Midden-Oosten

De Moslimbroederschap: van liefdadigheid tot macht

Hamas staat wereldwijd bekend als een terreurbeweging. Maar om te begrijpen waar ze vandaan komt, moeten we terug naar hun wortels: de Moslimbroederschap. Deze Egyptische beweging groeide uit tot de bekendste en invloedrijkste islamistische organisatie ter wereld. Ze bracht religieuze opvoeding, liefdadigheid en politieke ambitie samen. Zonder de Moslimbroederschap zou Hamas simpelweg niet bestaan.

Oorsprong en gedachtegoed

De Moslimbroederschap (MB) werd in 1928 opgericht door Hassan al-Banna, een jonge onderwijzer uit Ismaïlia. Hij groeide op in een streng religieus gezin en leefde in een Egypte dat tegelijk gebukt ging onder Britse invloed én snelle modernisering. Zijn motto was eenvoudig maar veelzeggend: “De islam is de oplossing.” Maar voor al-Banna betekende dat meer dan persoonlijke vroomheid. Zoals hij zelf schreef“Onze roeping is om de boodschap van de islam te verspreiden tot in alle uithoeken van de wereld, totdat er geen onderdrukking meer is en de religie van Allah overal heerst.”

Al-Banna legde de nadruk op morele opvoeding, discipline en het herstel van islamitische waarden in het dagelijks leven. In de beginjaren organiseerde de Broederschap gebedsgroepen, scholen en liefdadigheidsprojecten. Het uiteindelijke doel was een samenleving, en uiteindelijk een staat, die volledig volgens islamitische normen zou functioneren.

Hij bouwde de MB bewust op als ‘grassroots’ beweging: dicht bij de gewone bevolking, met wijkcomités, sportclubs en sociale initiatieven. Daarmee vormde de Broederschap een alternatief voor de elitaire partijen die de Egyptische politiek domineerden. In de onrustige jaren twintig en dertig bood ze miljoenen mensen een nieuw gevoel van identiteit en solidariteit. Ook na al-Banna’s dood in 1949 bleef zijn gedachtegoed richtinggevend en inspireerde het bewegingen en partijen in de hele regio.

Groei en confrontatie in Egypte

In de jaren veertig en vijftig groeide de MB razendsnel, met miljoenen leden en vertakkingen in het hele Midden-Oosten. Dat leidde tot harde confrontaties met de Egyptische staat. Na een mislukte aanslag op president Gamal Abdel Nasser  in 1954 verbood hij de beweging en volgde massale repressie: leiders werden opgesloten, gemarteld of geëxecuteerd.

Een van hen was Sayyid Qutb, leraar en literair criticus. In de jaren veertig verbleef hij enkele jaren in de Verenigde Staten. Hij bewonderde de technologische vooruitgang, maar raakte diep geschokt door wat hij zag als moreel verval: materialisme, racisme en seksuele losbandigheid. Teleurgesteld keerde hij terug naar Egypte, waar hij zich aansloot bij de Moslimbroederschap.

Tijdens de repressie van 1954 werd Qutb gearresteerd, beschuldigd van samenzwering tegen Nasser en het plannen van een aanslag. Hij werd gemarteld en bracht jaren in de gevangenis door. Daar schreef hij zijn invloedrijkste boek, Milestones (1964), waarin hij opriep tot een radicale zuivering van de samenleving en gewapend verzet tegen “afvallige” regimes. In 1966 werd hij geëxecuteerd. Zijn dood maakte hem tot martelaar en zijn ideeën zouden latere generaties jihadisten inspireren.

Qutb stelde dat regimes die niet volgens de islamitische wet regeerden afvallig waren (takfir). Daarmee legitimeerde hij gewapend verzet. Zijn denken sloeg een brug tussen islamisme en de gewelddadige jihad van groepen als al-Qaeda en later IS. Tegelijk vonden jihadisten de MB te gematigd, omdat zij meededen aan verkiezingen en compromissen sloten met staten. De MB zelf veroordeelde aanslagen officieel, volgens critici slechts een symbolische afwijzing, terwijl de retoriek van sommige leiders soms een ander geluid liet horen.

Toch bleef de MB invloedrijk. Ze vulde een gat dat de staat liet liggen: ziekenhuizen, voedselbanken en scholen werden vaak door de Broederschap georganiseerd. Voor veel burgers was de beweging daardoor relevanter dan de overheid zelf. Onder Hosni Mubarak bleef de MB officieel verboden maar feitelijk aanwezig. Tijdens de protesten op Tahrirplein in 2011 hield ze zich aanvankelijk afzijdig, maar na Mubarak’s val greep ze haar kans. De politieke arm – de Partij voor Vrijheid en Rechtvaardigheid – werd de grootste partij en Mohamed Morsi werd president. Al in 2013 greep generaal Abdel Fattah al-Sisi echter de macht. De MB werd opnieuw verboden en als terroristische organisatie bestempeld.

Civil society als strategie

De kracht van de Moslimbroederschap lag niet alleen in de politiek, maar juist in het maatschappelijk middenveld. Via scholen, ziekenhuizen, sportclubs en liefdadigheidsinstellingen bouwde ze een stevig netwerk op. In veel wijken waren de voorzieningen van de MB beter en toegankelijker dan die van de staat. Daardoor groeide haar maatschappelijke kapitaal en won ze vertrouwen en loyaliteit van miljoenen burgers.

Wanneer er politieke ruimte ontstond, kon dat netwerk razendsnel worden omgezet in stemmen en zetels. De Arabische Lente maakte dat zichtbaar. Terwijl jongeren in 2011 op het Tahrirplein democratie eisten, bleef de MB eerst op de achtergrond. Pas na Mubarak’s val stapte ze vol in de politiek. Het leverde Morsi het presidentschap op, maar ook grote teleurstelling: de economie bleef stagneren, armoede nam niet af en religieus getinte wetten botsten met de verwachtingen van een bevolking die vooral betere levensomstandigheden wilde. Binnen twee jaar leidde dat tot chaos, polarisatie en uiteindelijk een militaire coup.

Internationale vertakkingen

De Moslimbroederschap verspreidde zich snel over de regio. In Syrië vond de beweging vooral steun in Hama en Homs. In 1982 sloeg Hafez al-Assad daar een opstand bloedig neer; tienduizenden mensen kwamen om. In Jordanië nam de MB jarenlang deel aan de politiek, maar in 2025 verbood de regering hun activiteiten uit angst dat Hamas via hun netwerken de grens zou oversteken.

In Palestina ontstond in 1987 Hamas als Palestijnse tak van de Broederschap. Dat gebeurde tijdens de Eerste Intifada, in een periode waarin Yasser Arafat de termen ‘Palestina’ en ‘Palestijnen’ actief gebruikte om een nationale identiteit te vestigen. Voorheen werden alle inwoners van het gebied – Joden, Arabieren, Druzen, christenen en anderen – vaak simpelweg ‘Palestijnen’ genoemd. Arafat gaf de term een uitgesproken politieke lading, die Hamas later koppelde aan religieus-nationalistische strijd.

Ook buiten de Levant had de MB invloed. In Turkije liet Erdogan’s AKP zich inspireren door de Broederschap, al koos hij een eigen koers om dichter bij de EU te komen. In de Golfstaten waren MB-activiteiten meestal verboden. De monarchieën zagen de beweging als een existentiële bedreiging: een goed georganiseerd islamistisch netwerk dat politieke oppositie kon mobiliseren tegen hun dynastieën. Toch bleven religieuze predikers en liefdadigheidsnetwerken met banden naar de MB vaak ongemoeid, zolang ze het gezag niet openlijk uitdaagden.

