Midden-Oosten

De Moslimbroederschap: van liefdadigheid tot macht

Hamas staat wereldwijd bekend als een terreurbeweging. Maar om te begrijpen waar ze vandaan komt, moeten we terug naar hun wortels: de Moslimbroederschap. Deze Egyptische beweging groeide uit tot de bekendste en invloedrijkste islamistische organisatie ter wereld. Ze bracht religieuze opvoeding, liefdadigheid en politieke ambitie samen. Zonder de Moslimbroederschap zou Hamas simpelweg niet bestaan.

Oorsprong en gedachtegoed

De Moslimbroederschap (MB) werd in 1928 opgericht door Hassan al-Banna, een jonge onderwijzer uit Ismaïlia. Hij groeide op in een streng religieus gezin en leefde in een Egypte dat tegelijk gebukt ging onder Britse invloed én snelle modernisering. Zijn motto was eenvoudig maar veelzeggend: “De islam is de oplossing.” Maar voor al-Banna betekende dat meer dan persoonlijke vroomheid. Zoals hij zelf schreef“Onze roeping is om de boodschap van de islam te verspreiden tot in alle uithoeken van de wereld, totdat er geen onderdrukking meer is en de religie van Allah overal heerst.”

Al-Banna legde de nadruk op morele opvoeding, discipline en het herstel van islamitische waarden in het dagelijks leven. In de beginjaren organiseerde de Broederschap gebedsgroepen, scholen en liefdadigheidsprojecten. Het uiteindelijke doel was een samenleving, en uiteindelijk een staat, die volledig volgens islamitische normen zou functioneren.

Hij bouwde de MB bewust op als ‘grassroots’ beweging: dicht bij de gewone bevolking, met wijkcomités, sportclubs en sociale initiatieven. Daarmee vormde de Broederschap een alternatief voor de elitaire partijen die de Egyptische politiek domineerden. In de onrustige jaren twintig en dertig bood ze miljoenen mensen een nieuw gevoel van identiteit en solidariteit. Ook na al-Banna’s dood in 1949 bleef zijn gedachtegoed richtinggevend en inspireerde het bewegingen en partijen in de hele regio.

Groei en confrontatie in Egypte

In de jaren veertig en vijftig groeide de MB razendsnel, met miljoenen leden en vertakkingen in het hele Midden-Oosten. Dat leidde tot harde confrontaties met de Egyptische staat. Na een mislukte aanslag op president Gamal Abdel Nasser  in 1954 verbood hij de beweging en volgde massale repressie: leiders werden opgesloten, gemarteld of geëxecuteerd.

Een van hen was Sayyid Qutb, leraar en literair criticus. In de jaren veertig verbleef hij enkele jaren in de Verenigde Staten. Hij bewonderde de technologische vooruitgang, maar raakte diep geschokt door wat hij zag als moreel verval: materialisme, racisme en seksuele losbandigheid. Teleurgesteld keerde hij terug naar Egypte, waar hij zich aansloot bij de Moslimbroederschap.

Tijdens de repressie van 1954 werd Qutb gearresteerd, beschuldigd van samenzwering tegen Nasser en het plannen van een aanslag. Hij werd gemarteld en bracht jaren in de gevangenis door. Daar schreef hij zijn invloedrijkste boek, Milestones (1964), waarin hij opriep tot een radicale zuivering van de samenleving en gewapend verzet tegen “afvallige” regimes. In 1966 werd hij geëxecuteerd. Zijn dood maakte hem tot martelaar en zijn ideeën zouden latere generaties jihadisten inspireren.

Qutb stelde dat regimes die niet volgens de islamitische wet regeerden afvallig waren (takfir). Daarmee legitimeerde hij gewapend verzet. Zijn denken sloeg een brug tussen islamisme en de gewelddadige jihad van groepen als al-Qaeda en later IS. Tegelijk vonden jihadisten de MB te gematigd, omdat zij meededen aan verkiezingen en compromissen sloten met staten. De MB zelf veroordeelde aanslagen officieel, volgens critici slechts een symbolische afwijzing, terwijl de retoriek van sommige leiders soms een ander geluid liet horen.

Toch bleef de MB invloedrijk. Ze vulde een gat dat de staat liet liggen: ziekenhuizen, voedselbanken en scholen werden vaak door de Broederschap georganiseerd. Voor veel burgers was de beweging daardoor relevanter dan de overheid zelf. Onder Hosni Mubarak bleef de MB officieel verboden maar feitelijk aanwezig. Tijdens de protesten op Tahrirplein in 2011 hield ze zich aanvankelijk afzijdig, maar na Mubarak’s val greep ze haar kans. De politieke arm – de Partij voor Vrijheid en Rechtvaardigheid – werd de grootste partij en Mohamed Morsi werd president. Al in 2013 greep generaal Abdel Fattah al-Sisi echter de macht. De MB werd opnieuw verboden en als terroristische organisatie bestempeld.

Civil society als strategie

De kracht van de Moslimbroederschap lag niet alleen in de politiek, maar juist in het maatschappelijk middenveld. Via scholen, ziekenhuizen, sportclubs en liefdadigheidsinstellingen bouwde ze een stevig netwerk op. In veel wijken waren de voorzieningen van de MB beter en toegankelijker dan die van de staat. Daardoor groeide haar maatschappelijke kapitaal en won ze vertrouwen en loyaliteit van miljoenen burgers.

Wanneer er politieke ruimte ontstond, kon dat netwerk razendsnel worden omgezet in stemmen en zetels. De Arabische Lente maakte dat zichtbaar. Terwijl jongeren in 2011 op het Tahrirplein democratie eisten, bleef de MB eerst op de achtergrond. Pas na Mubarak’s val stapte ze vol in de politiek. Het leverde Morsi het presidentschap op, maar ook grote teleurstelling: de economie bleef stagneren, armoede nam niet af en religieus getinte wetten botsten met de verwachtingen van een bevolking die vooral betere levensomstandigheden wilde. Binnen twee jaar leidde dat tot chaos, polarisatie en uiteindelijk een militaire coup.

Internationale vertakkingen

De Moslimbroederschap verspreidde zich snel over de regio. In Syrië vond de beweging vooral steun in Hama en Homs. In 1982 sloeg Hafez al-Assad daar een opstand bloedig neer; tienduizenden mensen kwamen om. In Jordanië nam de MB jarenlang deel aan de politiek, maar in 2025 verbood de regering hun activiteiten uit angst dat Hamas via hun netwerken de grens zou oversteken.

In Palestina ontstond in 1987 Hamas als Palestijnse tak van de Broederschap. Dat gebeurde tijdens de Eerste Intifada, in een periode waarin Yasser Arafat de termen ‘Palestina’ en ‘Palestijnen’ actief gebruikte om een nationale identiteit te vestigen. Voorheen werden alle inwoners van het gebied – Joden, Arabieren, Druzen, christenen en anderen – vaak simpelweg ‘Palestijnen’ genoemd. Arafat gaf de term een uitgesproken politieke lading, die Hamas later koppelde aan religieus-nationalistische strijd.

Ook buiten de Levant had de MB invloed. In Turkije liet Erdogan’s AKP zich inspireren door de Broederschap, al koos hij een eigen koers om dichter bij de EU te komen. In de Golfstaten waren MB-activiteiten meestal verboden. De monarchieën zagen de beweging als een existentiële bedreiging: een goed georganiseerd islamistisch netwerk dat politieke oppositie kon mobiliseren tegen hun dynastieën. Toch bleven religieuze predikers en liefdadigheidsnetwerken met banden naar de MB vaak ongemoeid, zolang ze het gezag niet openlijk uitdaagden.

Aantrekkingskracht en kritiek

De aantrekkingskracht van de Moslimbroederschap lag in de combinatie van religieuze legitimiteit, discipline en sociale zorg. Ze beriep zich op de Koran en de soenna als bron van gezag en presenteerde zich als hoeder van de islamitische traditie. In preken en campagnes benadrukten leiders dat alleen de islam, en dus de Broederschap, een rechtvaardige samenleving kon garanderen. Voor veel armen bood de MB wat de staat niet leverde: betaalbare zorg, onderwijs en voedselhulp.

Maar de kritiek was minstens zo groot. De beweging wordt vaak omschreven als autoritair: interne kritiek leidt geregeld tot uitsluiting of vervolging. Ze is patriarchaal: vrouwen spelen vooral een rol in opvoeding en liefdadigheid, terwijl de leiding vrijwel uitsluitend in handen van mannen is. En ze is intolerant: religieuze minderheden zoals koptische christenen of sjiieten ervaren discriminatie. Ook is haar visie op democratie beperkt. Verkiezingen gelden als middel om macht te winnen, niet als doel om diversiteit te beschermen. Dat bleek tijdens Morsi’s presidentschap, toen vrouwenrechten en burgerlijke vrijheden snel werden ingeperkt.

Schaduwzijde en beperkingen

Waar de Moslimbroederschap daadwerkelijk aan de macht kwam, zoals tijdens het presidentschap van Mohamed Morsi (2012–2013), werden de beperkingen van hun visie snel zichtbaar. In een ontwerpgrondwet werd de sharia benoemd als belangrijkste bron van wetgeving, wat leidde tot felle protesten van liberalen, vrouwenrechtenorganisaties en religieuze minderheden. Media die kritisch waren, werden geïntimideerd of vervolgd. Er waren zelfs voorstellen om de bewegingsvrijheid van vrouwen in te perken, zoals het verbod om zonder toestemming van een man te reizen.

Ook op sociaaleconomisch vlak stelde de MB teleur. Werkloosheid en armoede bleven hoog, en religieuze retoriek bood geen antwoord op de dagelijkse problemen van miljoenen Egyptenaren. Binnen een jaar na Morsi’s verkiezing gingen miljoenen mensen opnieuw de straat op, dit keer tegen de Broederschap zelf. Het resulteerde in de militaire coup van generaal al-Sisi in 2013 en een nieuw verbod op de MB.

Buiten Egypte fungeert de MB vaak als een “staat in de staat”: sociaal onmisbaar dankzij scholen en ziekenhuizen, maar tegelijk een bron van angst voor regimes. Machthebbers vrezen dat de beweging hun monopolie op macht en legitimiteit kan ondermijnen. Egypte hield de Broederschap altijd nauwlettend in de gaten vanwege hun grote achterban, Jordanië verbood de organisatie in 2025 uit vrees voor Hamas-invloed en in de Golfstaten wordt de MB streng geweerd uit angst voor oppositie tegen de monarchieën.

Waarom dit ertoe doet

De Moslimbroederschap is de moederorganisatie van talloze islamistische stromingen. Hamas in Gaza is daar de bekendste uitloper van: een beweging die niet alleen Israël bestrijdt, maar ook de Palestijnse Autoriteit op de Westoever probeert te verdringen. Ook in Turkije liet de AKP van Erdogan zich inspireren door de MB, zij het in een gematigdere vorm. En via de ideeën van Sayyid Qutb beïnvloedde de Broederschap zelfs extremistische groepen als al-Qaeda en uiteindelijk de aanslagen van 9/11.

De rode draad is steeds dezelfde: de combinatie van religie en politiek, van liefdadigheid en macht. Die mix gaf de MB enorme aantrekkingskracht, maar ook een erfenis van spanningen, onderdrukking en geweld. Wie Hamas wil begrijpen, moet daarom eerst de Moslimbroederschap begrijpen. Zonder dat fundament is Hamas niet te verklaren.

Dit artikel is deel 2 van een drieluik. In het volgende deel staat Hamas zelf centraal: hoe de beweging ontstond, hoe ze zich ontwikkelde tot terreurorganisatie en welke rol ze speelt in het huidige Midden-Oosten.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

Wat is islamisme?

Islam is een religie en een culturele identiteit. Islamisme is iets anders: een politieke ideologie die de samenleving wil inrichten volgens islamitische normen en wetgeving (sharia). Het is geen eeuwenoud verschijnsel maar een beweging van de twintigste eeuw. Na de afschaffing van het Ottomaanse kalifaat in 1924 ontstond er een leegte. Tegelijkertijd kwamen moderne natiestaten op en streden ideologieën als Arabisch nationalisme, socialisme en liberalisme om invloed. In die nieuwe politieke arena presenteerden islamisten zich als alternatief: religieuze legitimiteit combineren met sociale rechtvaardigheid en politieke mobilisatie.

Van identiteit naar politiek

De stap van islam naar islamisme is de politisering van identiteit. Wat begon als een culturele of religieuze wij-groep, werd een politieke kracht met een eigen programma. Dat zie je breder in de regio: Arabisme veranderde van etnische trots in nationalisme, islam werd islamisme.

In de twintigste eeuw veranderde het speelveld. Partijen, verkiezingen en massamedia dwongen bewegingen om steun te winnen en coalities te vormen. De centrale vraag werd: wie mag namens het volk spreken? In de jaren zeventig kreeg islamisme echt vaart met de opkomst van nieuwe bewegingen en partijen. Het hoogtepunt was de islamitische revolutie in Iran in 1979.

Autoritarisme

In veel Arabische landen veranderde nationalisme in autoritaire staatsprojecten. Beloften van rechtvaardigheid en democratie kwamen niet uit. Wat bleef waren onderdrukking, corruptie en economische stilstand. Zo ontstond een moreel vacuüm dat islamisten wisten te vullen met liefdadigheid, discipline en het beeld van een mooi alternatief. De socioloog Max Weber omschreef de staat als degene die het monopolie op legitiem geweld claimt. Maar als dat geweld door burgers als onrechtvaardig wordt gezien, groeit de voedingsbodem voor tegenbewegingen.

Stromingen

Islamisme is geen eenheid maar een familie met verschillende takken. Het salafisme wil terug naar de vrome voorouders en kent uiteenlopende stromingen: van stille, apolitieke groepen die zich richten op zuiver geloof, tot politieke partijen en jihadistische netwerken zoals al-Qaida die de strijd zoeken met nabije en verre vijanden. Het wahhabisme vormt de officiële staatsleer van Saoedi-Arabië, geworteld in de achttiende eeuw en verankerd in het moderne koninkrijk. Het sjiitisch islamisme kreeg zijn modelstaat in Iran na de revolutie van 1979 en vond in Hezbollah in Libanon een militante politieke partij.

Ondanks de theologische verschillen delen deze bewegingen iets belangrijks: ze winnen aan kracht waar staten falen. Als de overheid geen veiligheid, vertegenwoordiging of basisvoorzieningen biedt, springen islamistische bewegingen in dat gat, met zorg, organisatie en soms ook geweld.

