maar “jammer dat niemand ze leest”.

Dit van iemand die geen enkele moeite heeft met antisemitische posts, zolang ze onder de noemer “spiegel” vallen. Helaas meestal een gebroken exemplaar.

En dat omdat ik iets deelde over de Code van Bordeaux. Foei!

WAAROM WE DIE CODES NOG STEEDS NODIG HEBBEN

Journalistieke codes zijn geen museumstukken. Ze zijn het werkende contract tussen journalistiek en publiek: zo gaan we te werk, zó corrigeren we fouten, zó wegen we privacy, zó beschermen we bronnen, zó scheiden we feit en opinie. In een tijd waarin snelheid, likes en zichtbaarheid vaak zwaarder lijken te wegen dan zorgvuldigheid, is dat contract belangrijker dan ooit.

Dat de IFJ in 2019 het wereldwijde handvest nadrukkelijk liet voortbouwen op Bordeaux, dat de NVJ in 2024 een compacte tienpunten­code formuleerde en dat de Raad voor de Journalistiek zijn Leidraad dit jaar nog aanscherpte, zegt genoeg: de basisprincipes blijven overeind, de uitwerking groeit mee met de tijd.

Wie stelt dat Bordeaux “niet meer bestaat” verwart vorm met inhoud. De vorm is geactualiseerd; de inhoud – waarheid zoeken, zorgvuldig werken, verantwoording afleggen – is dezelfde. Wie die basis wegzet als “dat gebruiken we niet meer” laat precies zien waarom die basis onmisbaar blijft.

En als je als senior journalist, mét een NVJ-perskaart, na je afwijzing van Bordeaux niet verder komt dan “Jij komt met Bordeaux aan. En dat noemt zich journalist”?

Dan illustreer je precies wat er misgaat: de code zegt verifieerbaar en betrouwbaar, de praktijk laat zien dat sommige mensen liever scoren dan verantwoorden.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Naschrift | Over dedain, een methode en blinde adoratie

Na publicatie van dit artikel begon de voorspelbare poppenkast. Voor de duidelijkheid: Chris Klomp zei letterlijk tegen me dat 1) “die code gebruiken we al jaren niet meer” en 2) “Jij komt met Bordeaux aan. En dat noemt zich journalist.” Ook gooide hij er nog een vage verwijzing naar een uitspraak van de RvdJ tegenaan, want de klager was “ook nat gegaan”.

Dat dedain is niets nieuws. Onder artikelen, per mail of online: altijd hetzelfde patroon. Daarom deed ik wat een journalist doet: navraag bij bronnen. Per mail, online, via contacten op LinkedIn. Helemaal geen geheimzinnige methode. En de uitkomst is duidelijk:

  • Punt 1 (“die code gebruiken we niet”) is weerlegd. We gebruiken die code wél, of je het leuk vindt of niet.
  • Punt 2 (“En dat noemt zich journalist”)? Ja, ik noem mezelf journalist. Omdat ik bronnen vermeld, verifieer en niet de plank missla op het gebied van ethiek. Misschien een vraag die Klomp zichzelf beter kan stellen, gezien zijn motto “goed onderzoek kost tijd” al jaren is verschoven naar “ik heb een mening, lift mee op ophef en recycle dezelfde complotmarmotten in een eindeloze reeks tweets en stukjes.”

En dan het fameuze punt van de RvdJ. Het “nat gaan”? Ik heb het nagezocht. Wat bleek: de Raad wees de klacht af omdat Klomp zijn profiel óók gebruikt voor vakantiekiekjes. Daardoor valt zijn voorkeur voor “je moeder, klein bier, non-valeur, walgelijk wijf, snoes” en andere inhoudelijk sterke bijdragen buiten hun toetsingskader. Geen vrijspraak dus, geen oordeel over de inhoud, gewoon een bureaucratisch gevalletje van je staat bij het verkeerde loket. Handen wassen in onschuld. Ik hoor nog steeds graag waar ik “ook nat” ga.

Tot slot de blinde adoratie. Miryam en Susan strijden om de eerste plaats, met Susan op een nipte voorsprong. Na mijn artikel over Bordeaux kwam ze vanzelfsprekend kwispelend aansnellen. Haar bijdrage? “Heb je die achterhaalde, niet meer gebruikte code van Bordeaux weer. Doe zelf je research even.” Toen ik haar wees op de inhoud van het artikel, volgde het ijzersterke: “Een door jouzelf geschreven stuk, als reactie op een terechtwijzing door Chris. Overweldigend als bewijs, hoor!” Welke terechtwijzing dat precies was, blijft een raadsel.

Het is eigenlijk niet te doen. Maar het illustreert perfect waarom we journalistieke codes nog steeds nodig hebben: omdat feiten het verliezen van volume en adoratie vaak de plek inneemt van argument.