Aantrekkingskracht en kritiek

De aantrekkingskracht van de Moslimbroederschap lag in de combinatie van religieuze legitimiteit, discipline en sociale zorg. Ze beriep zich op de Koran en de soenna als bron van gezag en presenteerde zich als hoeder van de islamitische traditie. In preken en campagnes benadrukten leiders dat alleen de islam, en dus de Broederschap, een rechtvaardige samenleving kon garanderen. Voor veel armen bood de MB wat de staat niet leverde: betaalbare zorg, onderwijs en voedselhulp.

Maar de kritiek was minstens zo groot. De beweging wordt vaak omschreven als autoritair: interne kritiek leidt geregeld tot uitsluiting of vervolging. Ze is patriarchaal: vrouwen spelen vooral een rol in opvoeding en liefdadigheid, terwijl de leiding vrijwel uitsluitend in handen van mannen is. En ze is intolerant: religieuze minderheden zoals koptische christenen of sjiieten ervaren discriminatie. Ook is haar visie op democratie beperkt. Verkiezingen gelden als middel om macht te winnen, niet als doel om diversiteit te beschermen. Dat bleek tijdens Morsi’s presidentschap, toen vrouwenrechten en burgerlijke vrijheden snel werden ingeperkt.

Schaduwzijde en beperkingen

Waar de Moslimbroederschap daadwerkelijk aan de macht kwam, zoals tijdens het presidentschap van Mohamed Morsi (2012–2013), werden de beperkingen van hun visie snel zichtbaar. In een ontwerpgrondwet werd de sharia benoemd als belangrijkste bron van wetgeving, wat leidde tot felle protesten van liberalen, vrouwenrechtenorganisaties en religieuze minderheden. Media die kritisch waren, werden geïntimideerd of vervolgd. Er waren zelfs voorstellen om de bewegingsvrijheid van vrouwen in te perken, zoals het verbod om zonder toestemming van een man te reizen.

Ook op sociaaleconomisch vlak stelde de MB teleur. Werkloosheid en armoede bleven hoog, en religieuze retoriek bood geen antwoord op de dagelijkse problemen van miljoenen Egyptenaren. Binnen een jaar na Morsi’s verkiezing gingen miljoenen mensen opnieuw de straat op, dit keer tegen de Broederschap zelf. Het resulteerde in de militaire coup van generaal al-Sisi in 2013 en een nieuw verbod op de MB.

Buiten Egypte fungeert de MB vaak als een “staat in de staat”: sociaal onmisbaar dankzij scholen en ziekenhuizen, maar tegelijk een bron van angst voor regimes. Machthebbers vrezen dat de beweging hun monopolie op macht en legitimiteit kan ondermijnen. Egypte hield de Broederschap altijd nauwlettend in de gaten vanwege hun grote achterban, Jordanië verbood de organisatie in 2025 uit vrees voor Hamas-invloed en in de Golfstaten wordt de MB streng geweerd uit angst voor oppositie tegen de monarchieën.

Waarom dit ertoe doet

De Moslimbroederschap is de moederorganisatie van talloze islamistische stromingen. Hamas in Gaza is daar de bekendste uitloper van: een beweging die niet alleen Israël bestrijdt, maar ook de Palestijnse Autoriteit op de Westoever probeert te verdringen. Ook in Turkije liet de AKP van Erdogan zich inspireren door de MB, zij het in een gematigdere vorm. En via de ideeën van Sayyid Qutb beïnvloedde de Broederschap zelfs extremistische groepen als al-Qaeda en uiteindelijk de aanslagen van 9/11.

De rode draad is steeds dezelfde: de combinatie van religie en politiek, van liefdadigheid en macht. Die mix gaf de MB enorme aantrekkingskracht, maar ook een erfenis van spanningen, onderdrukking en geweld. Wie Hamas wil begrijpen, moet daarom eerst de Moslimbroederschap begrijpen. Zonder dat fundament is Hamas niet te verklaren.

Dit artikel is deel 2 van een drieluik. In het volgende deel staat Hamas zelf centraal: hoe de beweging ontstond, hoe ze zich ontwikkelde tot terreurorganisatie en welke rol ze speelt in het huidige Midden-Oosten.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

Wat is islamisme?

Islam is een religie en een culturele identiteit. Islamisme is iets anders: een politieke ideologie die de samenleving wil inrichten volgens islamitische normen en wetgeving (sharia). Het is geen eeuwenoud verschijnsel maar een beweging van de twintigste eeuw. Na de afschaffing van het Ottomaanse kalifaat in 1924 ontstond er een leegte. Tegelijkertijd kwamen moderne natiestaten op en streden ideologieën als Arabisch nationalisme, socialisme en liberalisme om invloed. In die nieuwe politieke arena presenteerden islamisten zich als alternatief: religieuze legitimiteit combineren met sociale rechtvaardigheid en politieke mobilisatie.

Van identiteit naar politiek

De stap van islam naar islamisme is de politisering van identiteit. Wat begon als een culturele of religieuze wij-groep, werd een politieke kracht met een eigen programma. Dat zie je breder in de regio: Arabisme veranderde van etnische trots in nationalisme, islam werd islamisme.

In de twintigste eeuw veranderde het speelveld. Partijen, verkiezingen en massamedia dwongen bewegingen om steun te winnen en coalities te vormen. De centrale vraag werd: wie mag namens het volk spreken? In de jaren zeventig kreeg islamisme echt vaart met de opkomst van nieuwe bewegingen en partijen. Het hoogtepunt was de islamitische revolutie in Iran in 1979.

Autoritarisme

In veel Arabische landen veranderde nationalisme in autoritaire staatsprojecten. Beloften van rechtvaardigheid en democratie kwamen niet uit. Wat bleef waren onderdrukking, corruptie en economische stilstand. Zo ontstond een moreel vacuüm dat islamisten wisten te vullen met liefdadigheid, discipline en het beeld van een mooi alternatief. De socioloog Max Weber omschreef de staat als degene die het monopolie op legitiem geweld claimt. Maar als dat geweld door burgers als onrechtvaardig wordt gezien, groeit de voedingsbodem voor tegenbewegingen.

Stromingen

Islamisme is geen eenheid maar een familie met verschillende takken. Het salafisme wil terug naar de vrome voorouders en kent uiteenlopende stromingen: van stille, apolitieke groepen die zich richten op zuiver geloof, tot politieke partijen en jihadistische netwerken zoals al-Qaida die de strijd zoeken met nabije en verre vijanden. Het wahhabisme vormt de officiële staatsleer van Saoedi-Arabië, geworteld in de achttiende eeuw en verankerd in het moderne koninkrijk. Het sjiitisch islamisme kreeg zijn modelstaat in Iran na de revolutie van 1979 en vond in Hezbollah in Libanon een militante politieke partij.

Ondanks de theologische verschillen delen deze bewegingen iets belangrijks: ze winnen aan kracht waar staten falen. Als de overheid geen veiligheid, vertegenwoordiging of basisvoorzieningen biedt, springen islamistische bewegingen in dat gat, met zorg, organisatie en soms ook geweld.

Civil society

“Civil society” betekent letterlijk het maatschappelijk middenveld: organisaties en netwerken die niet bij de staat horen en ook geen bedrijven zijn. Denk aan vakbonden, verenigingen, hulporganisaties en liefdadigheidsinstellingen. In veel Arabische landen werd die ruimte grotendeels gevuld door islamistische groepen. Zij boden voedselpakketten, onderwijs, gezondheidszorg en zelfs pensioentjes, vaak in wijken en dorpen waar de staat afwezig was.

Dat leverde enorm maatschappelijk kapitaal op. Zodra er een politieke opening kwam, zoals in Egypte in 2011, konden islamisten dat netwerk meteen omzetten in stemmen en zetels. Het laat ook zien waarom regimes de Moslimbroederschap telkens verboden, maar nooit echt konden uitwissen: hun organisaties boden diensten die mensen dagelijks nodig hadden. Zolang die noden blijven bestaan, blijft ook het netwerk bestaan.