Civil society

“Civil society” betekent letterlijk het maatschappelijk middenveld: organisaties en netwerken die niet bij de staat horen en ook geen bedrijven zijn. Denk aan vakbonden, verenigingen, hulporganisaties en liefdadigheidsinstellingen. In veel Arabische landen werd die ruimte grotendeels gevuld door islamistische groepen. Zij boden voedselpakketten, onderwijs, gezondheidszorg en zelfs pensioentjes, vaak in wijken en dorpen waar de staat afwezig was.

Dat leverde enorm maatschappelijk kapitaal op. Zodra er een politieke opening kwam, zoals in Egypte in 2011, konden islamisten dat netwerk meteen omzetten in stemmen en zetels. Het laat ook zien waarom regimes de Moslimbroederschap telkens verboden, maar nooit echt konden uitwissen: hun organisaties boden diensten die mensen dagelijks nodig hadden. Zolang die noden blijven bestaan, blijft ook het netwerk bestaan.

Protestgolven

Om te begrijpen hoe protestbewegingen opkomen en weer verdwijnen, gebruiken politicologen Charles Tilly en Sidney Tarrow de social-movement theory. Die draait om drie elementen. Ten eerste de kansen: een protest slaagt alleen als er een opening is, bijvoorbeeld een verzwakte staat of een scheur in het regime. Ten tweede de frames: bewegingen moeten hun strijd in woorden en beelden gieten die mensen aanspreken, zoals rechtvaardigheid, waardigheid of religie. En ten derde de repertoires: de middelen die ze gebruiken, van stakingen en sit-ins tot hashtags en online campagnes.

De Arabische Lente van 2011 laat dit goed zien. Zonder centrale leiding konden jongeren via sociale media netwerken bouwen, mensen de straat op krijgen en regimes tot een reactie dwingen. Maar de meeste regimes sloegen daarna terug met harde onderdrukking, waardoor veel van die bewegingen uiteenvielen.

Rentierlogica

In de Golfstaten gelden andere regels. Dit zijn rentierstaten: landen die hun inkomsten vooral uit olie en gas halen in plaats van uit belastingen. Daardoor ontstaat een ongeschreven ruil. Burgers dragen geen belasting af en leveren dus ook politieke inspraak in. In ruil daarvoor krijgen ze welvaart: gesubsidieerde brandstof, goedkope woningen, banen bij de overheid of zelfs directe toelages.

Deze logica verzwakt de behoefte aan representatie en parlementaire macht. Het maakt ook duidelijk waarom islamistische bewegingen daar minder ruimte krijgen: waar de staat zelf welvaart en diensten uitdeelt, is minder vraag naar alternatieve organisaties die dat doen. Zo worden protesten vaak gedempt en verschuift de legitimiteit naar een mix van cliëntelisme en religie.

In landen zonder olie, zoals Egypte of Jordanië, werkt het precies andersom. Daar moet de staat belasting heffen maar kan hij vaak niet genoeg voorzieningen leveren. Dat schept ruimte voor islamistische bewegingen om in te springen met scholen, ziekenhuizen en voedselhulp. Zo wordt islamisme juist sterker in republieken die kampen met economische crises, terwijl het in oliestaten vaker wordt ingekapseld of onderdrukt.

De schaduwzijde van islamisme

Zelfs wanneer islamistische bewegingen zich niet met geweld bezighouden, brengen ze vaak grote nadelen met zich mee. Vrijheden van vrouwen en minderheden worden ingeperkt, politieke tegenstanders krijgen nauwelijks ruimte en democratie verschraalt. Kritiek op religie of afwijkende levensstijlen wordt onderdrukt, onderwijs raakt ideologisch gekleurd en wetenschap of kunst komt in de verdrukking. Ook religieuze minderheden zoals christenen, Joden of sjiieten ervaren discriminatie en tweederangsburgerschap. Bovendien kunnen landen onder islamistisch bestuur internationaal geïsoleerd raken, met economische en diplomatieke schade tot gevolg. Islamisme is dus niet alleen een religieus-politiek project, maar ook een ideologie die de maatschappelijke ruimte vaak aanzienlijk verkleint.

Veelgestelde vraag: is islamisme altijd gevaarlijk?

Niet per se in de zin van terrorisme of geweld. Islamisme is een brede stroming: sommige bewegingen doen mee aan verkiezingen en runnen scholen en ziekenhuizen, andere legitimeren aanslagen en afwijzing van democratie. Maar één ding is bijna overal hetzelfde: islamistische partijen en bewegingen beperken de vrijheid van vrouwen en minderheden. Zelfs in hun meest gematigde vorm staan ze een samenleving voor waarin mannen overheersen en waar liberale rechten ondergeschikt zijn aan religieuze regels.

Kortom: islamisme is niet altijd gevaarlijk als beweging, maar wel funest voor vrouwenrechten en individuele vrijheden, en dus iets wat je niet moet idealiseren of omarmen.

Waarom dit ertoe doet

Islamisme is geen mysterie en ook geen eenheid. Het is een moderne politieke reactie op mislukte staatsprojecten, sociale nood en geopolitieke competitie. Soms is het een politieke partij die hervormingen zoekt, soms een beweging die kiest voor revolutie en geweld.

Wie Hamas wil begrijpen, moet dit bredere landschap kennen. Eerst het concept islamisme: hoe religie een politieke ideologie werd. Dan de Moslimbroederschap: de beweging die dit idee vormgaf en verspreidde. Pas daarna kun je zien hoe Hamas in die traditie staat, maar tegelijk een eigen Palestijnse invulling kreeg.

Dit artikel vormt daarom het eerste deel van een drieluik. In het volgende deel staat de Moslimbroederschap centraal, daarna volgt Hamas zelf.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Bronnen (o.a.)

  • Hassan al-Banna,Risalat al-Ta’lim (1930s)
  • Sayyid Qutb,Milestones (1964)
  • Charles Tilly & Sidney Tarrow,Contentious Politics (2007)
  • Max Weber,Politik als Beruf (1919)
  • Hazem Beblawi & Giacomo Luciani (red.),The Rentier State (1987/1989)
  • Sami Zubaida,Islam, the People and the State (1993)
  • Olivier Roy,The Failure of Political Islam (1994)
  • Gilles Kepel,Jihad: The Trail of Political Islam (2002)
  • Fanar Haddad,Sectarianism in Iraq (2011)

Vergeten vrouwen

De gouden kooi 

Ze leeft in een paleis. Haar kledingkast is groter dan de woonkamer van een gemiddeld gezin. Ze draagt designerjurken, heeft gestudeerd aan een prestigieuze universiteit in het buitenland en vliegt met een privéjet de wereld over. Alles aan haar leven ademt vrijheid, luxe en macht.

En toch heeft ze voor vrijwel alles wat ze wil toestemming nodig van haar echtgenoot, haar vader of haar broer.

Achter de paleismuren

In de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië, Qatar en Koeweit worden vrouwen niet onderdrukt op de manier die doorgaans geassocieerd wordt met oorlog, honger of religieuze terreur. In plaats daarvan leven ze in hypermoderne steden vol glinsterende torens, zorgvuldig onderhouden parken, internationale scholen en universiteiten die hun deuren juist voor vrouwen openzetten. Ze lopen over marmeren vloeren in winkelcentra vol westerse merken, krijgen functies bij grote bedrijven en verschijnen in glossy campagnes als het gezicht van de vooruitgang.

Maar achter deze façade, zorgvuldig opgebouwd en gekoesterd door regimes die zich willen presenteren als modern en westersgezind, bestaat een werkelijkheid waarin vrouwen nog steeds geen volledige zeggenschap hebben over hun eigen leven. Niet ondanks hun rijkdom, maar juist daardoor zijn hun beperkingen voor de buitenwereld moeilijker te herkennen. Wat niet in de vorm van armoede of geweld wordt gegoten, lijkt al snel onschuldig, of simpelweg niet urgent genoeg.

De prinses die verdween

In 2018 probeerde prinses Latifa Al Maktoum, dochter van de heerser van Dubai, te vluchten uit de Verenigde Arabische Emiraten. Haar poging was niet het impulsieve werk van een naïef meisje, maar een nauwgezet voorbereide ontsnapping, mede opgezet met een Franse voormalig geheim agent. Ze reed per auto naar de grens met Oman, bereikte daar een boot die haar naar internationale wateren bracht, en stapte vervolgens over op een jacht richting India. 

Voor haar vertrek had ze een video opgenomen waarin ze sprak over jarenlange opsluiting, isolatie en mishandeling. “Als je deze video ziet,” zei ze, “dan ben ik dood, of erger.” De boot waarop ze voer werd onderschept door een gezamenlijke operatie van Indiase en Emiratische troepen. Latifa verdween. Jaren later verschenen er foto’s van haar, zittend in een café in Dubai of glimlachend naast VN-functionarissen. Of ze vrij was, of slechts zorgvuldig werd tentoongesteld, bleef onduidelijk.

Haar verhaal staat niet op zichzelf. In 2000 verdween haar zus Shamsa uit Cambridge, waar ze onder begeleiding van personeel verbleef. Ze zou met geweld zijn teruggebracht naar Dubai, maar ondanks meerdere verzoeken van journalisten en mensenrechtenorganisaties is er nooit een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door de Britse autoriteiten. En dan is prinses Haya, de voormalige vrouw van sjeik Mohammed bin Rashid Al Maktoum, die met haar twee kinderen naar Londen vluchtte nadat ze ontdekte wat er met Latifa en Shamsa was gebeurd. 

In de rechtszaal legde ze verklaringen af over intimidatie, afluisterpraktijken en bedreigingen, terwijl de sjeik zich via diplomatieke kanalen verweerde tegen aantijgingen die hij als “privékwestie” afdeed. Andere verhalen blijven anoniem. Dochters van invloedrijke families die niet mogen trouwen met wie ze willen. Echtgenotes van diplomaten die hun paspoort moeten inleveren bij hun schoonvader. Vrouwen uit de elite die alles lijken te hebben, behalve bewegingsvrijheid.

Controle via familie en technologie

De levens van deze vrouwen worden strak gereguleerd via een combinatie van traditionele familierollen, religieuze interpretaties en moderne technologie. In Saoedi-Arabië was het systeem van mannelijke voogdij jarenlang verankerd in wet en praktijk. Een vrouw had voor vrijwel alles toestemming nodig van een man: om te reizen, te studeren, te werken of medische zorg te ontvangen. 

Hoewel hervormingen in 2019 een deel van deze beperkingen formeel hebben opgeheven, bleef de sociale realiteit weerbarstig. In veel families gelden de oude regels nog steeds, en instellingen zoals universiteiten en ziekenhuizen blijven uit angst of gewoonte toestemming vragen aan mannelijke familieleden.

De komst van digitale controlemechanismen maakte deze afhankelijkheid nog indringender. De overheidsapp Absher werd gelanceerd als een manier om overheidsdiensten te vereenvoudigen, maar bevatte onder andere een functie waarmee mannen konden instellen of hun vrouwelijke familieleden het land mochten verlaten. Wanneer een vrouw het vliegveld bereikte, werd automatisch een sms gestuurd naar haar voogd. Hij kon met één klik toestemming geven of intrekken, ongeacht de leeftijd of opleiding van de vrouw in kwestie.

Op vliegvelden werd deze realiteit tastbaar. In de aankomsthallen bestonden speciale wachtruimtes voor “niet afgehaalde vrouwen”. Vrouwen die bijvoorbeeld terugkeerden van een studie in het buitenland, een familiebezoek of een dienstreis, maar het vliegveld niet mochten verlaten zonder dat een mannelijke voogd hen kwam ophalen. Daar moesten zij wachten, soms uren of zelfs dagenlang. Niet als zelfstandige burgers met rechten, maar als objecten, als bagage die moest worden opgehaald. Alsof hun identiteit niet in hun paspoort lag besloten, maar in de toestemming van een ander.

Het decor van moderniteit

Voor de buitenwereld blijft dit systeem grotendeels onzichtbaar. Wat men ziet, zijn de zichtbare tekens van emancipatie: vrouwen die bedrijven leiden, ministersposten bekleden of sportevenementen organiseren. In Qatar worden vrouwelijke academici en studenten naar voren geschoven in internationale conferenties. In Koeweit dragen vrouwen de titel van parlementslid of rechter. In de VAE is er een Minister of State for Happiness, een vrouw. 

Maar die zichtbaarheid verhult het lot van duizenden vrouwen die zich dagelijks moeten voegen naar de wensen van hun vader, echtgenoot of broer. Vrouwen die weten dat een echtscheiding hun kinderen kost. Die beseffen dat een klacht tegen mishandeling kan leiden tot opsluiting van henzelf wegens ongehoorzaamheid. En die zwijgen omdat spreken niet alleen hun vrijheid bedreigt, maar de eer van hun familie – en dus hun veiligheid.

Deze tegenstelling tussen façade en fundament maakt hun situatie des te schrijnender. Want in plaats van protest of solidariteit, ontvangen zij bewondering of ongeloof. Hoe kan iemand die woont in een villa, met een bediende, kok, schoonmaakster en chauffeur, zich gevangen voelen? Die vraag is niet alleen naïef, maar veelzeggend in haar onbegrip.

Diplomatieke doofpot

En wanneer deze vrouwen zich durven los te maken, wanneer ze vluchten en asiel aanvragen, wanneer ze hun stem verheffen in rechtbanken of via geheime video’s, dan worden ze niet opgevangen, maar genegeerd. 

Westerse regeringen die zich gretig profileren als verdedigers van vrouwenrechten, blijven opvallend stil wanneer het om hun bondgenoten in de Golf gaat. Saoedi-Arabië is een belangrijke afnemer van wapens, de VAE investeert miljarden in Europese havens en techbedrijven, Qatar organiseert wereldkampioenschappen en koestert zijn positie als diplomatieke bruggenbouwer. Die belangen wegen zwaarder dan mensenrechten.

Toen Latifa verdween, sprak niemand haar naam in de Veiligheidsraad. Toen Shamsa uit Groot-Brittannië werd meegenomen, volgde er geen aanklacht. Toen Haya verklaarde dat ze werd geïntimideerd en gevolgd, wuifde de Golfstaat het weg als een privézaak. Zelfs wanneer vrouwen erin slagen te vluchten, worden hun asielverzoeken vaak afgewezen wegens gebrek aan bewijs of “culturele complexiteit”. Sommige ambassades werken stilletjes mee aan repatriëring, onder het mom van familiehereniging. Wat dat betekent, is duidelijk voor wie heeft geluisterd naar de getuigenissen van vrouwen die terugkeerden en vervolgens spoorloos verdwenen.

Tegelijkertijd blijven deze landen internationaal prijzen winnen en investeringen binnenhalen. Ze mogen zichzelf presenteren als hervormers, pioniers en modernisten, waarbij vrouwen worden ingezet als uithangbord. Hun aanwezigheid op podia en in persberichten dient niet hun vrijheid, maar de reputatie van de staat. En zolang dat beeld overeind blijft, blijft het stil rond de vrouwen die nooit worden opgevoerd, tenzij als waarschuwing voor wie probeert te ontsnappen.