Media

Framing is géén nuance

Over schuld, grenzen en waarom vrouwen altijd iets fout doen

Soms laat framing zich vangen in één zin. Geen lange uitleg, geen geraffineerd beeld, gewoon één formulering die blootlegt hoe diep schadelijke denkpatronen nog steeds verankerd zijn. Onlangs verscheen een opiniestuk op een blog met de titel: “Vrouwen laten zich te gemakkelijk verkrachten.”

Dat is geen ongelukkige bewoording. Het is een overtuiging. Een frame. En vooral: een voorbeeld van hoe journalistiek mee kan werken aan het normaliseren van daderschap en het leggen van de schuld bij slachtoffers.

De auteur noemt zijn stuk een toelichting op een eerdere uitspraak van Gerard Spong, die stelde dat vrouwen zich “te gemakkelijk laten verkrachten.” In de aankondiging op X stelt hij zelfs dat Spong “wel degelijk een goed punt had” en verwijt hij “de Sisterhood” dat ze zich bezighield met “deels misplaatste ophef.” 

Maar die ‘nuance’ herhaalt vooral het frame: de man is fout, maar de vrouw had iets anders moeten doen.

Wat zijn woordkeuze zegt 

De manier waarop hij aankondigt dat zijn stuk online staat, is veelzeggend. Door te spreken van “de Sisterhood” zet hij zijn vrouwelijke critici neer als een soort kliek die vooral elkaar napraten. Kippen in het hok: weg te wuiven als snoes, moppie of een stel wauwelende dames die je niet serieus hoeft te nemen. Niet de inhoud telt, maar wie het zegt. En als het een vrouw is, dan is het blijkbaar automatisch een kakelende horde in plaats van een inhoudelijk punt.

Met “deels misplaatste ophef” wuift hij de kritiek nog verder weg: het is geen verontwaardiging, maar hysterie. En door te benadrukken dat Spong “wel degelijk een goed punt had”, laat hij zien dat hij meer waarde hecht aan juridische scherpzinnigheid dan aan de maatschappelijke schade die zulke uitspraken veroorzaken.

Deze woordkeuze verraadt een schrijver die zich ongemakkelijk voelt bij vrouwelijke tegenspraak en dat ongemak maskeert met ironie, dedain en een dun laagje ‘objectieve nuance’. Niet omdat hij geen argumenten heeft, maar omdat hij de morele lading van het onderwerp weigert serieus te nemen.

Waarom ik hier zo scherp op reageer? Omdat ik onderzoek heb gedaan naar kindhuwelijken en zomerbruiden. Omdat ik de verhalen ken van meisjes die keer op keer ‘legaal’ verkracht worden. Die op hun achttiende eindelijk kunnen ontsnappen omdat ze een echtscheiding aan kunnen vragen, maar met vier kinderen hangend aan hun rokken. Omdat ik wél heb leren luisteren.

Het rookgordijn: van framing naar verwijt 

De kritiek op de titel was hevig en terecht. Maar de reactie van de auteur voegde daar nog een extra laag aan toe. In plaats van reflectie volgde ontkenning. De lezer zou het verkeerd begrepen hebben. Het zou niet om echte verkrachting gaan, maar om iets anders: schuldverkrachting.

Volgens de auteur gaat het namelijk niet om opzettelijke verkrachting, maar om vrouwen die seks ondergaan “die ze eigenlijk niet willen”, zonder daar duidelijk genoeg over te zijn. Die volgens hem hun grenzen beter hadden moeten aangeven.

Dat klinkt als nuance, maar is niets anders dan een verschuiving van schuld — weg van de dader, richting het slachtoffer. Geen erkend geweld, maar beoordeeld gedrag. Vrouwen die verkracht zijn, zullen daar vast blij mee zijn: zoveel ‘nuance’.

De retoriek van schuldverschuiving 

Uit het oorspronkelijke stuk:

“Ze geven hun grenzen niet goed aan.”

“Ze ondergaan seks die ze eigenlijk niet willen.”

“Vrouwen gaan te vaak over hun eigen grens heen.”

Let op de formulering: niet de dader staat centraal, maar het gedrag van de vrouw. De man is hooguit “fout”, maar haar gedrag is het echte probleem. Hij is actief, zij is nalatig. En daarmee komt het oordeel niet terecht bij degene die de grens overgaat, maar bij degene die hem niet duidelijk genoeg aangaf.

Dat is framing in zijn zuiverste vorm: een maatschappelijke werkelijkheid herstructureren via taal en zo de norm verleggen. Niet: “Wat deed hij?” maar: “Wat liet zij gebeuren?”