Protestgolven

Om te begrijpen hoe protestbewegingen opkomen en weer verdwijnen, gebruiken politicologen Charles Tilly en Sidney Tarrow de social-movement theory. Die draait om drie elementen. Ten eerste de kansen: een protest slaagt alleen als er een opening is, bijvoorbeeld een verzwakte staat of een scheur in het regime. Ten tweede de frames: bewegingen moeten hun strijd in woorden en beelden gieten die mensen aanspreken, zoals rechtvaardigheid, waardigheid of religie. En ten derde de repertoires: de middelen die ze gebruiken, van stakingen en sit-ins tot hashtags en online campagnes.

De Arabische Lente van 2011 laat dit goed zien. Zonder centrale leiding konden jongeren via sociale media netwerken bouwen, mensen de straat op krijgen en regimes tot een reactie dwingen. Maar de meeste regimes sloegen daarna terug met harde onderdrukking, waardoor veel van die bewegingen uiteenvielen.

Rentierlogica

In de Golfstaten gelden andere regels. Dit zijn rentierstaten: landen die hun inkomsten vooral uit olie en gas halen in plaats van uit belastingen. Daardoor ontstaat een ongeschreven ruil. Burgers dragen geen belasting af en leveren dus ook politieke inspraak in. In ruil daarvoor krijgen ze welvaart: gesubsidieerde brandstof, goedkope woningen, banen bij de overheid of zelfs directe toelages.

Deze logica verzwakt de behoefte aan representatie en parlementaire macht. Het maakt ook duidelijk waarom islamistische bewegingen daar minder ruimte krijgen: waar de staat zelf welvaart en diensten uitdeelt, is minder vraag naar alternatieve organisaties die dat doen. Zo worden protesten vaak gedempt en verschuift de legitimiteit naar een mix van cliëntelisme en religie.

In landen zonder olie, zoals Egypte of Jordanië, werkt het precies andersom. Daar moet de staat belasting heffen maar kan hij vaak niet genoeg voorzieningen leveren. Dat schept ruimte voor islamistische bewegingen om in te springen met scholen, ziekenhuizen en voedselhulp. Zo wordt islamisme juist sterker in republieken die kampen met economische crises, terwijl het in oliestaten vaker wordt ingekapseld of onderdrukt.

De schaduwzijde van islamisme

Zelfs wanneer islamistische bewegingen zich niet met geweld bezighouden, brengen ze vaak grote nadelen met zich mee. Vrijheden van vrouwen en minderheden worden ingeperkt, politieke tegenstanders krijgen nauwelijks ruimte en democratie verschraalt. Kritiek op religie of afwijkende levensstijlen wordt onderdrukt, onderwijs raakt ideologisch gekleurd en wetenschap of kunst komt in de verdrukking. Ook religieuze minderheden zoals christenen, Joden of sjiieten ervaren discriminatie en tweederangsburgerschap. Bovendien kunnen landen onder islamistisch bestuur internationaal geïsoleerd raken, met economische en diplomatieke schade tot gevolg. Islamisme is dus niet alleen een religieus-politiek project, maar ook een ideologie die de maatschappelijke ruimte vaak aanzienlijk verkleint.

Veelgestelde vraag: is islamisme altijd gevaarlijk?

Niet per se in de zin van terrorisme of geweld. Islamisme is een brede stroming: sommige bewegingen doen mee aan verkiezingen en runnen scholen en ziekenhuizen, andere legitimeren aanslagen en afwijzing van democratie. Maar één ding is bijna overal hetzelfde: islamistische partijen en bewegingen beperken de vrijheid van vrouwen en minderheden. Zelfs in hun meest gematigde vorm staan ze een samenleving voor waarin mannen overheersen en waar liberale rechten ondergeschikt zijn aan religieuze regels.

Kortom: islamisme is niet altijd gevaarlijk als beweging, maar wel funest voor vrouwenrechten en individuele vrijheden, en dus iets wat je niet moet idealiseren of omarmen.

Waarom dit ertoe doet

Islamisme is geen mysterie en ook geen eenheid. Het is een moderne politieke reactie op mislukte staatsprojecten, sociale nood en geopolitieke competitie. Soms is het een politieke partij die hervormingen zoekt, soms een beweging die kiest voor revolutie en geweld.

Wie Hamas wil begrijpen, moet dit bredere landschap kennen. Eerst het concept islamisme: hoe religie een politieke ideologie werd. Dan de Moslimbroederschap: de beweging die dit idee vormgaf en verspreidde. Pas daarna kun je zien hoe Hamas in die traditie staat, maar tegelijk een eigen Palestijnse invulling kreeg.

Dit artikel vormt daarom het eerste deel van een drieluik. In het volgende deel staat de Moslimbroederschap centraal, daarna volgt Hamas zelf.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷


Bronnen (o.a.)

  • Hassan al-Banna,Risalat al-Ta’lim (1930s)
  • Sayyid Qutb,Milestones (1964)
  • Charles Tilly & Sidney Tarrow,Contentious Politics (2007)
  • Max Weber,Politik als Beruf (1919)
  • Hazem Beblawi & Giacomo Luciani (red.),The Rentier State (1987/1989)
  • Sami Zubaida,Islam, the People and the State (1993)
  • Olivier Roy,The Failure of Political Islam (1994)
  • Gilles Kepel,Jihad: The Trail of Political Islam (2002)
  • Fanar Haddad,Sectarianism in Iraq (2011)

green leafed plants on gray concrete building
Midden-Oosten

Een extremist als minister

Tot voor kort was Itamar Ben-Gvir vooral bekend van televisie: schreeuwend bij protesten, zwaaiend met vlaggen, opgezweept door een Kahanistische ideologie die zelfs in Israël als te extreem gold. Een man met een portret van massamoordenaar Baruch Goldstein in zijn woonkamer. Niet iemand die je minister van Nationale Veiligheid zou maken, zou je denken. Maar in 2022 gebeurde het ondenkbare: Ben-Gvir kreeg de sleutels van het ministerie dat verantwoordelijk is voor de politie, de grensbewaking en de veiligheid van burgers in Israël – het toppunt van ironie, want zijn politieke carrière draait juist om het aanwakkeren van onrust in plaats van het beteugelen ervan.

Ideologie: Kahanisme met een net pak

Ben-Gvir is geen opportunist. Hij is een ideoloog, geworteld in het gedachtegoed van Meir Kahane, de rabbi die opriep tot deportatie van Arabieren. Zijn partij Kach werd in de jaren ’90 verboden als terroristisch. Volgens The Guardian is Ben-Gvir diens succesvolste erfgenaam.

Ook Haaretz waarschuwde al in 2022: Ben-Gvir is mogelijk gevaarlijker dan Kahane ooit was. Wat begon als een marginaal partijtje groeide razendsnel uit tot een politieke spil in Netanyahus machtsstrategie. Otzma Yehudit werd een factor van belang. En Ben-Gvir, ooit een randfiguur, werd het middelpunt van het nationale debat.

Zijn verleden laat weinig aan de verbeelding over. Als tiener stal hij het embleem van Rabins auto, met de woorden: “We got his car. We’ll get him too.” Enkele weken later werd Rabin vermoord. Hij werd uitgesloten van militaire dienst – op aanraden van de binnenlandse veiligheidsdienst. In zijn woonkamer hing jarenlang het portret van Goldstein, die in 1994 moslims doodschoot in een moskee in Hebron; 29 in totaal. Toen hem daarover vragen werden gesteld, antwoordde hij: “Goldstein was een held.”

Beleid in de praktijk: geweld als strategie

Zijn benoeming was geen symbolisch gebaar, maar een structurele koerswijziging. Als minister politiseerde hij het hele veiligheidsapparaat, in het voordeel van zijn achterban.

Sinds zijn aantreden is het geweld op de Westelijke Jordaanoever geëscaleerd. In de nasleep van 7 oktober riep hij op om duizenden aanvalswapens uit te delen aan kolonisten. De maand die volgde werd de dodelijkste ooit voor Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever sinds VN-metingen begonnen. Als kolonist en voormalig advocaat van settler-geweld, normaliseerde hij geweld en beloonde het.