Vrijheid zonder glans

De gouden kooi is geen metafoor. Ze bestaat uit muren van reputatie, familiedruk, digitale controle en diplomatieke zwijgzaamheid. Het is een systeem waarin vrouwen alles lijken te hebben, behalve het recht op zelfbeschikking. Waar macht en rijkdom dienen als camouflage voor afhankelijkheid. Waar vrijheid geen recht is, maar een gunst – uitdeelbaar, intrekbaar, en zelden blijvend.

Het is de tiende kooi in een reeks van vergeten vrouwen. De serie begon bij oorlog, slavernij, verkrachting, ballingschap. Maar wie goed kijkt, ziet dat dit verhaal in niets verschilt. Hier is geen puin, geen geweer, geen kamp. Alleen stilte, toezicht, toestemming. Ook hier verdwijnt de vrouw in een systeem dat haar reduceert tot bezit, soms met geweld, soms met een glimlach. En ook hier kijkt de wereld weg, omdat haar verhaal niet past in het beeld dat we willen zien. 

Omdat rijkdom, glans en beschaving een betere indruk maken dan de ongemakkelijke waarheid daarachter.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Verdieping

Femicide is geen vrouwenhaat …

… het is volgens sommigen complexer. Iets relationeels, psychologisch of juridisch. Maar vooral geen patroon.

In juli schreef journalist Chris Klomp op X een  draadje over femicide. Of beter gezegd: over zijn bezwaar dat het woord te snel en te vaak gebruikt wordt. Volgens hem gaat partnerdoding niet altijd over vrouwenhaat. Soms is er sprake van een psychose. Of van een ruzie. Of van een relatie die uit de hand loopt.

Maar terwijl de aandacht steeds naar de dader en zijn motieven gaat, blijft één ding onbesproken: het patroon waarin vrouwen worden vermoord juist op het moment dat ze een grens trekken.

“Zucht. Weet je wat niet helpt?”

Zo begint Klomp zijn draad. Niet met cijfers, niet met context, maar met ergernis. Ergernis over mensen die de term femicide te ruim zouden toepassen. Gevolgd door het bekende dedain: “Of je doorgeslagen feminisme laten bepalen wat femicide is en wat niet.

Nee hoor. Laten we het vooral overlaten aan een “senior journalist” die tussen zijn verzuchtingen door wel even de definities bepaalt. Een ego ter grootte van de staatsschuld, met de nuance van een verzuurde tweet.

Daarna gaat het al snel mis:

Het ligt nogal aan je definitie van femicide  (want feitelijk betekent de term ‘vrouwenmoord’).”

Nee. Het ligt níet aan “je definitie”, alsof je die zomaar kunt aanpassen aan wat jou goed uitkomt.

Volgens het Nederlandse Openbaar Ministerie is femicide – of vrouwenmoord – het opzettelijk doden van vrouwen of meisjes. Punt.

Volgens internationale standaarden, waaronder het Istanbulverdrag, de VN  en de WHO is femicide “het opzettelijk doden van vrouwen omdat ze vrouw zijn”. Het gaat om gendergerelateerd geweld, meestal gepleegd door (ex-)partners of familieleden. De motivatie: controleverlies, eer, bezitsdrang of ongelijkwaardigheid binnen relaties. Het doel is vrouwen te straffen, te breken of het zwijgen op te leggen zodra ze hun eigen weg proberen te gaan.

Femicide is geen kwestie van gevoel. Het is een maatschappelijk feit.

Een oud artikel, opnieuw opgediend

In zijn draad deelt Klomp een ouder stuk: Femicide: complexer dan vrouwenhaat.

Dat artikel verscheen al eerder, maar hij haalt het nu weer naar boven. Precies op het moment dat er publieke verontwaardiging is over de moord op een vrouw door haar ex. Geen toeval dus, maar meeliften op de golf van aandacht.

Zijn insteek is voorspelbaar: “Femicide lijkt soms wat te worden gekaapt door activisten die er louter een intrinsieke vrouwenhaat in zien.

En de inhoud? Die wankelt opnieuw.

  • Hij haalt definitie en mening door elkaar. Alsof femicide altijd betekent dat een man vrouwen haat. En omdat hij die haat niet vaak ziet, vindt hij dat het woord niet past.
  • Hij schuift het geweld af op persoonlijke problemen: een psychose, uitzichtloosheid, een relatie die stukliep. Maar hij laat weg dat partnergeweld bijna nooit uit het niets komt. Vaak gaan er jaren van controle en mishandeling aan vooraf.
  • Hij behandelt elke zaak als een los incident. Alsof het toeval is en geen onderdeel van een groter patroon van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

Het frame is helder: Femicide? Misschien. Maar laten we het vooral niet te groot maken.

“Het is complexer dan vrouwenhaat”

Wie een stuk schrijft over femicide moet de termen helder houden. Klomp doet dat niet. Hij zet  misogynie (vrouwenhaat) tegenover femicide en gooit zo twee verschillende dingen op één hoop.

In zijn artikel schrijft hij: “Vrouwenhaat is absoluut een probleem, maar bij individuele partnerdoding kun je niet zomaar een universele haat als hoofdoorzaak aanwijzen.”

Dat klinkt redelijk, tot je ziet wat hij ermee doet. Hij suggereert dat femicide alleen gaat over ideologische haat. Alsof activisten beweren dat elke man die zijn partner vermoordt in abstracte zin vrouwen haat. Alsof het alleen kan gaan om óf een liefdesdrama, óf ideologisch geweld.

Maar dat is een stropop. Niemand beweert dat. En het hoeft ook niet.

Femicide is geen gevoel, maar een patroon. Het gaat niet om wat een dader zegt te voelen, maar om de omstandigheden waarin vrouwen worden vermoord: vaak als ze vertrekken, iets weigeren of hun autonomie opeisen. Niet ondanks dat, maar juist daarom.

Dat is geen liefdesmoord, dat is gendergerelateerd geweld. Ook wel bekend als femicide.

Maar waarom doen die mannen dat dan?

In zijn artikel verwijst Klomp naar een onderzoek van de Universiteit Leiden: Een nieuwe typologie van partnerdoding. Daarin brachten onderzoekers vijf typen daders in kaart, op basis van tientallen zaken. Ze benadrukten er meteen bij:

“Het is niet onze intentie om de complexiteit van de zaken, de gebeurtenissen, gedachten en handelingen die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van het fatale geweld te vereenvoudigen naar een allesverklarende type dader.”

En precies dát is wat Klomp wel doet. Hij pikt uit het onderzoek een paar losse stukjes, perst bijna vijftig pagina’s samen tot vijf alinea’s en zet ze weg als simpele typetjes. Het resultaat: een scheve weergave die de nuance van het onderzoek zelf juist onderuit haalt. Klassiek cherrypicking.

Daarna komt in zijn draad het bekende rijtje: psychose, hechtingsproblemen, scheiding, uitzichtloosheid, “toxiciteit”. Het klinkt als een verklaring, maar in feite zegt hij: de man kon het niet aan om verlaten te worden, zij had hem niet zo moeten kwetsen, eigenlijk is het haar schuld.

Dat is geen analyse. Dat is afleiding. Femicide is niet “complex” omdat het moeilijk te begrijpen is, maar omdat het geworteld is in machtsverhoudingen. Daar heb je geen psychologisch profiel voor nodig, maar een maatschappelijk kompas.

“Ook voor de dader is het een drama”

Ah, empathie. Eindelijk.

Als er sprake is van een psychose, dan is het ook voor de dader een drama.”

Voor de dader.

Dat klinkt meelevend, maar het is misplaatst. Het zet de moordenaar en het slachtoffer op één lijn. Alsof beiden even hard getroffen zijn, alsof twee levens “ontspoord” zijn.

Natuurlijk is een psychose ernstig. Maar het is geen excuus om het slachtoffer te laten verdwijnen uit beeld. En zeker geen reden om femicide weg te zetten als een tragisch ongeluk van twee kanten.

Dit frame – hij kon er niet aan doen – is geen analyse. Het is een verschuiving van verantwoordelijkheid. De dader wordt patiënt. Het slachtoffer een voetnoot in zijn dossier.

En opnieuw vergaloppeerd

Alsof zijn eerdere stuk nog niet genoeg was, ging Klomp dit weekend opnieuw onderuit. In een X-discussie reageerde een vrouw dat haar verkrachting zonder toestemming in een publieke space was besproken. Haar punt was helder: dit is míjn verhaal, niet iets dat een journalist zonder toestemming mag gebruiken.

Klomp’s antwoord? Gut kind, ben je er nog ondersteboven van? Leer eens wat weerbaarheid kweken doen.”

Niet degene die zonder toestemming over een verkrachting praat wordt aangesproken, maar het slachtoffer zelf. Alsof zij tekortschiet omdat ze “niet weerbaar genoeg” is. Victim blaming in zijn zuiverste vorm, dit keer niet eens verpakt in een pseudo-analytisch stuk, maar openlijk, in één sneer.

Het patroon is intussen onmiskenbaar. Of het nu gaat om femicide of verkrachting: de vrouw verdwijnt naar de achtergrond, de omstandigheden worden weggezet als “complex” of “overdreven”, en de man krijgt alle ruimte voor begrip en context. Kritiek daarop wordt niet weerlegd, maar afgeserveerd met dedain.

Framing is géén nuance

Het is ook geen incident. Wie terugkijkt ziet hetzelfde patroon telkens terugkomen. In een eerder artikel schreef hij dat “vrouwen zich te gemakkelijk laten verkrachten“. Volgens hem nuance. In werkelijkheid een frame: de dader verdwijnt, de schuld ligt bij het slachtoffer.

Kritiek daarop schoof hij weg als hysterie, als Sisterhood, als een kakelende horde.

En nu doet hij precies hetzelfde. De toon is vol dedain, de inhoud legt de schuld bij het slachtoffer, de strategie altijd dezelfde: de verantwoordelijkheid gaat van de man die geweld pleegt naar de vrouw die het “niet aankon”. Dat is geen analyse. Dat is gaslighting met een perskaart.

Waarom ik hier zo scherp op reageer

Ik heb het eerder gezegd. Omdat ik onderzoek heb gedaan naar kindhuwelijken, zomerbruiden en mensenhandel. Omdat ik de verhalen ken van meisjes die keer op keer ‘legaal’ zijn verkracht, vaak jaren achter elkaar, onder het mom van huwelijk of gehoorzaamheid.

Meisjes die pas als ze meerderjarig werden konden ontsnappen, omdat ze dan eindelijk een echtscheiding mochten aanvragen. Met vier kinderen aan hun rokken, een beschadigd lichaam en vaak nog steeds afhankelijk van familie die toestemming moest geven.

En dan worden ze vermoord. Uit eerwraak. Of omdat hun man hun vertrek niet accepteert. Of misschien, ja, omdat hij een psychose had.

Ik reageer scherp omdat ik heb leren luisteren. Niet naar de verklaringen van de dader, maar naar het stille, onafgemaakte verhaal van degene die het niet meer zelf kon vertellen.

Voor de duidelijkheid 

Dit stuk is gebaseerd op uitspraken die Chris Klomp zelf publiekelijk heeft gedaan, op X en op zijn eigen website. Hij wordt letterlijk geciteerd en de tekst is voorzien van bronverwijzingen.

Voor wie zich geroepen voelt om te beginnen over wederhoor: volgens de Richtlijn Journalistieke Code van de Raad voor de Journalistiek (B.3) geldt wederhoor niet voor opiniestukken, columns of commentaren die een duidelijke persoonlijke mening bevatten, en ook niet voor feitelijke verslaggeving van openbare uitingen.

Mocht iemand tóch de aandrang voelen om ’s avonds een boze mail te sturen: alles is keurig terug te vinden bij de Raad voor de Journalistiek.

En voor alle duidelijkheid: slachtoffers van verkrachting wegzetten met “leer wat weerbaarheid kweken” en femicide reduceren tot een spelletje met definities, heeft niets met journalistiek te maken, maar alles met het beschermen van het eigen ego. Dat is geen nuance. Dat is narcisme met een toetsenbord.

Liefs, The Sisterhood 💋


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Onderwijs

De stille uittocht in het onderwijs achter het jubelverhaal

Ieder jaar na de zomervakantie hoor je wel een jubelverhaal over zij-instromers. Accountants die opeens juf worden, verpleegkundigen die voor een klas pubers staan, het klinkt als de redding van het onderwijs. Mooie verhalen voor in de krant. Maar ondertussen gebeurt er iets anders: de zij-uitstroom. De stille leegloop. Docenten vallen niet meer om van de leerlingen, maar van de werkdruk, de bureaucratie en de hypocrisie. Voor elke zij-instromer die feestelijk wordt onthaald, verdwijnen er via de achterdeur een paar zonder applaus.

Ik was er een van. Niet omdat ik mijn vak niet liefhad, niet omdat ik de leerlingen niet leuk vond, maar omdat je in dit systeem tegen muren van gewapend beton aanloopt: coaches die alles ondermijnen, ouders die hun klankschalen boven feiten zetten en een vakgroep die alleen ontwaakt als de inspectie in aantocht is.

COACHES FROM HELL

Mentoren bestaan niet meer, tegenwoordig heten ze coaches. En die coaches zijn er niet om de docent te steunen, maar om de leerling naar de mond te praten. Leerlingen die weigeren huiswerk te maken, die hun telefoon onder tafel hebben of simpelweg zeggen dat ze het vak stom vinden, krijgen geen grenzen maar een aai over de bol.

Een brugklasleerling zei ooit zonder blikken of blozen dat hij Nederlands haatte – en dus ook mij. Hij weigerde zijn telefoon in te leveren, hing onderuitgezakt op zijn stoel en deed met niets mee in de les. Toen kwam de coach, want de cijfers hielden gelijke tred met zijn inzet.

“Dus, jij vindt Nederlands geen leuk vak?” vroeg ze op een honingzoet toontje.
Hij knikte enthousiast, toch fijn zoveel begrip.
“En jij hebt daarom ook een hekel aan je docent?”
Nóg meer geknik.
“Maar dat geeft toch niets, dat is helemaal oké hoor.”

En daar stond ik dan: verantwoordelijk voor het vak, maar geneutraliseerd in mijn gezag. Het signaal was duidelijk: het vak boeit niet, de docent boeit niet, zolang de leerling zich maar gehoord voelt. Als een leerling met een 2 blijft zitten, belt niemand de coach.