Geen juridische analyse, maar moreel oordeel 

De schrijver beroept zich op zijn ervaring als rechtbankverslaggever. Hij heeft honderden zaken gezien. Maar rechtszaken gaan over bewijs, niet over beleving. Over juridische toerekenbaarheid, niet over maatschappelijke verantwoordelijkheid. En juist dat laatste — maatschappelijke verantwoordelijkheid — legt hij in zijn stuk vol overtuiging bij vrouwen.

Wat hij presenteert als neutrale observatie, is in werkelijkheid een moreel oordeel: vrouwen zouden hun grenzen duidelijker moeten aangeven. Het is de klassieke verschuiving van schuld, verpakt in een nieuw jasje. Geen expliciete verwijtbaarheid, maar een impliciet: je had het kunnen voorkomen.

De verzwegen context: bevriezen, zwijgen, overleven 

Wat volledig ontbreekt in het stuk, is begrip voor de werkelijkheid van slachtoffers. De bevriezing. De sociale druk. Het gevoel dat ‘nee zeggen’ leidt tot gevaar. Of simpelweg de verwarring die ontstaat als grenzen vervagen onder invloed van ongelijk verdeelde macht.

In plaats van empathie, krijgen vrouwen een les. In plaats van analyse, krijgen we oordeel. Er is geen ruimte voor het verhaal van de vrouw, alleen voor haar verzuim. Alsof ‘nee’ zeggen voldoende is. Alsof een man stopt als je je bedenkt. Alsof je hem überhaupt altijd fysiek kunt afweren. Dat is geen onhandige formulering. Dat is culturele medeplichtigheid, uitgedrukt in ogenschijnlijk redelijke taal.

Framing als tweede geweld 

Framing doet iets. Het bepaalt wat normaal is. Wie verantwoordelijk is. Wat telt als grensoverschrijding, en wat wordt weggezet als miscommunicatie. Door te spreken over ‘schuldverkrachting’ als iets wat vrouwen over zichzelf afroepen door hun grenzen niet goed aan te geven, wordt een nieuw soort schuld geconstrueerd: moreel in plaats van strafbaar, maar even beschadigend.

Want slachtoffers die geen nee durven zeggen, die bevriezen, die zwijgen, die worden door dit frame alsnog verantwoordelijk gehouden. Niet voor wat ze deden, maar voor wat ze niet deden. Niet voor hun gedrag, maar voor hun gebrek aan verzet.

De cynische omkering 

Op kritiek reageerde de schrijver met een reeks ontwijkende of ronduit pijnlijke opmerkingen. 

“Mensen moeten ook niet moorden. Yet, here we are.”

Of:

“Die weerbaarheid zit hem in het aangeven van grenzen.”

De dader wordt erkend, maar het oplossingsgericht denken richt zich uitsluitend op het slachtoffer. Alsof de verantwoordelijkheid voor geweld het beste kan worden aangepakt door de ander sterker, duidelijker, assertiever te maken. Alsof het probleem niet ligt bij grensoverschrijding, maar bij communicatie tussen de lakens.

De identificatie met de dader 

De meest schrijnende post op X kwam zogenaamd als een ‘grappige spiegel’:

“Best wel erg hoe vrouwen womansplainen over verkrachting. Alsof zij weten hoe het voelt om dader te zijn.”

Daarin wordt niet alleen het spreken van vrouwen over hun ervaring weggezet als betweterig, maar ook de positie van de dader centraal gezet als iets dat niet ter discussie mag staan — tenzij je hem begrijpt. Het frame is dan compleet: de dader als miskende figuur, de vrouw als moreel tekortschietende.

Lesmateriaal 

Het enige positieve aan dit hele stuk? Het is geweldig lesmateriaal. Framing, victim blaming, gaslighting en verantwoordelijkheid verschuiven – allemaal kraakhelder in één casus. Mediawijsheid was zelden zo actueel.

Tot slot

De titel was geen fout. De reacties geen verheldering. En schuldverkrachting? Die zit niet in vrouwen die hun grens niet aangeven. Die zit in mannen die daar niet naar luisteren — en in teksten die dat goedpraten met taal.

Toen ik mijn eerste draadje hierover deelde op Bluesky, kwamen er meteen mannen onder reageren dat ik hun aandacht niet waard was (had ik niet om gevraagd), dat ik het mis had of niet begreep (uitleggen waarom konden ze niet). Ik hoop van harte dat zij nooit te maken krijgen met een huilende dochter, zus, vriendin of nicht na een verkrachting die eigenlijk een ‘schuldverkrachting’ zou zijn. Dan kun je ze gewoon het stuk van Klomp laten lezen. Misschien begrijpen ze dan waarom ‘weerbaarheid’ niet altijd helpt. Of waarom niemand zich ‘te makkelijk laat verkrachten’.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