Zijn wapenbeleid ging verder. Onder zijn invloed werden strikte wapenwetten versoepeld, trainingen ingekort en de regels voor politieoptreden verruimd. In 2023 prees hij een kolonist die een Palestijnse tiener doodschoot. Zijn slogan werd: “Israël bewapent zich!” Geen veiligheidsmaatregel, maar politiek signaal.

Ook buiten Israëlisch grondgebied liet hij van zich horen. Tijdens de oorlog in Gaza blokkeerde Ben-Gvir meerdere gijzelaarsdeals. Hij noemde elke concessie “overgave aan Hamas”. Volgens The Times of Israel en The Jewish Chroniclehield hij persoonlijk vrijlatingspogingen tegen en gebruikte hij het lot van gijzelaars als politiek wisselgeld. Geen empathie. Geen urgentie. Alleen macht.

Ook binnenlands schoof hij de grenzen op. In maart 2023 viel hij de politie van Jeruzalem aan omdat die weigerde geweld te gebruiken tegen anti-regeringsdemonstranten. Hij beschuldigde hen ervan de controle over de stad te verliezen aan “anarchisten”. De nationale politiecommissaris distantieerde zich publiekelijk. Ondertussen riep Ben-Gvir op tot het ontslaan van rechters die volgens hem “te links” waren, en bestempelde hij mensenrechtenorganisaties als staatsvijanden.

Dit is geen uitglijder. Het is een strategie. Wie zich verzet tegen zijn lijn, wordt opzij gezet, belasterd of bedreigd.

Wat zegt dit over Israël?

De opmars van Ben-Gvir markeert een diep institutioneel verval. Waar hij ooit werd gezien als gevaarlijke randfiguur, is hij nu minister met macht over leven en dood. Zijn invloed reikt van de straat tot de rechtszaal. Van veiligheidsdiensten tot regeringsbeleid. Haat werd houvast. Extremisme werd richting.

Dat hij deze macht kreeg zonder wezenlijk protest uit het politieke midden, zegt alles. Over de radicalisering aan de flanken, maar ook over het zwijgen van de mensen die beter weten. Het pure kwaad klimt niet vanzelf naar boven. Daar is altijd een trap voor nodig.

Afrekening: de normalisering van extremisme

Ben-Gvir ís die trap. Hij is de manifestatie van een bredere verschuiving waarin haat en repressie verpakt worden als veiligheid. Waarin instituties niet beschermen, maar gehoorzamen.

Hij is geen uitzondering. Hij is symptoom. Hij kon deze positie bereiken omdat anderen hem lieten komen. Omdat Netanyahu hem nodig had. Omdat veiligheidsdiensten hem niet langer tegenhielden. Omdat burgers liever ‘orde’ zien dan rechtvaardigheid.

Ben-Gvir is niet langer het randje van de politiek. Hij is de macht. En zolang Israël hem duldt, of erger: volgt, is het land geen baken van democratie, maar een waarschuwend voorbeeld. Een rechtsstaat in z’n achteruit.

Volgende deel: Bezalel Smotrich – de ideoloog die infrastructuur ziet als etnisch wapen.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

Van hoop naar stilte

De belofte van vrijheid is ingeruild voor controle. Wat betekent dat voor de inwoners van het laatste rebellengebied van Syrië?

Terwijl de wereld de blik richt op Gaza en Oekraïne, en Nederland vooral op het Binnenhof, glijdt Idlib af in stilte. Dit verhaal laat zien hoe vrijheid kan ontaarden in religieuze onderdrukking en hoe internationale onwil en geopolitiek cynisme die situatie in stand houden. Wie wil begrijpen hoe hoop verdwijnt in vergetelheid, moet naar Idlib kijken.

Van revolutie naar religieuze repressie

HTS slaagde erin andere rebellengroepen uit te schakelen of op te nemen en veroverde zo de macht. Sinds 2017 bestuurt HTS Idlib via een civiele façade, maar in werkelijkheid hebben ze zowel de militaire macht als de religieuze macht in handen.

De groep baseert zich op het salafisme, een stroming binnen de islam die een letterlijke en strikte interpretatie van islamitische bronnen aanhangt. Dit leidt tot een starre toepassing van religieuze voorschriften en weinig ruimte voor afwijkende opvattingen. Inmiddels komen er steeds meer verhalen naar buiten over gesloten kerken en gedwongen bekeringen, wat in strijd is met de islamitische leer, die gedwongen bekeringen verbiedt.

De overgang van militante groep naar bestuursorgaan werd internationaal met twijfel bekeken. HTS probeert zich minder radicaal voor te doen, maar hun ideologische basis is ongewijzigd. Ze beperken de vrijheid van geloof en voeren strikte controle uit over religieuze instellingen. Zo heeft HTS de macht om geestelijken aan te stellen of te ontslaan en houdt het toezicht op religieuze activiteiten. Het opleggen van een uniforme religieuze doctrine ondermijnt fundamentele mensenrechten, zoals het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst.

Democratie als decor

Politieke deelname onder HTS is alleen mogelijk binnen goedgekeurde structuren, wat de indruk wekt van inspraak, maar zonder echte invloed. Burgers kunnen alleen meedoen als ze zich aan het ideologische en religieuze kader van HTS houden, waardoor oppositie en afwijkende meningen uitgesloten worden.

Dit zorgt ervoor dat HTS de macht behoudt door schijnparticipatie. Zonder vrije verkiezingen, onafhankelijke instellingen of bescherming voor critici is politieke deelname alleen mogelijk als je loyaal bent — een privilege, geen recht.

De zogenaamde Shura-raad is niet gekozen, vrouwen mogen er niet in stemmen, en wie kritiek heeft, loopt gevaar. Journalisten die verslag doen van protesten of corruptie worden bedreigd, gearresteerd of verdwijnen. In 2023 werd een HTS-commandant op band opgenomen die dreigde journalisten “over te rijden” als ze doorgingen met kritiek.

Burgerprotesten worden onderdrukt. Demonstraties tegen corruptie of willekeurige arrestaties worden met geweld neergeslagen. Het bestuur is allesbehalve representatief: het is een top-downmodel waarin gehoorzaamheid belangrijker is dan legitimiteit.

Demonstranten en critici worden opgepakt en gemarteld, wat leidt tot groeiende onvrede onder de Syrische bevolking. Ondanks het harde optreden van de autoriteiten, is een van de eisen van de burgerprotesten het aftreden van de leider al-Jolani. Dit toont aan dat HTS niet geïnteresseerd is in een democratisch, vrij Syrië, maar meer belang hecht aan het handhaven van strikte gehoorzaamheid dan in het vertegenwoordigen van de bevolking.

Censuur, angst en machtsmisbruik

HTS hanteert een strikte salafistische interpretatie van de islam en dwingt deze af via religieuze politie. Andersgelovigen — christenen, Druzen, sjiieten — zijn vrijwel geheel verdreven uit Idlib. Hun eigendommen zijn in beslag genomen, kerken gesloten, religieuze uitingen verboden.

Daarnaast dwingt HTS in andere regio’s ook religieuze minderheden zoals christenen, Druzen en sjiieten om zich te conformeren aan het dominante salafistisch-soennitische kader — in sommige gevallen zelfs via gedwongen bekering. Tegelijkertijd duldt de groep geen afwijkingen binnen het eigen geloof: ook soennitische moslims die niet volgens de strikte HTS-interpretatie leven of bidden, kunnen worden gecorrigeerd, geïntimideerd of gearresteerd. Religieuze controle is niet alleen extern, maar ook intern — gericht op volledige ideologische uniformiteit.