Zo werd ik als docent buitenspel gezet. Mijn lessen ondergeschikt aan zoete toontjes vol begrip voor voetbaltraining, dansles of de zieke hond van de buren. Redenen om niet mee te doen, om geen huiswerk te maken, om thuis te blijven. Coaches stormden lokalen binnen met klachten die ze zelf niet konden benoemen, verdraaiden gesprekken en logen zonder blikken of blozen over wat er gezegd zou zijn. Twee van hen gingen zelfs zo ver een anonieme enquête te houden over mijn functioneren – zonder mij ooit te vertellen welke vragen gesteld waren of wat er uitkwam. Alles achter mijn rug, niets in de openheid, behalve als er iets te klagen viel. Het was geen collegialiteit. Het was pesten, verpakt met een coachend glimlachje.

KLANKSCHALEN & COMPLOTOUDERS

Alsof dat nog niet genoeg was, had ik ook de ouders. Niet de betrokken, constructieve soort, maar de klankschaalouders. Cacao-rituelen, edelstenen en Telegramgroepen vol complottheorieën. Elke keer dat ik in de les actualiteit behandelde, ging het mis. Nieuws was “propaganda”. De krant was “staatscorruptie”. “Onze kinderen hoeven dit niet te horen.”

Een moeder belde boos omdat haar kind een NOS-bericht moest lezen: propaganda! Een vader vond dat zijn dochter thuis moest blijven tijdens het bespreken van het nieuws: indoctrinatie! En dan waren er nog de officiële klachten, want hoe durf ik te beweren dat de maanlanding niet nep is of dat Rutte secretaris-generaal van de NAVO is, in plaats van voor een tribunaal te verschijnen?

De school? Die knikte begripvol mee, want klant is inmiddels koning in het onderwijs. Maar wat het in de praktijk betekende, was dat mijn lessen ondergeschikt werden aan de gevoeligheden van mensen die dachten dat trillingen en cacao de waarheid onthulden, dat leerlingen “maar even uit de les hun proefwerk moesten maken tot het was opgelost.”

Zo gaf ik les in een lokaal waar ik niet alleen leerlingen tegenover me had, maar ook de echo van hun ouders’ bubbel. Een bubbel waarin de krant demonisch was en een klankschaal het laatste woord had – en ik mocht er gratis bijzitten.

SPOOKVAKGROEP & INSPECTIEPANDEMIE

En dan de vakgroep Nederlands. Of beter: de spookvakgroep. Een jaar lang geen overleg, geen feedback, geen collegialiteit. Op de open dag stond ik er alleen met wat stapels boeken op een tafeltje en honderden ouders met potentiële nieuwe leerlingen met vragen over het programma. Collega’s waren onzichtbaar, tot het woord inspectie viel.

Plotseling was er wél tijd voor vergaderingen, lunches buiten de deur en controle. Opeens moest mijn les worden voorgelegd, mijn antwoorden gecoördineerd. Een jaar lang boeide het niemand wat ik deed, maar voor de inspectie moest ik ineens hun buikspreekpop zijn.

Het werd pas echt pijnlijk toen er ineens contact kwam, in de vorm van een schijnheilig berichtje. Ze wilden vooral weten of ik netjes zou opdraven voor het inspectieoverleg. Collegialiteit vermomd als controle, dat was de strekking.

Toen ik weigerde op mijn vrije dag te komen, rende een andere collega zelfs naar HR om te vragen wat ze van mij mochten eisen. Dat was de druppel. Een jaar lang genegeerd en nu opeens de controleknop vol openzetten? Ik heb me ziekgemeld, nagedacht en de dag erna besloten: klaar. Geen contractverlenging. Geen volgend jaar. Geen opleiding om mijn bevoegdheid te halen.

Er volgde een afspraak om ‘samen te praten’, maar voor het zover kwam werd ik stilletjes uit de WhatsAppgroep gegooid. Alsof ik een lastige leerling was die je uit de klas zet. Het schijnheilige appje waarin werd gepleit voor ‘open gesprek en begrip’ voelde vooral als een dekmantel: na Pinksteren zou alles vast weer normaal zijn. Maar dat gesprek kwam nooit. Zo eindigde mijn jaar niet met collegiale steun, maar met een digitale schop onder de kont.

SLOT

En zo kwam mijn zij-uitstroom tot stand. Niet door de leerlingen, niet door het vak, maar door een systeem dat beginnende leraren zonder opleiding breekt: coaches die ondergraven, ouders die feiten vervangen door gevoel, collega’s die als een kliekje klitten met de deur op slot.

Wat er zelden bij wordt verteld: zij-instroom is geen liefdadigheid, maar een duur gesubsidieerd traject. Er gaan miljoenen aan opleidingsgeld, vrijstellingen en begeleiding in om. Geld dat de uitstroom niet stopt, maar alleen het beeld oppoetst, alsof je een roestige auto spuit met glanslak en hoopt dat niemand de motor hoort haperen.

Zij-instroom is het sprookje dat de mensen graag vertellen. Zij-uitstroom is de realiteit waar niemand over praat. Maar zolang die uitstroom voortduurt, voeren ze elk jaar opnieuw hetzelfde toneelstukje op: een paar accountants erbij voor de bühne, terwijl intussen docenten door de achterdeur verdwijnen.

En iedereen klapt braaf mee, alsof de leegloop applaus verdient.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Verdieping

De Code van Bordeaux …

… leeft, maar niet iedereen wil dat weten.

In 2019 stelde de International Federation of Journalists (IFJ) het Wereldwijd Handvest voor Ethiek in de Journalistiek vast. Daarin staat letterlijk dat het voortbouwt op de Code van Bordeaux uit 1954. Toch klinkt online regelmatig het verhaal dat “die code al jaren niet meer bestaat” of “niet meer gebruikt wordt”.

Aanleiding voor dit stuk is zo’n discussie op X. Een senior journalist besloot de identiteit van een anoniem account te publiceren en wuifde vervolgens kritiek op zijn handelen weg. Toen ik daarop reageerde met een screenshot van de officiële code voor journalisten, kwam de voorspelbare reactie: wegzetten, ridiculiseren en vooral níet de bron lezen. Precies de dynamiek die laat zien dat deze codes geen overbodige luxe zijn, maar pure noodzaak.

WAT IS DE CODE VAN BORDEAUX?

De Code van Bordeaux is het historische fundament van journalistieke ethiek. Oorspronkelijk bestond de code uit acht punten, in 1986 aangevuld met een negende bepaling tegen discriminatie. De kern is onveranderd: feiten voorop, zorgvuldig werken, onafhankelijk blijven, bronnen beschermen en het vermijden van schade of vooringenomenheid.

In 2019 werd deze basis geactualiseerd in het Wereldwijd Handvest voor Ethiek in de Journalistiek. Dat document stelt expliciet dat het een voortzetting is van Bordeaux, geen afschaffing, maar een modernisering. Wie dus zegt dat de Code van Bordeaux “niet meer bestaat of wordt gebruikt”, negeert simpelweg de eigen bronnen.

DE CENTRALE VRAAG

Om het zeker te weten, legde ik de kwestie voor aan de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), de Raad voor de Journalistiek (RvdJ), een student aan de School voor Journalistiek en enkele redacties.

Mijn vraag was simpel: Is het correct om naar de Code van Bordeaux te verwijzen, zoals het IFJ-handvest uit 2019 ook doet, of verwachten we van serieuze journalisten tegenwoordig niet meer dat zij zich daaraan conformeren?

Het antwoord bleek eenduidig. Alleen online lijkt het soms makkelijker om feiten te negeren dan ze te lezen.

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR JOURNALISTEN (NVJ)

De NVJ bevestigde dat de versie van de Code van Bordeaux uit 2019 nog steeds actueel is en dat de eigen NVJ-code hier rechtstreeks op is gebaseerd. Ook op journalistieke opleidingen wordt nog steeds gewerkt met, en verwezen naar, zowel de Code van Bordeaux als de NVJ-code.

Belangrijk detail: de NVJ verzorgt de perskaarten voor journalisten. Op hun website staat dat houders van de  NVJ-perskaart zich committeren aan de NVJ-code, de tien ethische regels die betrouwbaarheid en verifieerbaarheid garanderen. Wie zo’n kaart draagt, erkent dus impliciet én expliciet de lijn van Bordeaux tot nu.

RAAD VOOR DE JOURNALISTIEK (RVDJ)

Zoals Frits van Exter, voorzitter van de Raad voor de Journalistiek, zelf schrijft, is de Code van Bordeaux de moeder aller codes. Het huidige IFJ-handvest uit 2019 borduurt hier direct op voort en vormt samen met de NVJ-code de basis van de Leidraad van de RvdJ.

De RvdJ toetst klachten aan de hand van die Leidraad, die in januari 2024 nog is geactualiseerd. In reactie op mijn vraag liet de Raad weten geen enkele reden te zien om niet naar de Code van Bordeaux te verwijzen: ze is de basis van vrijwel alle journalistieke codes. Wel geldt dat nieuwe codes en handvesten soms aanvullingen of aanscherpingen bevatten en dat het raadzaam is om de meest actuele normen als uitgangspunt te nemen.

Kortom: de lijn Bordeaux → IFJ-handvest → NVJ-code/Leidraad is volgens de RvdJ ononderbroken en actueel.

IN DE PRAKTIJK

Volkskrant

Op de website van de Volkskrant staat dat de krant “in beginsel de Leidraad voor de Journalistiek” onderschrijft. Het eigen protocol is daarop gebouwd en vertaalt de algemene regels van de Leidraad naar de dagelijkse praktijk op de redactie. Daarmee is de Volkskrant formeel verankerd in de normen van de RvdJ, die op hun beurt leunen op de internationale basis van Bordeaux.

NRC

NRC werkt met een eigen NRC‑code. De ombudsman beschreef die in zijn reactie per mail als “uitvoeriger en preciezer dan Bordeaux”, maar met grote inhoudelijke overlap. NRC is aangesloten bij de RvdJ en dus gebonden aan de Leidraad. De ombudsman gaf aan scherp te letten op naleving en nodigde lezers uit om hem en de redactie hierop aan te spreken.

NLPO (lokale/regionale publieke omroepen)

Ook de sector van regionale en lokale publieke omroepen werkt op basis van dezelfde lijn. De brancheorganisatie verwijst naar drie pijlers: de Code voor de Journalistiek, de Code van Bordeaux en de Leidraad van de RvdJ. In de statuten is vastgelegd dat redacties deze normen kennen en toepassen. Dat maakt duidelijk dat de internationale basis van Bordeaux ook op lokaal niveau nog steeds richtinggevend is.

Opleidingen

Op journalistieke opleidingen wordt de Code van Bordeaux nog altijd behandeld, met vakken die specifiek over de richtlijnen gaan. Daarnaast gebruiken docenten Bordeaux als historisch referentiekader en koppelen die aan de actuele NVJ-code en de Leidraad van de RvdJ.

Studenten leren in de praktijk werken met de kernprincipes die al sinds Bordeaux centraal staan: wanneer hoor en wederhoor, transparantie, correcties bij fouten, bronbescherming en het vermijden van schade of vooringenomenheid.

Met andere woorden: de vorm verandert met de tijd mee, maar de inhoud blijft hetzelfde.

DE CASUS OP X: VAN NORM NAAR RUIS

De directe aanleiding voor dit artikel is een kettingreactie op X. Na publicatie van de identiteit van een anoniem account, verwees ik met een screenshot naar het IFJ-handvest. Wat volgde, is illustratief voor hoe journalistieke normen in online discussies worden vervangen door ruis.

Stap 1 | Wegwuiven i.p.v. onderbouwen

In plaats van de bron te lezen of te onderbouwen waarom mijn verwijzing onjuist zou zijn, kwamen reacties als “je leest inderdaad niet” of “zucht”. Korte zinnen, nul inhoud.

Stap 2 | Frame verschuiven

De inhoud werd ingeruild voor aanvallen op mijn persoon of vermeende motieven. Het gesprek over journalistieke ethiek verdampte, precies zoals je verwacht als iemand geen onderbouwing heeft.

Stap 3 | Feitelijke ontkenning 

“De Code van Bordeaux bestaat niet meer” en “Wordt al jaren niet gebruikt.” Niet alleen door anoniempjes met een minion als profielfoto (altijd een sterk teken dat iemand in de categorie ‘moeilijk serieus te nemen’ valt), maar ook door een senior journalist mét een NVJ-perskaart.

En dan de hoogtepunten:

Chris Klomp: “Jij komt met Bordeaux aan. En dat noemt zich journalist.” Na eerder al een volstrekt irrelevante verwijzing naar iemand met wie ik niets te maken heb. Een klassieke poging om de doelen te verzetten zodat je vooral inhoudelijk niet hoeft te reageren.

Susan Geerts: Eerst: “Niet zo lastig als je eerst goed informeren, blijkbaar.

Daarna, als de inhoudelijke munitie op is: “Dementie? Of heeft je goudvissengeheugen een andere oorzaak?”

Miryam W.:  Meldt dat ik af en toe “wel een artikeltje schrijf” maar “jammer dat niemand ze leest”.

Dit van iemand die geen enkele moeite heeft met antisemitische posts, zolang ze onder de noemer “spiegel” vallen. Helaas meestal een gebroken exemplaar.

En dat omdat ik iets deelde over de Code van Bordeaux. Foei!

WAAROM WE DIE CODES NOG STEEDS NODIG HEBBEN

Journalistieke codes zijn geen museumstukken. Ze zijn het werkende contract tussen journalistiek en publiek: zo gaan we te werk, zó corrigeren we fouten, zó wegen we privacy, zó beschermen we bronnen, zó scheiden we feit en opinie. In een tijd waarin snelheid, likes en zichtbaarheid vaak zwaarder lijken te wegen dan zorgvuldigheid, is dat contract belangrijker dan ooit.

Dat de IFJ in 2019 het wereldwijde handvest nadrukkelijk liet voortbouwen op Bordeaux, dat de NVJ in 2024 een compacte tienpunten­code formuleerde en dat de Raad voor de Journalistiek zijn Leidraad dit jaar nog aanscherpte, zegt genoeg: de basisprincipes blijven overeind, de uitwerking groeit mee met de tijd.

Wie stelt dat Bordeaux “niet meer bestaat” verwart vorm met inhoud. De vorm is geactualiseerd; de inhoud – waarheid zoeken, zorgvuldig werken, verantwoording afleggen – is dezelfde. Wie die basis wegzet als “dat gebruiken we niet meer” laat precies zien waarom die basis onmisbaar blijft.

En als je als senior journalist, mét een NVJ-perskaart, na je afwijzing van Bordeaux niet verder komt dan “Jij komt met Bordeaux aan. En dat noemt zich journalist”?

Dan illustreer je precies wat er misgaat: de code zegt verifieerbaar en betrouwbaar, de praktijk laat zien dat sommige mensen liever scoren dan verantwoorden.



Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Naschrift | Over dedain, een methode en blinde adoratie

Na publicatie van dit artikel begon de voorspelbare poppenkast. Voor de duidelijkheid: Chris Klomp zei letterlijk tegen me dat 1) “die code gebruiken we al jaren niet meer” en 2) “Jij komt met Bordeaux aan. En dat noemt zich journalist.” Ook gooide hij er nog een vage verwijzing naar een uitspraak van de RvdJ tegenaan, want de klager was “ook nat gegaan”.

Dat dedain is niets nieuws. Onder artikelen, per mail of online: altijd hetzelfde patroon. Daarom deed ik wat een journalist doet: navraag bij bronnen. Per mail, online, via contacten op LinkedIn. Helemaal geen geheimzinnige methode. En de uitkomst is duidelijk:

  • Punt 1 (“die code gebruiken we niet”) is weerlegd. We gebruiken die code wél, of je het leuk vindt of niet.
  • Punt 2 (“En dat noemt zich journalist”)? Ja, ik noem mezelf journalist. Omdat ik bronnen vermeld, verifieer en niet de plank missla op het gebied van ethiek. Misschien een vraag die Klomp zichzelf beter kan stellen, gezien zijn motto “goed onderzoek kost tijd” al jaren is verschoven naar “ik heb een mening, lift mee op ophef en recycle dezelfde complotmarmotten in een eindeloze reeks tweets en stukjes.”

En dan het fameuze punt van de RvdJ. Het “nat gaan”? Ik heb het nagezocht. Wat bleek: de Raad wees de klacht af omdat Klomp zijn profiel óók gebruikt voor vakantiekiekjes. Daardoor valt zijn voorkeur voor “je moeder, klein bier, non-valeur, walgelijk wijf, snoes” en andere inhoudelijk sterke bijdragen buiten hun toetsingskader. Geen vrijspraak dus, geen oordeel over de inhoud, gewoon een bureaucratisch gevalletje van je staat bij het verkeerde loket. Handen wassen in onschuld. Ik hoor nog steeds graag waar ik “ook nat” ga.

Tot slot de blinde adoratie. Miryam en Susan strijden om de eerste plaats, met Susan op een nipte voorsprong. Na mijn artikel over Bordeaux kwam ze vanzelfsprekend kwispelend aansnellen. Haar bijdrage? “Heb je die achterhaalde, niet meer gebruikte code van Bordeaux weer. Doe zelf je research even.” Toen ik haar wees op de inhoud van het artikel, volgde het ijzersterke: “Een door jouzelf geschreven stuk, als reactie op een terechtwijzing door Chris. Overweldigend als bewijs, hoor!” Welke terechtwijzing dat precies was, blijft een raadsel.

Het is eigenlijk niet te doen. Maar het illustreert perfect waarom we journalistieke codes nog steeds nodig hebben: omdat feiten het verliezen van volume en adoratie vaak de plek inneemt van argument.


Vergeten vrouwen

Vastgeketend op weg naar vrijheid

In Libië worden vluchtelingen opgesloten, verkocht en misbruikt. Voor veel vrouwen eindigt de hoop op Europa in een nachtmerrie van geweld, verkrachting en verdwijning in de woestijn.

Na de val van Khadaffi in 2011 raakte Libië in complete chaos. Het land had geen echte regering meer, en gewapende groepen kregen vrij spel. In die chaos ontstonden smokkelroutes en mensenhandel. Vooral vluchtelingen die via Libië naar Europa wilden, kwamen in gevaar. Vrouwen werden dubbel slachtoffer: eerst als vluchteling, daarna als koopwaar.

SLAVENMARKTEN

In 2017 lieten CNN en andere media schokkende beelden zien van slavenmarkten bij Tripoli. Daar werden migranten bij opbod verkocht. Niet in het geheim, maar gewoon in het openbaar. En na de eerste ophef keek de wereld weer weg. Mannen werden vaak ingezet voor dwangarbeid op boerderijen of in de bouw. Vrouwen golden als “meer waard” omdat ze gebruikt konden worden voor seks.

Volgens getuigen vonden deze veilingen plaats in garages, loodsen of op binnenplaatsen van huizen. De prijzen voor vrouwen lagen tussen de 400 en 1000 dollar, afhankelijk van hun leeftijd, gezondheid of uiterlijk. Wie hen kocht, mocht ermee doen wat hij wilde. Veel vrouwen kwamen terecht in zogenoemde connection houses, dat zijn huizen die worden beheerd door smokkelaars. Daar werden ze verkracht, gedwongen tot prostitutie of opnieuw doorverkocht.

Ik heb een nachtmerrie verlaten om in de hel te komen,” vertelde Aisha in 2021. Ze was haar land ontvlucht na vijf miskramen. Voor haar schoonfamilie en de buurt was ze ‘een heks’. Het advies dat vrouwen krijgen voordat ze vertrekken? Neem een anticonceptieprik die drie maanden werkt. En als je het kunt betalen: kies de ‘duurdere’ smokkeloptie, met anticonceptie inbegrepen.

Een Nigeriaanse vrouw die wist te ontsnappen, vertelde later dat vluchtelingen als handelswaar werden behandeld: “Soms kwamen mannen gewoon binnen om iemand uit te kiezen. Als je weigerde, kreeg je klappen of dagenlang geen eten.”

Ook in 2025 blijft de situatie grimmig. Vrouwen worden nog steeds onderschept, opgesloten en verhandeld. De markten zijn minder zichtbaar geworden, maar niet verdwenen. Ze zijn verhuisd naar afgelegen plekken en opereren via gesloten netwerken. Het zijn geen openlijke veilingen meer, maar de uitbuiting gaat door. Achter gesloten deuren worden vrouwen nog steeds verkocht en misbruikt.

Die markten zijn er niet alleen in grote steden. Ook in het zuiden van Libië, waar veel vluchtelingen het land binnenkomen, zijn handelaren actief. Ze maken afspraken met smokkelaars in buurlanden en regelen vervoer, opvang en verkoop. Vrouwen die onderweg al verkracht of mishandeld zijn, worden zo opnieuw slachtoffer. Zonder bescherming, zonder rechten.

Mensenrechtenorganisaties blijven rapporten schrijven. Maar die verdwijnen vaak in een la. Ver weg van de vrouwen die ze beschrijven. En zonder gevolgen voor de daders.

GEVANGEN NA REDDING

Wie de zee op gaat in een gammele boot, wordt vaak onderschept door de Libische kustwacht. In plaats van hulp krijgen vluchtelingen een ticket terug naar de gevangenis. In die detentiecentra worden mensen geslagen, gemarteld, verkracht en soms zelfs vermoord. Volgens de Verenigde Naties gaat het niet om losse incidenten, maar om systematisch geweld. Vrouwen worden verkracht en raken zwanger. Kinderen lijden honger of verdwijnen spoorloos. 

Toch blijven Europese landen samenwerken met de Libische autoriteiten. Sinds 2017 heeft de EU honderden miljoenen euro’s gegeven aan de Libische kustwacht: voor trainingen, boten, materiaal en zelfs luchtsteun. Daarmee worden migrantenboten op zee onderschept en teruggestuurd. Wat als redding wordt gepresenteerd, is in werkelijkheid het begin van een nieuwe hel.

In het beruchte Triq al-Sikka detentiecentrum in Tripoli moesten vrouwen schoonmaken voor de bewakers, en sommigen raakten zwanger na herhaalde verkrachting. Zelfs kinderen zijn niet veilig: ze worden opgesloten, ondervoed, ziek en in sommige gevallen misbruikt of zelfs doorverkocht, bijvoorbeeld via illegale adoptienetwerken.

GEDUMPT IN DE WOESTIJN

Niet alle vluchtelingen overleven de Libische “reis naar vrijheid”. Voor velen, vooral vrouwen en kinderen, eindigt de tocht in de hitte van de woestijn. Smokkelaars en milities behandelen migranten als wegwerpartikelen: “Sommigen die niet kunnen betalen, worden gedood of achtergelaten om van de honger te sterven,” zei de Internationale Organisatie voor Migratie

Vrouwen die niet meer ‘bruikbaar’ zijn, door ziekte, uitputting of zwangerschap, lopen het risico simpelweg achtergelaten te worden, zonder water of voedsel in de woestijn. Een Libische mensenhandelaar gaf zelfs toe dat de woestijn vol ligt met lichamen van mensen die zijn gestorven van dorst. “De woestijn is bezaaid met ongeïdentificeerde lichamen,” zei hij.

In de zuidelijke stad Sabha, een belangrijk knooppunt op de migratieroute, raakt het mortuarium regelmatig vol met dode lichamen. Smokkelaars dumpen ze bij het ziekenhuis. “De doden worden nooit geïdentificeerd en vaak zonder naam begraven,” aldus een arts. Deze vrouwen en mannen verdwijnen in het zand, anoniem, ongezien, vergeten.

Ook aan de grenzen gebeurt hetzelfde. Migranten die proberen Libië te ontvluchten, of worden uitgezet uit buurlanden, lopen hetzelfde risico. Grenswachters hebben uitgeputte groepen aangetroffen, soms met zwangere vrouwen en kinderen, midden in de woestijn, zonder water, zonder hulp. 

Sommigen zijn gered, maar anderen vonden een stille dood in de verlaten grensstreek. Deze verhalen laten zien hoe vluchtelingen worden behandeld als wegwerpmensen. Wie geen nut meer heeft voor smokkelaars of machthebbers, wordt zonder pardon achtergelaten om te sterven.

GEEN CIJFERS, GEEN BESCHERMING

Niemand weet precies hoeveel vrouwen er vastzitten, verkracht worden of verdwijnen. De Libische autoriteiten registreren hen niet. Hulporganisaties hebben nauwelijks toegang tot de gevangenissen. 

Er is geen asielprocedure in Libië. Het land kent zelfs geen echte centrale overheid: in 2025 zijn er nog steeds drie rivaliserende regeringen die elkaar bestrijden. Daardoor is er geen gezag dat verantwoordelijk is voor bescherming van vluchtelingen. Elke regio wordt gecontroleerd door een andere groep, vaak met eigen belangen. 

Migranten zijn overgeleverd aan milities en gewapende bendes. De overheid ziet migranten als ‘illegaal’. Er is geen bescherming, geen recht, geen hoop. Milities hebben de macht, en ze gebruiken die om te verkrachten, uit te buiten en te doden. Niemand houdt hen tegen. Misdadigers in uniform of in bendeverband hoeven zelden verantwoording af te leggen voor verkrachtingen, folteringen of moorden op migranten. 

Artsen zonder Grenzen, dat jarenlang noodhulp bood in migrantenkampen, werd in 2022 zelfs door Libische autoriteiten het land uitgezet omdat het “migratie zou aanmoedigen”. Het resultaat is een humanitair zwart gat: zonder getuigen, zonder registratie en zonder cijfers blijft het leed van deze mensen onzichtbaar en ontkend.

DE ROL VAN EUROPA

De crisis in Libië wordt mede mogelijk gemaakt door internationale hypocrisie. Westerse landen zeggen mensenrechten belangrijk te vinden, maar nemen ondertussen maatregelen die slavernij en misbruik juist in stand houden.

Wat doet Europa intussen? Het werkt al jaren samen met Libië om migranten tegen te houden. Landen als Italië en organisaties als Frontex geven geld, boten en zelfs drones aan de Libische kustwacht. Ze weten dat vluchtelingen na onderschepping in vreselijke omstandigheden terechtkomen. Maar ze kijken weg.

Met andere woorden: Europese middelen, bedoeld om migratie te beheersen, houden een systeem in stand waarin mensen worden opgesloten, verhandeld en verkracht. Voor de politieke bühne klinkt het als daadkracht. Voor vluchtelingen is het een ramp.

Officieel zegt de EU mensenrechten te verdedigen. In de praktijk besteedt ze grensbewaking uit aan milities die mensenhandel mogelijk maken. Een EU-rapporteur verwoordde het scherp: Europa heeft de foltering uitbesteed.

En het gaat niet alleen om overheden. Ook Europese bedrijven verdienen eraan: ze bouwen gevangenissen, sluiten oliecontracten met strijdende partijen, en leveren materiaal aan instanties die migranten mishandelen.

Er is veel verontwaardiging over sommige crisissen, maar over Libië blijft het opvallend stil. Geen demonstraties, geen vlaggen, geen ingezonden brieven. Geen professor die een petitie start, geen opiniemaker die het opneemt voor deze vrouwen. De lijken in de woestijn raken ons niet. Ze passen niet in het politieke verhaal. En dus zwijgen we.

Dat zwijgen is geen onschuld. Het is onderdeel van het systeem. En het is alles wat deze vrouwen rest: stilte. Dodelijke stilte.

Wat als deze vrouwen onze dochters waren?

We weten het. En we doen het tóch.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

red flower near white flower during daytime
Verdieping

The Dinah Project

Seksueel geweld als oorlogswapen: wat het rapport van The Dinah Project laat zien

Op 7 oktober 2023 viel Hamas Israël aan. Al snel gingen gruwelijke beelden rond van moorden, branden en ontvoeringen. Maar over één ding bleef het opvallend stil: seksueel geweld. Pas maanden later kwam er serieus onderzoek, dat eindigde in een rapport. Waarom duurde dat zo lang? En waarom hoor je zo weinig van activisten die normaal gesproken juist bij dit soort misdaden van zich laten horen?

Op 8 juli 2025 bracht The Dinah Project – een Israëlische NGO die in 2023 werd opgericht door juristen, onderzoekers en mensenrechtenexperts – een schokkend rapport uit over het seksueel geweld dat op 7 oktober werd gepleegd. Het rapport “A Quest for Justice: October 7 and Beyond” legt uit hoe Hamas-strijders op meerdere plekken vrouwen verkrachtten, martelden en verminkten. De organisatie roept op tot internationale vervolging.

Wat staat er in het rapport?

Het rapport is gebaseerd op honderden uren videobeelden, forensisch onderzoek en tientallen getuigenissen. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:

  • Er zijn minimaal vijftien gevallen van verkrachting, groepsverkrachting en seksuele marteling vastgesteld. Die vonden plaats op zes plekken in Zuid-Israël, waaronder het Nova-festival en kibboetsen als Re’im en Nir Oz.
  • Ooggetuigen en hulpverleners meldden dat lichamen van vrouwen naakt en vastgebonden waren. Sommigen hadden verwondingen aan hun geslachtsdelen of waren daar beschoten.
  • Vrijgelaten gijzelaars vertelden dat ze in Gaza seksueel zijn vernederd, verkracht of bedreigd met gedwongen huwelijk.
  • Het geweld was geen toeval. Het was bewust, georganiseerd en bedoeld om te vernederen en angst aan te jagen.

Hoe is het onderzocht?