HTS poogt in recente jaren een gematigder beeld te schetsen, maar deze PR-pogingen doen niets af aan de dagelijkse realiteit van religieuze uniformiteit onder dwang.

Vrouwen zonder stem

Vrouwen in Idlib worden systematisch uitgesloten van bestuur, publieke ruimte en onafhankelijkheid. Ze mogen niet stemmen of zich verkiesbaar stellen en zijn afwezig in vrijwel alle bestuurslagen. De strikte handhaving van kledingvoorschriften is een instrument van controle; wie zich niet houdt aan de islamitische dresscode loopt risico op boetes, vernedering of arrestatie. In 2024 berichtte Foreign Policy dat de religieuze moraalpolitie actief optreedt tegen vrouwen die als “onzedelijk” gekleed worden beschouwd. Dit is geen losstaande regel, maar onderdeel van een ideologisch systeem waarin vrouwelijke autonomie ondergeschikt wordt gemaakt aan religieuze controle.

Daarnaast wordt het reizen voor vrouwen ernstig beperkt. Ze mogen vaak niet zonder mannelijke begeleiding, een zogeheten mahram. Dit maakt hen structureel afhankelijk en vergroot hun kwetsbaarheid. Vrouwen kunnen niet zelfstandig studeren, werken, medische hulp zoeken of vluchten uit gewelddadige situaties zonder toestemming van een man.

Het uithuwelijken van jonge meisjes neemt toe, mede door armoede, sociale druk en gebrek aan toegang tot onderwijs. In Idlib, waar religieuze normen door een autoritair regime worden opgelegd, leidt dit vaak tot gedwongen kindhuwelijken. Deze praktijk ondermijnt de rechten van meisjes, stelt hen bloot aan gezondheidsrisico’s en sociale uitsluiting.

Onderwijs als wapen

Onderwijs is formeel beschikbaar, maar sterk religieus gekleurd. HTS schrijft segregatie voor: jongens en meisjes moeten strikt gescheiden les krijgen, en moderne vakken zoals muziek of gemengde activiteiten zijn verboden. Meisjes lopen vaker risico vroegtijdig uit te vallen door huwelijk of angst. Scholen worden gecontroleerd op ideologische conformiteit en docenten staan onder druk om het salafistische wereldbeeld uit te dragen.

Hoewel HTS beweert onderwijs toegankelijk te houden, wordt het vaak gebruikt voor indoctrinatie in plaats van emancipatie. Verwijzingen naar het voormalige Syrische regime zijn verwijderd, en in plaats van pluralisme of kritisch denken is er een sterk religieuze invulling van het onderwijs gekomen. In 2023 meldde Enab Baladi dat HTS muziek- en tekenlessen had geschrapt, terwijl docenten die weigerden te stoppen, werden ontslagen. Scholen kregen de opdracht om niet-shari’a-conforme muurschilderingen en decoraties te verwijderen. Dit ondermijnt de culturele en emotionele ontwikkeling van kinderen en beperkt hun vermogen om zichzelf expressief uit te drukken.

Angst is de norm

Volgens Human Rights Watch heeft HTS sinds 2017 tientallen journalisten, activisten en andere burgers willekeurig gearresteerd en vastgehouden, waarbij marteling en gedwongen bekentenissen regelmatig voorkomen. Ook de VN bevestigt in een rapport dat gedwongen verdwijningen en incommunicado-detentie door HTS systematisch worden ingezet om afwijkende stemmen het zwijgen op te leggen. In 2024 berichtte Al Jazeera nog over protesten in Idlib, na berichten over marteling en doden in detentie – een zeldzaam publiek signaal van verzet in een sfeer waar repressie de norm is.

De vrije pers bestaat niet. Lokale media zijn onderworpen aan censuur of werken onder dreiging. Internationale verslaggeving is nauwelijks mogelijk. HTS probeert de informatiestroom te beheersen zoals het de samenleving beheerst: strak, ideologisch en zonder ruimte voor afwijking.

De wereld kijkt weg

De wereld keek weg. Ooit stond Idlib symbool voor hoop. Nu is het voor veel landen te ingewikkeld, te uitzichtloos, te politiek onhandig. En dus laten ze het los. 

De wereld heeft Idlib grotendeels losgelaten, omdat het conflict daar voor veel landen ongrijpbaar, eindeloos en politiek onhandig is geworden. Internationale aandacht ging jarenlang uit naar de strijd tegen IS, de gruwelen van Assad en de vluchtelingencrisis — niet naar de complexe machtsdynamiek in het ‘rebellenbolwerk’ Idlib.

Voor veel Westerse regeringen is HTS simpelweg een terreurgroep, en diplomatie met terroristen is taboe. Tegelijk lijkt de status quo — repressief maar relatief stabiel — voor regionale spelers als Turkije acceptabel zolang het hun belangen niet schaadt. Daardoor is er nauwelijks druk op HTS om mensenrechten te respecteren, laat staan om echte politieke verandering toe te staan. Idlib is daardoor een niemandsland geworden: buiten het regime, maar ook buiten de rechtsstaat — en buiten beeld.

Voor de inwoners is het verschil tussen dictatuur en kalifaat steeds moeilijker te maken. En de internationale gemeenschap lijkt liever te zwijgen dan zich opnieuw te branden aan het Syrische moeras.

De echo van hoop is stilte geworden

Wat ooit begon als een sprankje hoop in de chaos van de oorlog, is inmiddels verworden tot een streng gecontroleerde samenleving waarin vrijheid niet langer bestaat. Het meest tragische is misschien wel dat de stemmen die ooit riepen om verandering, nu fluisteren uit angst. En in de stilte die volgt, lijkt niemand nog te luisteren.

Idlib is arm, instabiel en politiek ongewenst. Het wordt geregeerd door een groep die zowel tegen Assad als tegen het Westen is, waardoor het een politiek niemandsland blijft. In de harde realiteit van geopolitiek geldt: geen olie, geen strategisch voordeel, geen directe dreiging — dan geen prioriteit. Zo blijft Idlib achter, verborgen in de schaduw van de wereld, waar de inwoners lijden, niet omdat hun verhaal niet belangrijk is, maar omdat niemand het meer wil horen. 

In een wereld waar mensenrechten pas tellen als ze politiek handig zijn, is Idlib kansloos. Voor Idlib geen tranen, geen vlaggen, geen sit-ins op stations. Geen bezette universiteiten, geen boze studenten. 

Idlib is het schoolvoorbeeld wat er gebeurt als je je principes uitbesteedt aan wat trending is.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

Midden-Oosten

De as van het kwaad

Een premier onder corruptieverdenking, een religieuze nationalist die nederzettingen heilig verklaart, en een ex-Kahanist met een badge en een pistool. Benjamin Netanyahu, Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir: drie mannen met drie agenda’s, bijeengehouden door macht, belangen en ideologie. Samen vormen zij het hart van de meest radicale regering in Israëls geschiedenis.

Netanyahu, ooit de pragmatische strateeg, probeert zich via juridische hervormingen te onttrekken aan zijn lopende corruptieproces. Smotrich wil van Israël een halachische staat maken; een staat waarin de joodse religieuze wet (de Halacha) leidend is voor wetgeving, rechtspraak en bestuur – zonder Palestijnse soevereiniteit. En Ben-Gvir, een voormalig aanhanger van terreurbeweging Kach, stuurt als minister van Nationale Veiligheid gewapende burgerpatrouilles aan en legitimeert geweld van kolonisten.

Wat hen bindt is niet ideologie, maar wederzijdse afhankelijkheid. Netanyahu heeft hun steun nodig om aan de macht te blijven. Zij gebruiken zijn zwakte om hun eigen agenda door te drukken. De één wil zijn proces stoppen, de ander zijn religieus-nationalistische droomstaat bouwen, de derde zijn strijd tegen Arabieren en tegen ‘linksen’ legaliseren.

Het gevolg? Een rechtelijke macht die onder vuur ligt. Een parlement dat rechters wil muilkorven. Ministers die veiligheid inzetten als alibi voor repressie. En een premier die, volgens Haaretz, zelfs probeert zijn procureur-generaal en de Shin Bet-chef te vervangen door loyalisten – terwijl hij zelf onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek én van een explosief corruptieschandaal rond Qatarese betalingen. “De ondermijning van de democratische poortwachters is geen ongeluk”, schreef de krant. “Het is het plan.”

De aanval op de instituties is geen geïsoleerd incident, maar een patroon. In maart 2025 stemde het kabinet voor het ontslag van Shin Bet-chef Ronen Bar, die weigerde zijn functie op te geven zolang zijn opvolging niet transparant werd geregeld. Bar had gewaarschuwd dat Netanyahu het agentschap wilde inzetten voor politieke doeleinden. Tegelijkertijd begon de regering de procedure om procureur-generaal Gali Baharav-Miara te ontslaan – een stap die in Israël niet zomaar mogelijk is, en die veel juridische en politieke weerstand opriep. Beide pogingen raakten het fundament van de scheiding der machten. In reactie op deze dreiging waarschuwden oud-ministers en rechters voor een constitutionele crisis. “De ondervraagde mag de ondervrager niet ontslaan”, stond op protestborden in Tel Aviv.

De retoriek van de machthebbers liegt er ondertussen niet om. Smotrich verklaarde in 2021 in de Knesset tegen Arabische parlementariërs: “Jullie zijn hier per vergissing – omdat Ben-Gurion het werk in 1948 niet heeft afgemaakt.” Over het Palestijnse dorp Huwara, dat na een door Israëlische media als ‘pogrom’ bestempelde kolonistenaanval deels in brand stond, zei hij: “Het moet van de kaart geveegd worden.” Ben-Gvir stelde op zijn beurt: “Mijn recht om me te verplaatsen is belangrijker dan dat van een Arabier.” Zulke uitspraken zouden elders politieke carrières breken. In Israël zijn ze regeringsbeleid geworden.

De spanningen zijn voelbaar in het hele land. Iedere week protesteren tienduizenden Israëli’s. In Tel Aviv, Haifa, Jeruzalem – met vlaggen, leuzen en spandoeken. Reservisten weigeren nog op te komen. Artsen, rechters en ondernemers slaan alarm. En zelfs binnen de regering klinkt verdeeldheid, nu de woede groeit over de vrijstelling van ultraorthodoxe studenten van militaire dienst tijdens een allesverzengende oorlog. “Ze zijn op het hoogtepunt van hun macht,” zegt journalist Yair Ettinger, “maar dragen geen enkele last.”

De achterliggende onvrede is structureel. In Israël geldt een algemene dienstplicht voor joodse burgers, maar ultraorthodoxe yeshiva studenten werden jarenlang vrijgesteld. In juni 2024 oordeelde het Hooggerechtshof dat deze vrijstelling zonder wettelijke basis onwettig is. De regering werd gedwongen op te treden en begon in de tweede helft van 2024 met het versturen van duizenden oproepingsbevelen aan Haredi-jongeren. De respons bleef minimaal: minder dan tien procent meldde zich.

Binnen de Haredi-gemeenschap leidde dit tot felle protesten, waaronder het bestormen van een militaire basis. Ondertussen waarschuwde het ministerie van Financiën dat het in stand houden van deze uitzondering ook economische risico’s met zich meebrengt: lagere arbeidsparticipatie, een toenemende afhankelijkheid van overheidssubsidies en een hogere belastingdruk voor de rest van de bevolking. De spanningen raken niet alleen de sociale cohesie, maar ook de seculiere achterban van Netanyahu, die zich verraden voelt.

Ja, deze regering is democratisch verkozen. Maar democratie is meer dan verkiezingen. Ook verkozen leiders kunnen instellingen afbreken en rechten ondermijnen. Juist als ze het systeem van binnenuit beheersen. De geschiedenis leert: wie macht concentreert en tegenmacht uitschakelt, opent de deur naar autocratie. Het zijn geen grote woorden. Het gebeurt in realtime.

Ook in de Israëlische media klinken luide tegengeluiden. Van Haaretz tot +972 Magazine, van opiniestukken in The Times of Israel tot scherpe columns van oud-generaals en juristen: het publieke debat is fel. Veel Israëli’s trekken elke week de straat op, anderen grijpen naar de pen of de camera. Wat deze stemmen delen, is een groeiende bezorgdheid over de richting van hun land en een vastberadenheid om die te keren. Die kritische geluiden verzamel ik in een openbaar draadje op Bluesky, als tegenwicht voor het beeld dat Israël als geheel dit beleid steunt.

Israël staat op een kruispunt. Dit is geen verre realiteit. Dit is nu. En het gevaar is niet alleen wat deze leiders doen, maar ook wat de rest van de wereld blijft toelaten, uit gemak, cynisme of geopolitieke berekening.

Dit artikel is ook gepubliceerd op Reporters Online


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

cityscape of amman
Midden-Oosten

Jordanië 🧡

Tussen koraal en kloven: een reis van stof, stilte en schoonheid 💛

Jordanië is een fascinerend land – een openluchtmuseum vol geschiedenis en verhalen, met adembenemende landschappen. Tel daar de gastvrijheid van de mensen bij op, en het moge duidelijk zijn dat je je geen minuut hoeft te vervelen als je avontuurlijk genoeg bent om er een rondreis te maken.

Hoewel de regio op z’n zachtst gezegd onrustig genoemd kan worden, is Jordanië relatief stabiel en worden bezoekers hartelijk verwelkomd.

Amman

Amman is geen stad die zich in één oogopslag laat doorgronden. Ze is rommelig, uitgestrekt, vol contrasten – en tegelijkertijd hartveroverend. Heuvels bezaaid met zandkleurige gebouwen, taxi’s die toeterend hun eigen regels volgen, geuren van versgebakken manakish en pittige falafel die uit kraampjes opstijgen. En overal mensen: winkeliers die theedrinken op hun stoep, jongeren die selfies maken met de skyline op de achtergrond, kinderen die tussen de marktkramen door rennen.

De stad bestaat uit lagen. Letterlijk, want gebouwd op zeven heuvels, én figuurlijk. In het ene straatje loop je langs Romeinse ruïnes, een paar bochten verder sta je tussen hippe galeries en cafés met cold brew en avocado op toast. Amman is modern en oud tegelijk, conservatief en vooruitstrevend, rumoerig maar warm. En altijd in beweging.

De Citadel, op de hoogste heuvel van de stad, is zo’n plek waar je dat allemaal even vergeet. Tussen de overblijfselen van een tempel, een Byzantijnse kerk en een Umayyad-paleis, kijk je uit over het Romeinse theater in de diepte en de eindeloze stad eromheen. De witte gebouwen lijken van veraf op dominostenen die elk moment kunnen omvallen – maar ze staan, stevig en eigenwijs, zoals ze dat al jaren doen.

Niet ver daarvandaan ligt de King Abdullah I-moskee, met z’n blauwe koepel als herkenningspunt. Als bezoeker krijg je een lange jas aangereikt en een exemplaar van de Amman Message, een oproep tot religieuze tolerantie die nog verrassend actueel aanvoelt. Aan de overkant staan twee orthodoxe kerken, een zwijgend weerwoord tegen wie denkt dat Arabische steden geen ruimte laten voor diversiteit.

Amman leeft ook op straat. Loop door oude stad en je wordt vanzelf meegezogen in de drukte van de souq: tapijten, kruiden, speelgoed, namaakhorloges en waterpijpen in alle kleuren. Jongens bieden je granaatappelsap aan alsof ze aandelen hebben in de pers. Op Rainbow Street, een populaire plek voor locals en toeristen, zitten mensen buiten te eten, lachen, scrollen en flirten – onder de vlaggetjes die boven de straat wapperen alsof het altijd feest is.