Het rapport beweert niet alles te weten. Veel slachtoffers zijn dood. Anderen durven of kunnen niet praten. Toch laten de beelden, verklaringen en het forensisch onderzoek een duidelijk beeld zien. Juist omdat de onderzoekers voorzichtig zijn en niets overdrijven, komt het rapport overtuigend over.

De werkwijze:

  • Gesprekken met 15 bevrijde gijzelaars, 17 ooggetuigen en 27 hulpverleners;
  • Analyse van duizenden foto’s en honderden uren video;
  • Beoordeling door experts op het gebied van seksueel geweld in conflicten;
  • Internationale standaarden zijn gevolgd, zoals VN-protocollen.

Waarom is dit rapport belangrijk?

Het rapport laat zien dat het seksueel geweld op 7 oktober niet incidenteel was, maar systematisch. Dat maakt het mogelijk om Hamas aan te klagen voor oorlogsmisdaden. Bovendien dwingt het overheden en media om het geweld tegen vrouwen op 7 oktober serieus te nemen.

Veel vrouwen die dit overleefden, spreken niet. Maar het rapport maakt hun verhalen zichtbaar via hulpverleners, sporen op de lichamen en de verklaringen van bevrijde gijzelaars.

Ontkenning, twijfel en verdraaiing

Hamas ontkent alle aantijgingen. Ze noemen het propaganda van Israël. Ook sommige pro-Palestijnse activisten zeggen dat het verhaal over verkrachtingen verzonnen is. De Amerikaanse commentator Max Blumenthal bijvoorbeeld stelt dat Israël seksueel geweld “politiek inzet” om steun te krijgen.

Sommige vroege verhalen over verkrachting bleken later onjuist of overdreven. Het PBS-programma News Hour beschreef twee van zulke gevallen. Maar die uitzonderingen worden nu gebruikt om álle meldingen in twijfel te trekken, ook de goed onderbouwde.

Dat zorgt voor verwarring. Activisten en zelfs sommige academici richten zich vooral op wat niet klopt, in plaats van op het leed dat wél is bewezen.

De bekende filosofe Judith Butler noemde de aanval van Hamas een “daad van verzet”. Zulke uitspraken maken het makkelijker om gruweldaden weg te praten of te negeren.

De ironie: juist door zich vast te bijten in verkeerde verhalen, ondermijnen critici het bewijs dat er wél is. Daardoor ontstaat er opnieuw stilte, niet omdat er geen misdaden zijn, maar omdat sommige mensen ze niet wíllen zien.

Het zwijgen van activisten

Wat ook opvalt: veel activisten en mensenrechtenorganisaties zwijgen. Terwijl ze normaal gesproken terecht in actie komen bij seksueel geweld, blijft het nu stil.

Na 7 oktober zagen we drie manieren waarop het geweld werd weggepraat:

  1. Ontkenning: het zou niet gebeurd zijn, of het is Israëlische propaganda;
  2. Relativering: het is een reactie op het beleid van Israël, alsof verkrachting verzet is;
  3. Omkering: de schuld ligt bij Israël, want dat zou Hamas hebben uitgelokt.

Het komt hierop neer: wie de slachtoffers niet erkent omdat ze Israëlisch of Joods zijn, meet met twee maten. Dan gaan vrouwenrechten alleen op als het politiek goed uitkomt.

Waar blijven de opiniestukken? De hashtags? De solidariteitsverklaringen? De vlaggen, de aandacht van journalisten en academici? Het rapport van The Dinah Project is niet alleen een aanklacht tegen Hamas, maar ook een morele test. Wie hier zwijgt, verliest geloofwaardigheid als voorvechter van mensenrechten. Wie alleen spreekt als de dader wit, westers of zionistisch is, bedrijft geen mensenrechtenactivisme, maar geopolitieke propaganda.

Conclusie

A Quest for Justice is een sterk en zorgvuldig rapport. Het legt bloot hoe seksueel geweld op 7 oktober werd gebruikt als oorlogswapen. In een wereld waar vrouwelijke slachtoffers vaak worden genegeerd, is dit rapport een stap naar erkenning en rechtvaardigheid.

Zwijgen is geen neutraliteit. Het is wegkijken. En als mensenrechten voor iedereen gelden, dan moeten ze ook verdedigd worden wanneer dat ongemakkelijk is.

Daarbij is één punt extra belangrijk om te benadrukken: deze constatering komt niet uit het rapport zelf, maar is essentieel om toe te voegen. De slachtoffers van 7 oktober – vrouwen, kinderen, festivalgangers, bewoners van kibboetsen – zijn op geen enkele manier verantwoordelijk voor hoe de Israëlische regering daarna reageerde. Wat hen is aangedaan, staat los van militair beleid of politieke keuzes. Het zijn burgers die op brute wijze zijn aangevallen en als zodanig moeten ze worden erkend.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Vergeten vrouwen

Vrouwen als handelswaar

Syrische meisjes en vrouwen betalen de prijs van ‘opvang’ en verdwijnen in (kind)huwelijken, uitbuiting en een systeem dat hen niet ziet

Turkije noemt zichzelf een gastland. Europa prijst het om de opvang van miljoenen Syrische vluchtelingen. Maar achter die lof schuilt een andere werkelijkheid – vooral voor vrouwen en meisjes.

Zij betalen de prijs van ‘opvang’. Niet in de vorm van vrijheid of veiligheid, maar met hun lichaam, hun arbeid, hun stilte. Ze verdwijnen in kindhuwelijken, religieuze huwelijken, zwart werk of misbruik, vaak met instemming van hun omgeving. Wat bescherming heet, is voor hen een wisselkoers geworden. Een dochter minder aan tafel, een vrouw minder met rechten.

EEN HUWELIJK ZONDER RECHTEN

Veel Syrische meisjes worden uitgehuwelijkt aan oudere Turkse mannen. Vaak gebeurt dat via een religieus huwelijk, gesloten door een imam. Zo’n huwelijk wordt meestal niet officieel geregistreerd bij de overheid. Volgens de wet mag je in Turkije pas trouwen als je 18 bent, maar met toestemming van een rechter kan dat al vanaf 16. Die uitzondering wordt vaak misbruikt, vooral bij vluchtelingenmeisjes.

Zonder officiële registratie hebben deze meisjes geen enkele bescherming. Ze hebben geen recht op alimentatie, geen aanspraak op gezamenlijke bezittingen en geen toegang tot juridische hulp als er iets misgaat. Als het huwelijk eindigt, staan ze met lege handen. Veel van hen worden bovendien ‘tweede’ of ‘derde’ vrouw, in een samenleving waar polygamie officieel verboden is, maar religieus nog altijd voorkomt. Ze zijn volledig afhankelijk van de man en dat maakt hen extreem kwetsbaar voor misbruik en geweld.

TIENERMOEDERS IN DE SCHADUW

In steden zoals Sanliurfa, vlak bij de Syrische grens, zien hulpverleners nog altijd jonge meisjes van 14 of 15 jaar die zwanger zijn. Ze zijn vaak uitgehuwelijkt en al moeder voordat hun lichaam daar klaar voor is. Toch melden veel van deze meisjes zich niet bij klinieken of hulpposten. Ze zijn bang. Als ze vertellen hoe jong ze zijn, kan dat leiden tot meldingen bij de autoriteiten, of tot problemen met hun familie of echtgenoot.

Sommigen bevallen daarom thuis, anderen in privéklinieken waar minder vragen worden gesteld. Maar dat brengt grote risico’s met zich mee. Veel van deze meisjes zijn ondervoed, hebben bloedarmoede en krijgen tijdens hun zwangerschap geen medische begeleiding. Hun situatie blijft onzichtbaar – totdat het misgaat, bij de bevalling of met hun gezondheid.

BABY’S DIE NIET BESTAAN

Veel baby’s van deze jonge moeders worden nooit officieel geregistreerd. Om een geboorte aan te geven bij de Turkse overheid zijn geldige papieren nodig en die hebben deze meisjes vaak niet. Sommigen zijn zelf niet geregistreerd als vluchteling, anderen wonen met een man in een informeel huwelijk dat niet erkend wordt.

Ook vaders laten hun kind vaak niet registreren. Soms omdat ze niet willen dat hun huwelijk met een minderjarige aan het licht komt. Soms omdat ze de moeder aan haar lot overlaten. En voor meisjes zonder papieren of bescherming is er niemand die dat kind namens hen kan aanmelden.

Een kind dat niet geregistreerd is, bestaat juridisch niet. Het heeft geen recht op onderwijs, gezondheidszorg of een paspoort. Geen identiteit, geen toekomst. Vooral ook omdat aan de Syrische kant van de grens registratie lang niet vanzelfsprekend is, lopen deze kinderen een groot risico op stateloosheid.

Veel kinderen die geboren worden uit dit soort religieuze huwelijken in vluchtelingenkampen zijn juridisch compleet onzichtbaar. En zolang ze niet bestaan op papier, blijft uitbuiting onbestraft en blijft het systeem dat hen voortbrengt ongemoeid.

UITGEHUWELIJKT VOOR DE HUUR

Voor veel Syrische gezinnen in Turkije is armoede nog steeds dagelijkse realiteit, versterkt door recente crises zoals de aardbevingen van begin 2023 en de economische instabiliteit daarna. De economie herstelt langzaam, maar veel vluchtelingengezinnen blijven kampen met werkloosheid, stijgende kosten en minimale steun. De nood is hoog en in sommige gevallen leidt dat tot schrijnende keuzes.

Volgens recente rapporten komt het nog altijd voor dat meisjes worden uitgehuwelijkt aan huisbazen of werkgevers, als informele betaling voor onderdak of basisvoorzieningen. Lokale hulpverleners signaleren dat dit vooral gebeurt in gebieden met weinig toezicht en grote concentraties vluchtelingen, zoals in Sanliurfa en Gaziantep. Juist daar komen meerdere risicofactoren samen: overbelaste voorzieningen, een grote informele arbeidsmarkt, sociaal-conservatieve normen en een terughoudende overheid.

Waar armoede uitzichtloos wordt, verandert een kind in een economische transactie en verdwijnt zij in een religieus huwelijk dat niemand registreert. Ze kunnen nergens terecht als ze worden mishandeld en niemand houdt toezicht op wat er met hen gebeurt. Voor de buitenwereld zijn ze onzichtbaar, maar voor hun omgeving zijn ze vooral een mond minder om te voeden.

STRUCTUREEL FALEN

Volgens ECPAT hebben Turkse instanties zoals de politie, gezondheidszorg en jeugdzorg vaak niet genoeg kennis of training om deze meisjes op tijd te herkennen en te helpen. Veel professionals weten niet waar ze signalen van misbruik aan moeten koppelen of durven niet in te grijpen, zeker bij religieuze huwelijken die sociaal of cultureel worden getolereerd binnen bepaalde gemeenschappen.

Die huwelijken liggen gevoelig. In sommige wijken en dorpen, vooral in het zuidoosten van Turkije, worden kindhuwelijken religieus gelegitimeerd en sociaal geaccepteerd. Lokale ambtenaren en hulpverleners deinzen er soms voor terug om in te grijpen, uit angst om als bevooroordeeld of ‘westers bemoeizuchtig’ te worden gezien. ECPAT noemt dit een belangrijke reden waarom veel kindhuwelijken onder de radar blijven.

Daar komt bij dat veel meisjes geen Turks spreken. Ze weten niet waar ze hulp kunnen zoeken, of zijn bang dat contact met de autoriteiten leidt tot straf, deportatie of verlies van hun verblijfsstatus. Ook religieuze of sociale druk speelt een rol: meisjes leren vaak dat ze moeten zwijgen om de eer van de familie te beschermen.

Wie misbruik meldt, riskeert veel: gezichtsverlies, verstoting of de volledige ontwrichting van hun leven. Velen zwijgen. Soms uit schaamte, vaak uit angst. Voor deze meisjes is stilte geen teken van instemming, maar van overleven. Zo ontstaat een vicieuze cirkel: meisjes blijven onzichtbaar, instellingen grijpen niet in en uitbuiting kan gewoon doorgaan, onder het mom van ‘huwelijk’ of ‘familie-eer’.

NIET ALLEEN BRUIDEN

Niet alleen jonge meisjes, maar ook volwassen Syrische vrouwen leven in onzekerheid, afhankelijkheid en sociale uitsluiting. In opvangkampen en steden zijn zij vaak de spil van het gezin, maar zonder papieren, inkomen of bescherming. Ze dragen de zorg voor kinderen, regelen voedsel, houden het huishouden draaiend en werken als het moet, vaak onder erbarmelijke omstandigheden.

Veel vrouwen werken informeel: in de landbouw, de schoonmaak of de textielsector. Zonder contract, zonder rechten. Werkgevers betalen hen slecht of in natura en seksuele intimidatie is wijdverspreid. Wie protesteert, verliest haar werk of wordt bedreigd met uitzetting. Juridisch verweer is vrijwel onmogelijk. Vrouwen zonder officiële status kunnen geen klacht indienen, geen advocaat inschakelen en krijgen zelden toegang tot hulpdiensten.

Hun arbeid houdt gezinnen overeind, maar blijft onzichtbaar. Net als zijzelf.

VROUWEN IN NAAM, MAAR NIET IN RECHT

Ook binnen het huwelijk is de positie van Syrische vluchtelingenvrouwen in Turkije vaak zwak en onzeker. Veel vrouwen zitten in een spiraal van huiselijk geweld en lopen het risico op verlating. Ze zijn volledig afhankelijk van hun echtgenoot – sociaal, economisch én juridisch.

Hoewel polygamie officieel verboden is in Turkije, komt het in praktijk geregeld voor binnen vluchtelingengemeenschappen. Vrouwen worden ‘tweede’ of ‘derde’ echtgenote, zonder rechten of erkenning. Als de man hen mishandelt of verlaat, kunnen ze nergens heen. Ze hebben geen woning op hun naam, geen toegang tot hulp en vaak ook geen familie die hen opvangt.

Zelfs als vrouwen willen scheiden, botsen ze op muren: geen geregistreerd huwelijk betekent geen juridische ontbinding. En geen status betekent geen uitweg. Velen blijven uit angst, uit noodzaak of omdat er eenvoudigweg geen andere optie is.

VROUWEN IN DE KAMPEN

In officiële opvangkampen en tijdelijke woonfaciliteiten is het leven voor Syrische vrouwen zwaar en vol beperkingen. Hoewel sommige basisvoorzieningen aanwezig zijn, zoals sanitaire units of medische posten, is privacy schaars, veiligheid niet gegarandeerd en zeggenschap vaak afwezig. Vrouwen slapen in overvolle tenten of containerwoningen, delen wc’s met tientallen anderen en durven zich ’s nachts nauwelijks te verplaatsen uit angst voor intimidatie of geweld.