En dan is er nog het Jordan Museum, hypermodern, koel en stil – een verademing na het straatgeweld van de stad. De geschiedenis van Jordanië komt hier tot leven in verhalen, objecten en vondsten, waaronder een deel van de Dode Zeerollen. Wie daarna genoeg energie over heeft (en een redelijke conditie), kan vanaf hier de trappen op naar Jabal Amman: een steile, stoffige klim, maar eentje die beloond wordt met uitzicht, streetart en onverwachte rust.

Jerash & Salt

Jerash is Romeins en indrukwekkend, met zuilengalerijen die je bijna doen vergeten dat je in Jordanië bent. Maar het is er ook bloedheet en stoffig. Tussen de eeuwenoude stenen groeien onverwacht felgekleurde stokrozen – fragiel en fel tegen het grijze gesteente. Het contrast tussen die bloemen en het stenen verleden is mooi om te zien.

Salt voelde meteen anders. Minder groots, meer gemoedelijk. Ouderwets, gezellig, onverwacht vriendelijk. In een straatje met houten deuren en scheve trappen vond ik streetart, geuren van kruiden en koffie, en winkeltjes waar mensen je vol enthousiasme verwelkomen. Niet om iets te verkopen, want ze snappen zelf ook wel dat je niet met zakjes kruiden gaat rondreizen, maar om een praatje te maken, te vertellen.

Machaerus & Mount Nebo

Sommige plekken voelen stil. Niet omdat er niemand is, maar omdat de geschiedenis er nog zo zwaar in de lucht hangt dat mensen vanzelf zachter gaan praten. Machaerus is zo’n plek. Je rijdt erheen via kronkelende wegen, met de Dode Zee op de achtergrond als glinsterende belofte. En dan ineens: een bergtop, verlaten en ruig, met verspreide stenen en de resten van wat ooit een koninklijk fort was.

Hier werd Johannes de Doper gevangen gezet. Hier werd hij – volgens de overlevering – onthoofd, op bevel van Herodes Antipas, na het fameuze dansje van Salomé. Wat nu resteert, zijn ruïnes van badhuizen, verdedigingsmuren en zuilen. En een uitzicht dat je stil maakt: over het meer, de heuvels, en op heldere dagen zelfs tot aan Jeruzalem. Je voelt het daar – hoe dichtbij alles ooit was en hoe ver weg het nu lijkt.

Niet veel verder ligt Mount Nebo, de berg van Mozes. Volgens de Bijbel kreeg hij vanaf hier een blik op het Beloofde Land – om het vervolgens nooit te betreden. Of je nu gelovig bent of niet, het is onmogelijk om hier te staan en níét even stil te worden. De vallei onder je strekt zich uit als een open boek. De Jordaan slingert als een lijn door het landschap. En ergens in de verte: Jericho, Bethlehem, misschien zelfs de contouren van Jeruzalem.

Op de top staat een moderne kerk, gebouwd op de resten van een Byzantijnse basiliek. Binnen zijn eeuwenoude mozaïeken blootgelegd: scènes van het dagelijks leven, jachttaferelen, mensen, dieren. Niet heilig of verheven, maar menselijk, alsof de makers je willen zeggen: kijk, zo leefden wij.

Mount Nebo is geen plek voor selfies of spektakel. Het is een plek om te kijken, te ademen, te beseffen hoe dun de grens is tussen mythe en werkelijkheid. En dat sommige verhalen, hoe oud ook, nog altijd raak zijn.

Madaba & Dode Zee

Madaba barst van de kleur. Wereldberoemd om zijn mozaïeken, maar het zijn de levendige straatjes met gezellige winkeltjes en die typische lichtheid van het stadje die het bijzonder maken. Hier voelt Jordanië ineens even mediterraan, alsof je op een plek bent waar geloof en leven hand in hand gaan.

De Dode Zee is een ervaring. Je ligt niet in het water, je zweeft. Het zout prikt, de geur is vreemd, de modder is zwart en plakkerig en alles voelt vettig. Alsof je drijft in warme olijfolie. In het resort bloeiden schitterende bloemen, alsof de natuur hier tóch wat terugwint. O ja, en ik zag een slang. Brrrrr. 

Dana National Park

De weg naar Dana is een verhaal op zich. Slaperige dorpjes, stoffige weggetjes waar je moet uitwijken voor een kameel die plots oversteekt. Schoolmeisjes van een jaar of zes zwaaien enthousiast vanaf de kant van de weg, toeristen zijn hier nog bijzonder. En dat voel je.

Dana is een plek waar je vanzelf langzamer gaat lopen, en niet alleen omdat je over smalle konijnenpaadjes loopt. Het dorp ligt op de rand van een diepe vallei, met een fenomenaal uitzicht dat zich niet in één keer laat vangen. Elke honderd meter verandert het landschap. Van rotsachtig naar groen, van dor naar begroeid, alsof je telkens door een nieuwe wereld stapt. Het is geen decor, maar iets levends.

Vroeger woonden hier mensen, tot ze gedwongen werden te verhuizen. De huizen staan er nog. Witgepleisterde muren, een oude moskee, lage stenen gebouwen die nu dienst doen als B&B, informatiecentrum of eenvoudig restaurantje. Je voelt de geschiedenis hier niet als iets dat voorbij is, maar als iets dat naast je loopt.

Onze gids was een goedlachse bedoeïen in een bruine jellaba, die hij met veel flair omhoog trok als we heuvelop liepen, tot groot vermaak van het gezelschap. Hij vertelde over de klimaatverandering, zichtbaar in Dana: dieren die verdwijnen, sneeuw die vroeger viel en nu al jaren uitblijft. Zijn stem was zacht, zijn blik scherp. Hij kende elke bocht van het pad, elke plant bij naam.

En terwijl we verder liepen, werd het landschap stiller. Geen wegen, geen gebouwen, geen prikkels. Alleen wind. En een adembenemende leegte die alles uitvergroot: de kleuren, de geur van tijm, je eigen ademhaling. Dana is geen plek waar je zomaar even stopt. Het is een plek waar je blijft hangen, ook als je allang weer weg bent.

Misschien juist omdat het zo mooi is. En omdat het laat zien wat we op het spel zetten – zonder dat iemand het hardop hoeft te zeggen.

Siq al-Barid (Klein Petra)

Ook wel bekend als Klein Petra – een minder bekende, maar eveneens indrukwekkende site op zo’n 10 kilometer van Petra. De kleine kloof is de enige in- en uitgang. Vermoedelijk was dit een handelspost en halteplaats voor reizigers op weg naar Petra. Er zijn diverse uit de rotsen gehouwen gebouwen en tempels te zien, en ook hier vind je de ingenieuze waterkanalen van de Nabateeërs, essentieel om te overleven in de woestijn.

Wadi Musa, de toegang naar Petra

Petra is geen plek, het is een wereld op zich. Een stad uitgehakt in steen, vergeten door de tijd, maar nog altijd levend voor wie haar bezoekt. De meeste mensen denken aan de Schatkamer, dat ene iconische beeld. Maar Petra is zoveel groter, letterlijk én figuurlijk.

De route begint al voor de beroemde kloof. De weg naar de Siq is op zichzelf al een wandeling waard, langs oude graven, uitgehakte façades, resten van een aquaduct. Alles ademt oudheid. En dan: de Siq. Een natuurlijke kloof, gevormd door een aardbeving duizenden jaren geleden. Soms breed, dan weer zo smal dat het licht nauwelijks doordringt. De rotswanden rijzen tientallen meters omhoog en werpen hun schaduw over een geplaveide weg van eeuwenoude stenen. Er is zon, er is schaduw, er is stilte. Alles echoot.

En dan, plotseling, zie je een glimp. Een hoek, een zuil, iets dat geen natuur meer is maar mensenwerk. En daar is ze dan: de Schatkamer, Al Khazneh. Niet gemaakt, maar uitgehouwen. Niet gebouwd, maar bevrijd uit de rots. Het is even ademhalen, of juist vergeten dat je ademhaalt.