Er zijn meldingen van seksuele uitbuiting binnen en rond kampen, vaak gepleegd door mannen in machtsposities, zoals bewakers, tussenpersonen of zelfs medebewoners. Vrouwen die hun verhaal doen, worden zelden geloofd of beschermd. Vaak verlaten ze het kamp zonder alternatief, wat hen nog kwetsbaarder maakt.

Hulpverlening is gefragmenteerd en zelden afgestemd op vrouwenrechten. Voorlichting, juridische steun of veilige opvangplekken zijn beperkt beschikbaar, als ze er al zijn. Zelfs in de schijnveiligheid van een kamp staan vrouwen er vaak alleen voor.

VERGETEN VROUWEN 

Sinds Turkije zich in 2021 terugtrok uit de Istanbul Conventie, is de positie van vrouwen verder verzwakt. Het enige verdrag dat hen expliciet moest beschermen tegen geweld werd verlaten. Voor Syrische vluchtelingenvrouwen betekende dat nóg minder bescherming, nóg meer stilzwijgen.

De opvangsystemen, deels gefinancierd door Europa, draaien op cijfers. Ze tellen hoeveel mensen een kamp binnenkomen, hoeveel pakketten worden uitgedeeld, hoeveel tenten worden opgezet. Maar ze tellen niet het meisje dat wordt weggegeven als bruid. Niet de vrouw die in stilte wordt mishandeld door de man die ook haar enige toegang tot voedsel en onderdak is. Niet de moeder die haar gezin draaiende houdt met zwart werk, zonder status, zonder zekerheid.

Wat op papier bescherming heet, is in praktijk verlating. In de schaduw van beleid en bureaucratie voltrekt zich een stille humanitaire ramp. Geen natuurramp, geen oorlog, maar een structurele, langdurige ontkenning van vrouwenrechten.

Vrouwen worden niet erkend als slachtoffers, niet gezien als arbeiders en niet beschermd als moeders.

Ze bestaan. Maar ook voor hen blijven de vlaggen opgerold. De universiteiten zwijgen, de studenten kijken weg en activistische docenten hebben hun aandacht elders. Hun naam valt pas weer als het politiek uitkomt bij populisten die het leed gebruiken als argument, maar niets doen aan de oorzaak.

Hun bestaan past niet in het verhaal.
Dus blijft het stil en zijn ze letterlijk vergeten vrouwen.

Dit artikel is mede gebaseerd op onderzoek uit mijn scriptie voor mijn MA Middle Eastern Studies (Universiteit Leiden), waarin ik o.a. de positie van Syrische vluchtelingenmeisjes in Turkije onderzocht.

Dit artikel maakt deel uit van de serie Vergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over IranJemenAfghanistanSyrië, de Koerdische vrouwen van de YPJ,  de piepjonge zomerbruiden in Egypte en Yezidi vrouwen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Vergeten vrouwen

Verkocht, verkracht, vergeten

De Yezidi-vrouwen die werden ontvoerd, verkracht en verkocht als oorlogsbuit door IS, overleefden het onvoorstelbare. Maar wat kwam daarna?

Op 3 augustus 2014 viel Islamitische Staat de stad Sinjar binnen, in het noorden van Irak. Tienduizenden Yezidi’s, een kleine religieuze minderheid met wortels die teruggaan tot voor de islam, sloegen op de vlucht en trokken het omliggende gebergte in – een onherbergzaam gebied zonder voedsel, water of beschutting. Velen zouden die dagen in de bergen niet overleven. De aanval markeerde het begin van een geplande campagne van geweld: mannen en jongens werden geëxecuteerd, vrouwen en meisjes ontvoerd, opgesloten en verkocht. Wat volgde, werd later door de Verenigde Naties erkend als genocide, maar door de rest van de wereld grotendeels genegeerd.

SLAVERNIJ ALS SYSTEEM

IS rechtvaardigde haar daden met religieuze taal. Onder het kalifaat werd slavernij niet alleen toegestaan, maar officieel georganiseerd. Vrouwen en meisjes uit de Yezidi-gemeenschap, sommigen nog maar net kinderen, werden tot eigendom verklaard en als ‘sabiya’ verhandeld op markten in steden als Mosul en Raqqa. Ze werden verkocht, geruild of cadeau gedaan aan strijders, met een prijskaartje en een stempel van religieuze goedkeuring. Verkrachting werd niet verboden, maar gereguleerd. Er waren regels: bidden voor de daad en naleving van eigendomsrechten. Wat voor de buitenwereld onvoorstelbaar was, werd voor IS dagelijkse praktijk. De ontmenselijking was systematisch. Families werden gescheiden, vrouwen keer op keer misbruikt. Het geweld was geen incident, maar beleid.

DE ROL VAN VROUWEN BINNEN IS

Ook vrouwen speelden een actieve en vaak wrede rol in het systeem van onderdrukking en geweld. In brigades zoals de Al-Khansaa Brigade, opgericht door IS in 2014, voerden vrouwelijke leden actief de shariawetten uit en bewaakten ze niet alleen de moraal van vrouwen in het kalifaat, maar ook die van vrouwelijke gevangenen. Ze straften vrouwen die ‘ongepast’ gekleed waren en gebruikten zwepen, elektrische kabels en stokslagen tegen zowel volwassen vrouwen als kinderen. Sommigen gaven leiding aan gevangenkampen waar Yezidi-vrouwen werden vastgehouden en speelden een directe rol in hun verkoop of doorverkoop.

Getuigenissen van overlevenden – onder meer verzameld door mensenrechtenorganisaties zoals Yazda en Amnesty – beschrijven hoe IS-vrouwen niet alleen gewelddadig waren, maar ook vernederend, sadistisch en ideologisch fanatiek. Er zijn verslagen van vrouwelijke IS-leden die kinderen mishandelden, moeders uithongerden of persoonlijk betrokken waren bij marteling.

In rechtszaken die na de val van het kalifaat volgden, werden verschillende van deze vrouwen aangeklaagd wegens medeplichtigheid aan slavernij, mishandeling en marteling. In 2024 begon in Zweden een rechtszaak tegen een vrouw die verdacht wordt van betrokkenheid bij de marteling van Yezidi-gevangenen. De wreedheid binnen IS was niet voorbehouden aan mannen, ook vrouwen droegen het met overtuiging uit.

WELKOM THUIS?

Voor wie wist te ontsnappen, wachtte niet per se veiligheid. Veel vrouwen keerden terug naar verwoeste dorpen of naar vluchtelingenkampen. Hun huizen waren geplunderd of afgebrand, hun dorpsgenoten dood of gevlucht. Families waren uiteengereten, gemeenschappen onherstelbaar beschadigd.

Velen kwamen terug met trauma’s die nauwelijks onder woorden te brengen zijn: angstaanvallen, wantrouwen, schaamte, stilte. En dan was er nog het stigma. Vrouwen die een kind hadden gekregen van een IS-strijder werden niet zelden gezien als ‘besmet’. In sommige dorpen kregen ze te horen dat hun kinderen ‘niet welkom‘ waren. Anderen werden onder druk gezet hun kind af te staan of werden volledig buitengesloten.

Een Yezidi-vrouw in een Duits opvangcentrum vertelde aan een hulpverlener: “Ze vroegen me wie de vader was. Toen ik antwoordde, draaiden ze zich om en lieten me alleen.” In sommige gevallen werd de keuze onmenselijk simpel voorgesteld: je mag terugkeren, maar dan zonder je kind. Voor veel vrouwen betekende ’terugkeren’ dus geen herstel, maar opnieuw verlies. Van hun kind, hun thuis, hun gemeenschap.

EEN LEVEN TUSSEN RUÏNES

Tot op de dag van vandaag verblijven tienduizenden Yezidi’s in kampen in Koerdistan. De omstandigheden zijn er slecht, perspectief is schaars. Veel kampen bestaan al bijna tien jaar en werden ooit opgezet als tijdelijke noodvoorziening. Wat tijdelijk begon, is voor velen permanent geworden. Gezinnen wonen in tenten of containers, vaak zonder verwarming in de winter of verkoeling in de zomer. Stromend water en elektriciteit zijn instabiel. De meesten zijn werkloos, afhankelijk van humanitaire hulp.

Psychologische zorg is amper beschikbaar. Overlevenden kampen met depressie, posttraumatische stressstoornis en gevoelens van schuld en schaamte – vaak zonder dat daar therapie of begeleiding tegenover staat. Ook kinderen, geboren in gevangenschap of opgegroeid in de kampen, dragen de littekens van geweld dat zij nauwelijks begrijpen.

Onderwijs is gebrekkig of afwezig. Jongeren verliezen jaren van hun leven zonder school of perspectief. Meisjes worden op jonge leeftijd uitgehuwelijkt uit angst voor hun toekomst. Jongens raken hun gevoel van richting kwijt. De kampen zijn geen opvangplaatsen meer, maar een wachtruimte zonder einde.

Duitsland en enkele andere landen boden een beperkt aantal vrouwen en kinderen opvang, waaronder via het zogenaamde ‘Special Quota Project’. Sommigen kregen daar therapie en konden een nieuw leven opbouwen. Maar voor de meesten blijft herstel een verre droom. Hulpverleners spreken van “trauma op trauma”: eerst het geweld, daarna de vergetelheid.

WIE SPREEKT VOOR DE ANDEREN?

Nadia Murad werd het gezicht van de overlevenden. Ze werd op 19-jarige leeftijd ontvoerd door IS, samen met duizenden anderen uit haar dorp Kocho. Ze werd meerdere keren doorverkocht en verkracht voordat ze wist te ontsnappen

Ze werd in Mosul gevangen gehouden, maar wist zich met hulp van een islamitische familie te vermommen en te vluchten. Die familie gaf haar onderdak, voorzag haar van een vals identiteitsbewijs en hielp haar in veiligheid te komen in Koerdisch gebied. In plaats van te zwijgen, besloot ze te getuigen.

Ze schreef haar memoires, sprak in de VN-Veiligheidsraad en werd in 2018 bekroond met de Nobelprijs voor de Vrede. Dankzij haar kreeg de wereld een glimp van wat er werkelijk gebeurde. Haar moed gaf andere overlevenden hoop en bood erkenning aan een vergeten tragedie.

Maar voor elke Nadia zijn er duizenden vrouwen die nooit hun verhaal vertelden. Vrouwen die het zwijgen verkozen boven schaamte of verstoting. Vrouwen die in stilte verder leven, soms zonder familie, zonder hulp, zonder thuis. Niet omdat hun verhaal minder schrijnend is, maar omdat er niemand was om het te horen, of om het op te schrijven.

GERECHTIGHEID LAAT OP ZICH WACHTEN

De Verenigde Naties concludeerden in 2021 dat er overtuigend bewijs is dat de misdaden van IS tegen de Yezidi’s genocide vormen. Die erkenning kwam laat, en concrete gevolgen bleven grotendeels uit. Er lopen rechtszaken, ook tegen Europese IS-gangers en bedrijven die met IS samenwerkten, maar het aantal veroordelingen blijft beperkt.

Een van de weinige voorbeelden van vervolging is de zaak in Nederland, waar Hasna A. op 11 december 2024 werd veroordeeld tot tien jaar cel. Ze hield in Syrië een Yezidi-vrouw als slaaf en werd schuldig bevonden aan deelname aan IS, slavernij en het in gevaar brengen van haar minderjarige zoon. Het was de eerste keer dat een Nederlandse rechtbank een IS-aanhanger veroordeelde voor misdaden tegen de Yezidi-gemeenschap.

In Duitsland werd in 2021 voor het eerst een man veroordeeld voor genocide op de Yezidi’s, nadat hij een vijfjarig meisje had laten sterven van dorst. Zulke uitspraken zijn uitzonderlijk, niet de regel.

Veel overlevenden voelen zich genegeerd door internationale tribunalen. Ze wachten op gerechtigheid, niet alleen symbolisch, maar concreet: berechting van daders, compensatie voor slachtoffers en erkenning van hun lijden. Zolang dat uitblijft, blijft de indruk bestaan dat hun levens minder waard zijn dan die van andere slachtoffers van oorlog en terreur.

DE PRIJS VAN ZWIJGEN

Opvallend is de stilte van veel mensen die zich profileren als verdedigers van mensenrechten en vrouwenrechten. Waar universiteiten worden bezet, vlaggen worden gehesen en krantenkolommen volgeschreven worden over Gaza, blijft het rond de Yezidi-genocide al jaren ijzig stil. Geen spandoeken. Geen protestmarsen. Geen opiniestukken. De selectieve verontwaardiging is pijnlijk zichtbaar. Wie bepaalt welk lijden telt? En wie blijft onzichtbaar, omdat hun verhaal niet in het juiste geopolitieke frame past?

De stilte ná het geweld is dodelijker dan het geweld zelf. Zolang deze vrouwen niet worden erkend, herdacht en ondersteund, blijft de misdaad voortbestaan. Zonder herinnering is er geen herstel. En zolang het collectief geheugen hen vergeet, blijven deze vrouwen niet alleen slachtoffers van wat hen is aangedaan – maar ook van wat wij weigeren te zien.

In de woorden van een overlevende: “Ik wil niet dat mijn dochters mijn verleden erven. Maar ik wil wel dat de wereld het onthoudt.”

Dit artikel maakt deel uit van de serie Vergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over IranJemenAfghanistanSyrië, de Koerdische vrouwen van de YPJ en de piepjonge zomerbruiden in Egypte.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Een kind in een trouwjurk

Zomerbruiden – het klinkt onschuldig, maar het is een eufemisme voor kinderprostitutie.

“Sommige meisjes zijn zestig keer getrouwd vóór hun achttiende.”
– Max Fisher, The Washington Post

De wet verbiedt kindhuwelijken, maar is een papieren tijger in een samenleving waar armoede allesbepalend is. Het is geen strijd, het is overgave.

Elke zomer worden er talloze tijdelijke verbintenissen gesloten tussen buitenlandse mannen en (piep)jonge Egyptische meisjes, soms nog geen twaalf jaar of jonger. De prijs bij het eerste huwelijk, als ze nog jong en maagd zijn? Misschien zo’n $7.500, daarna daalt de waarde van het meisje snel.

De wereld neemt niet eens de moeite om weg te kijken, want de wereld weet amper dat het bestaat. 

WAT ZIJN ZOMERBRUIDEN?

Een zomerbruid is een tijdelijke echtgenote. Het zijn religieuze, niet-geregistreerde huwelijken: wettelijk waardeloos, religieus gelegitimeerd. Deze “Sunni marriages” legitimeren seksueel contact volgens religieuze normen, maar laten het meisje zonder rechten achter. 

Het huwelijk begint wanneer een man, meestal een toerist uit de Golfregio, een dure “bruidsschat” betaalt aan de familie van het meisje in ruil voor het trouwen met haar voor een bepaalde periode. Dit kan variëren van dagen tot maanden, afhankelijk van wat de man wil. Als het huwelijk alleen voor de zomermaanden is, wordt het een zomerhuwelijk genoemd.

In ruraal Egypte wordt dit systeem breed geaccepteerd als sociale overlevingsstrategie. De meisjes zelf? Die krijgen uitbuiting, een levenslang trauma en schaamte. En als ze geluk hebben, krijgen ze geen kind.

En voor de man is het eenvoudig: vakantie, seks, geen verplichtingen. En zijn vrouw, kinderen en personeel? Die zitten op hem te wachten in een vijfsterrenhotel of het huis dat is gehuurd voor de zomermaanden.

WAAROM GEBEURT DIT?

De oorzaken zijn meervoudig: armoede, ongelijkheid, patriarchale normen en religieuze rechtvaardiging vormen samen een giftig mengsel. Voor veel families is een dochter een economische last die kan worden verzilverd.

Soms fungeert zij letterlijk als hefboom: het geld dat haar tijdelijke huwelijk oplevert, wordt gebruikt om een betere match te regelen voor haar broer. Een duurdere bruidsschat, een groter huis. Zo wordt de eer van de familie hersteld via het lichaam van het minst gewaardeerde lid. Het is patriarchale economie in zijn zuiverste vorm.

Culturele normen versterken het probleem. Seks buiten het huwelijk is verboden, maar een huwelijk kan alles legitimeren, zelfs als het maar twee uur of twee dagen of twee weken duurt. Een meisje dat niet op tijd wordt uitgehuwelijkt, loopt volgens haar omgeving risico haar eer te verliezen. 

Religieuze leiders spelen hier soms actief in mee. Sommige geestelijken helpen bij het opstellen van contracten of zegenen het huwelijk in, zonder vragen te stellen. In sommige dorpen liggen standaardcontracten kant-en-klaar in de boekhandel.

De buitenwijken van Caïro zijn ongelooflijk arm. Een kwart van de inwoners moet rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Dit speelt sekstoeristen in de kaart. De prijs voor een meisje is afhankelijk van haar uiterlijk, leeftijd, duur van het huwelijk en of ze al dan niet maagd is.

DEAL?

Er zijn zelfs pakketdeals. Er wordt precies omschreven wat er met een meisje gedaan mag worden, hoe vaak ze te eten krijgt, of ze de hotelkamer of het appartement mag verlaten. Of ze kleding krijgt – die vaak bij thuiskomst wordt afgepakt en verkocht. Of ze bezoek van haar familie mag ontvangen.

De bruidegom kan een zuiver geweten behouden, aangezien buitenechtelijke seks in de islam verboden is. Hij loopt ook geen enkel risico op een strafrechtelijke vervolging als gevolg van het huwelijkscontract. Als hij klaar is met het meisje, wordt het contract verscheurd en gaat zij terug naar haar familie. Zijn echte naam? Weten ze vaak niet eens, de enige kopie van het contract is van de man en die verdwijnt net zo snel als dat zijn vliegtuig naar huis op kan stijgen.

WIE PROFITEERT?

Het systeem draait als een goed geoliede machine, maar deze zomerhuwelijken zijn in feite mensen- en sekshandel. De praktijk piekt zoals gezegd in de zomer. In een land waar meer dan een kwart van de bevolking onder de armoedegrens leeft, zijn er hele dorpen waar arme gezinnen hun dochters gewoon verkopen om zichzelf te voeden. 

Families ontvangen een directe betaling. Makelaars innen commissies die soms hoger zijn dan het bedrag dat de families ontvangen. De Egyptische staat krijgt toeristen en economische activiteit. En de banken profiteren van het beschermingsgeld dat buitenlandse mannen moeten storten wanneer er een leeftijdsverschil van 25 jaar of meer is.

Die 50.000 pond (zo’n 1.500 euro) zou het meisje moeten beschermen. In werkelijkheid komt het geld zelden bij haar terecht. En zelfs als dat zo zou zijn: welk bedrag maakt goed dat je als veertienjarige wordt verkocht aan een man van zestig?

WAT ZIJN DE GEVOLGEN?

De meisjes raken getraumatiseerd, gestigmatiseerd, verstoten. Sommigen worden meerdere keren uitgehuwelijkt. Meisjes trouwen acht keer voor hun achttiende verjaardag, of twintig keer, of … vul zelf maar in. 

Ze zijn niet wettelijk getrouwd en dus is er geen scheiding, geen alimentatie, geen bescherming. Na afloop zijn ze ‘gebruikte waar’, vaak niet meer huwbaar binnen hun gemeenschap, want immers geen maagd meer.

Het zijn geen vrouwen, het zijn meisjes. Minderjarig, soms nog voor hun pubertijd. En bij hun eerste huwelijk leveren ze geld op, omdat ze nog maagd zijn. Hoe vaker ze trouwen, hoe minder waard ze worden. Elke herhaling verlaagt hun marktwaarde. Hun lichaam is handelswaar met een houdbaarheidsdatum, waar een hele familie van meeprofiteert.

KINDEREN ZONDER NAAM

Veel van deze huwelijken worden religieus ingezegend, maar niet civiel geregistreerd. De kinderen die eruit voortkomen bestaan juridisch niet. Zonder geboorteakte is er geen toegang tot onderwijs, gezondheidszorg, paspoort of bankrekening.

In sommige gevallen worden deze kinderen ondergebracht bij familieleden, bijvoorbeeld een oudere zus die hen als haar eigen kind registreert. Maar de meesten verdwijnen uit het systeem. Er zijn zeer weinig gegevens over straatkinderen in Egypte, hun kenmerken en de ernst van de problemen waarmee ze worden geconfronteerd.

De problemen die ze levenslang hebben, zijn echter enorm. De kinderen geboren uit ongeregistreerde, tijdelijke huwelijken hebben geen naam, geen rechten, geen bescherming. 

VERGETEN VROUWEN

Egypte kent wetten tegen kindhuwelijken en mensenhandel. Maar handhaving is zeldzaam en vervolging vrijwel afwezig. Huwelijken onder de achttien mogen niet worden geregistreerd, worden niet strafbaar gesteld. Het systeem draait op grijze zones, religieuze legitimatie en economische noodzaak. De overheid schermt haar toeristische imago af, maar sluit tegelijk de ogen voor de slachtoffers. Kinderrechtenactivisten worden tegengewerkt. 

En in de rest van de wereld? Geen protestmarsen. Geen hashtags. Geen internationale campagnes. Deze meisjes zijn geen prioriteit voor VN-commissies, ze schrijven af en toe een rapport dat in een la verdwijnt en kijken over vijf jaar nog een keer naar de stand van zaken. 

Feministische opiniemakers of talkshows? Die zijn – zeker nu – even te druk bezig met hun gasten die keer op keer benadrukken dat ze mensenrechten en internationaal recht écht heel belangrijk vinden – in Gaza, dan. De rest van de wereld mag gewoon verder creperen. 

En de zomerbruiden zelf? Hun stem verdwijnt onder een sluier van schaamte, religie en economische belangen. Ze zijn kinderen in een jurk. Gekocht, gebruikt, vergeten.

Zomerbruiden zijn geen uitzondering, maar systeemslachtoffers. En zolang de wereld zwijgt, blijft hun stem verloren.

Zomerbruiden zijn geen randgevallen, maar routine. Hun leven is koopwaar, hun lichaam is een seizoensartikel. Verkocht, gebruikt, vergeten.

Dit artikel maakt deel uit van de serie Vergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over Iran, Jemen, AfghanistanSyrië en de Koerdische vrouwen van de YPJ.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Vergeten vrouwen

Van frontlijn naar voetnoot

In de hoogtijdagen van de strijd tegen IS kregen de YPJ (Vrouwenbeschermingseenheden) wereldwijde aandacht. Jonge Koerdische vrouwen in camouflagekleding, lang haar en vastberaden blikken werden door Westerse media verheerlijkt als ‘Koerdische amazones’. Niet alleen de westerse pers, maar ook volledige fotoreportages legden hun training, missie en idealen vast.

ICONEN VAN VERZET

Hun motivatie: niet alleen vechten tegen IS, maar ook tegen patriarchale structuren in hun eigen gemeenschappen. Onder invloed van de ideologieën van Abdullah Öcalan was zelfbeschikking en gendergelijkheid een wezenlijk onderdeel van hun gevechtsrol. Soldates kregen les in vrouwenrechten en werden aangemoedigd daarover na te denken en ervoor op te komen. Volgens de vrouwen zelf probeerden ze de samenleving te veranderen door het islamitische denken en de heersende tradities binnen hun gemeenschap te confronteren, desnoods met een wapen in hun hand.

De YPJ speelde daarnaast een cruciale rol bij het redden van duizenden Yezidi’s die in augustus 2014 vastzaten op de berg Sinjar in Noord-Irak, hun leefgebied. Yezidi’s zijn een etnisch-religieuze minderheid met een eeuwenoude, eigen geloofstraditie en ze waren omsingeld door IS-strijders. Die missie werd wereldwijd erkend als een van de meest heroïsche reddingsoperaties van het conflict met IS.

VAN FRONTLINIE NAAR VERGETELHEID

De YPJ‑strijders stonden letterlijk aan het front van de strijd tegen Islamitische Staat. Ze bevrijdden steden als Kobani, Manbij en Raqqa van jihadistische bezetting, vaak huis voor huis, straat voor straat. De vrouwen vochten niet alleen tegen een gewelddadige vijand, maar ook voor een radicaal ander maatschappelijk model, waarin vrouwenrechten, democratie en seculier bestuur centraal stonden. Zij waren de schokgolf die de frontlinie doorbrak en daarmee ook het stereotype van de onderdrukte vrouw in het Midden-Oosten.

Maar toen IS eenmaal militair verslagen was, draaide de wereld zich om. Turkije zag in deze vrouwen geen bevrijders, maar ’terroristen’, vanwege de ideologische en organisatorische verwantschap met de PKK. Onder toeziend oog van de internationale coalitie, inclusief de VS en EU, begon een nieuwe campagne, dit keer gericht tégen hun voormalige bondgenoten. Turkse drones en gevechtsvliegtuigen vielen posities van de YPJ aan. Commandanten werden geliquideerd. Sommigen stierven in gerichte aanvallen, anderen verdwenen in gevangenissen of werden gedwongen te vluchten.

Een van de bekendste slachtoffers was Anna Campbell, een Britse YPJ‑strijdster uit Lewes, Engeland. Ze sloot zich aan bij de YPJ om te vechten tegen IS én om deel te zijn van de feministische revolutie in Rojava. Op 15 maart 2018 kwam ze om het leven bij een Turkse luchtaanval in Afrin. Haar lichaam kon niet worden gerepatrieerd, omdat Turkije en Turkse milities de toegang tot het gebied blokkeerden. De Britse regering sprak haar dood nauwelijks tegen en ondernam geen poging om haar lichaam terug te halen.

De NAVO keek eveneens de andere kant op. Strategische belangen – een fragiele relatie met Ankara, militaire bases in Turkije, grensbewaking – wogen zwaarder dan solidariteit met de vrouwen die meevochten tegen het kalifaat. Wat resteerde, waren vluchtelingenkampen als Ain Issa en al-Hol: broedplaatsen van wanhoop, zonder juridische status of internationale bescherming.

Daar bevinden zich ook veel vrouwen en kinderen, de IS-bruiden, van wie de herkomstlanden vaak weigeren hen terug te nemen. Hierdoor leven ze jarenlang in een juridisch vacuüm, onder erbarmelijke omstandigheden, met hun kinderen. Voor YPJ-vrouwen betekent dit dat ze hun kamp moeten delen met de ideologische erfgenamen van de vijand die zij bevochten, een wrang symbool van hoe onverschillig de wereld is geworden voor hun offers.

Daar eindigde de revolutie voor vrouwen in de frontlinie tegen IS. Niet met een nederlaag, maar met desinteresse.

LEVEN NA DE STRIJD

Veel vrouwen leven in kampen of de diaspora. Ze zijn stateloos, ontheemd, rechteloos. Sommigen die voor Europa kiezen, ondervinden moeilijkheden bij erkenning van bloedbanden, trauma’s en mentale begeleiding. Traumaverwerking en reïntegratie zijn voor het grootste deel afwezig.

Een voorbeeld hiervan is een Koerdische vrouw uit Deir ez-Zor, geciteerd door Human Rights Watch in hun rapport van maart 2021. Zij belandde na de val van IS in een detentiecentrum in Noordoost-Syrië. In het kamp heeft ze geen toegang tot juridische bijstand of medische zorg en ze vreest zowel voor represailles van pro-Turkse milities als voor wraak van IS-aanhangers in hetzelfde kamp. “Ik vocht tegen IS, maar nu zit ik opgesloten met hun vrouwen,” zegt ze in het rapport. Haar status als voormalige strijdster maakt haar tot een doelwit én tot een vergeten pion in een geopolitiek schaakspel.

Een ander voorbeeld is Rohilat Afrin. In een interview met het Rojava Information Center beschrijft zij hoe de terugtrekking van buitenlandse troepen, aanhoudende Turkse aanvallen en de onverschilligheid van de internationale gemeenschap hebben geleid tot isolement en onveiligheid voor vrouwelijke strijders. Hoewel ze haar regio niet verliet, spreekt ze over het verlies van bescherming, idealen en publieke erkenning. Haar verhaal belichaamt het bredere lot van YPJ-leiders die ooit symbool stonden voor bevrijding, maar nu vooral vechten tegen vergetelheid.

TIJDELIJK NIEUWS, PERMANENT VERGETEN

De YPJ‑vrouwen waren niet alleen symbolen of narratieve inzet. Ze stonden aan het front van de strijd tegen een van de meest gewelddadige en vrouwenhatende bewegingen van deze eeuw, IS. Ze riskeerden hun leven, werden internationale iconen en vormden de ruggengraat van een democratisch project dat vrouwenrechten en gelijkheid centraal stelden in een regio die daar zelden ruimte voor biedt.

Toch werden ze, zodra de strategische belangen verschoven, ingeruild voor stilte. Hun inzet werd tijdelijk nieuws, hun idealen gereduceerd tot diplomatiek ongemak. Terwijl Turkije hen bombardeerde, zwegen NAVO‑partners. Terwijl zij opgesloten werden in kampen, liepen IS-bruiden vrij rond of werden voorzichtig teruggehaald. Terwijl zij vechten om te overleven – vergeten, zonder staat, zonder erkenning – beweegt de wereld verder alsof hun strijd nooit plaatsvond.

Hun strijd tegen IS was in de frontlinie. Hun bestaan nu minder dan een voetnoot.

Dit artikel maakt deel uit van de serieVergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over Iran, Jemen, Afghanistan en Syrië.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