Toch is het slechts het begin. Petra strekt zich uit over kilometers. Façades die nooit zijn afgemaakt. De resten van een Byzantijnse kerk, met mozaïeken die je bijna over het hoofd ziet. Een Romeins theater. En uiteindelijk: Ad Deir, het Klooster. Groter dan de Schatkamer, minder verfijnd misschien, maar indrukwekkender. De klim ernaartoe – ruim 800 treden, smalle paden, scherpe bochten – is pittig, maar het uitzicht is groots. Je ziet de vallei onder je, de rotsen in lagen als een opengeslagen boek, en begrijpt ineens waarom mensen hier een stad bouwden.

Op de terugweg, door een verlaten Siq, werd alles stiller. Geen toeristen, geen stemmen, alleen mijn eigen voetstappen en het gefluister van de geschiedenis. Het was unheimisch, mysterieus, bijna spookachtig mooi. Alsof Petra zich voor één dag had teruggetrokken uit de wereld en alleen mij had binnengelaten.

Aan het eind van die dag had ik meer dan twintig kilometer gelopen. En toen pas begreep ik hoe absurd het is dat mensen Petra soms “klein” noemen. Petra is allesbehalve dat. Ze is groots in stilte, in steen, in schoonheid. En vooral in wat ze je laat voelen.

Wadi Rum

Er zijn plekken op de wereld waar je denkt: dit kan niet echt zijn. Wadi Rum is er zo één. Een landschap dat meer op Mars lijkt dan op aarde, met zand in tinten die van zachtroze naar vuurrood gloeien, grillige rotsformaties die oprijzen als kathedralen en een stilte die bijna tastbaar is. Hier hoor je niets. Behalve misschien de wind. Of het zachte getik van een kameelpoot op steen.

Ze noemen het de Vallei van de Maan, maar het voelt alsof je in een andere tijd bent beland. Geen bebouwing, geen lantaarnpalen, maar wifi was er dan weer wél, in de rode tent waar ik sliep, recht uit een sprookje van duizend-en-een-nacht. Buiten werd een traditioneel gerecht bereid in een zandoven: rijst, kip en groenten, gegaard onder de grond, terwijl de rook langzaam uit het zand omhoog kringelde. Toen het eten eenmaal opgediend werd, klonk er muziek. Arabische ritmes, trommels, gezang en ineens danste iedereen. Gidsen, gasten, kinderen. De woestijn werd even een feestzaal.

Later die middag klom ik op de Um Fruth Rock Bridge, een van de bekendste rotsformaties van Wadi Rum. Een elegante boog van steen, zwevend boven het zand, alsof hij er door de wind is neergezet. De klim is kort maar steil, de afgrond voelbaar aan alle kanten, maar het uitzicht is het waard. Daarna reden we door naar een klein plateau, waar we de zon langzaam onder zagen gaan achter de rotsen. Geen mensenmassa’s, geen drukte. Alleen warme lucht, rood licht en stilte.

En toen, de ochtend. Om vijf uur zat ik op een kameel, nog half slaperig, toen de zon opkwam achter de bergen. De lucht kleurde eerst lichtgrijs, toen oranje. Alles werd stil. Zelfs de dieren leken te luisteren. Het was geen toeristisch moment, geen bucketlistvinkje, het was iets dat je overkomt. Iets dat blijft. Het enige nadeel? De tot op het bot verwende kinderen die vanuit een andere groep ook op een kameel zaten. 

Voor avonturiers is Wadi Rum een paradijs: je kunt er klimmen, wandelen, jeep-safari’s maken of gewoon ergens gaan zitten en niks doen. Want soms is dat precies wat je nodig hebt: even verdwijnen. In het rood van de woestijn, in de stilte van een plek die groter is dan jij.

Lawrence of Arabia

Wie “Wadi Rum” en “geschiedenis” zegt, zegt Thomas Lawrence – beter bekend als Lawrence of Arabia. Tijdens de Arabische Opstand (1916–1918) verbleef hij in Wadi Rum. Zijn verhalen brachten het gebied wereldwijde bekendheid. Hij was archeoloog, officier, diplomaat, schrijver en bovenal een waaghals. Wadi Rum, met zijn ontoegankelijke kloven en zandvlaktes, was zijn schuilplaats en uitvalsbasis. Zijn boek Seven Pillars of Wisdom is een aanrader voor wie meer wil weten en de filmklassieker uit 1962 met Peter O’Toole al helemaal.

De beroemde Seven Pillars of Wisdom, een rotsformatie bij de ingang van het natuurreservaat, zijn naar dit boek genoemd.

Aqaba

Mijn eerste indruk van Aqaba? Druk. Vies. Te warm. De stad voelde chaotisch en grijs, en ik vroeg me serieus af waarom mensen hier hun vakantie doorbrachten. Maar, zoals wel vaker in het Midden-Oosten, had ik gewoon wat dieper moeten kijken. Aqaba laat zich niet in één oogopslag kennen, je moet haar verdienen.

Het begon met een dwaaltocht door de kleinere straatjes, weg van het verkeer en de uitlaatgassen. Daar, op kleine pleintjes, vond ik ineens de charme die ik zocht. Lokale winkeltjes, eenvoudige werkplaatsen waar idealistische vaklui sieraden verkochten – oorbellen van zilver en papier, met de hand gemaakt en met liefde toegelicht. Geen glitter, maar verhaal.

En eten. Warm, vers platbrood, nog dampend van de bakplaat. Hummus, fluweelzacht. Muhammara, pittig en vol. En falafel, knapperig van buiten, luchtig van binnen. Ik zou er een omweg voor maken. Of twee.

Met een boot ging ik het water op. De zon brandde, het water was helder, en onder ons de koraalriffen waar Aqaba zo bekend om is. Prachtig en tegelijk pijnlijk. Want tussen het koraal lagen ook autobanden. Plasticc, rommel, afval. Alsof de zee alleen mag bestaan zolang wij haar mooi vinden.

Op een bepaald, smal punt in zee kon je vier landen tegelijk zien: Israël en Egypte aan de ene kant, Jordanië en Saudi-Arabië aan de andere. Het kruidvat van de wereld, de regio, en tegelijkertijd zo stil en vredig, daar in dat kleine bootje op het water.

Na Aqaba reed ik terug naar Amman, waar ik nog één dag had. Ik slenterde over markten vol schreeuwende verkopers, door steegjes die naar kruiden roken (en naar straatkatten), dronk vers mangosap op een balkonachtig terras in een café waar de dode kakkerlakken onder mijn slippers kraakten. De stad was warm, levendig, scherp en chaotisch. Alsof Jordanië me nog even wilde zeggen: je hebt veel gezien, maar niet alles begrepen. En dat hoeft ook niet.

Want dat is wat deze reis me het meest heeft laten voelen: Jordanië is geen ansichtkaart. Het is ruig, zacht, stoffig, gastvrij, tegenstrijdig. Het is geen decor. Het is echt. En echt laat sporen na.

Het is het Midden-Oosten. Ik hou ervan. ❤️

Nog meer lezen over Jordanië? Voor officiële info ➡️ Jordan Tourism Board


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷

black and red frame eyeglasses
Midden-Oosten

Israël, apartheid en de media

“I swore never to be silent whenever and wherever human beings endure suffering and humiliation. We must take sides. Neutrality helps the oppressor, never the victim. Silence encourages the tormentor, never the tormented.” 

Wie zwijgt, kiest de kant van de onderdrukker, zei Elie Wiesel. Toch blijft het opvallend stil in Nederlandse en Europese media over iets wat internationale mensenrechtenorganisaties steeds stelliger benoemen: de Israëlische apartheid.

In april 2021 publiceerde Human Rights Watch (HRW) een uitgebreid rapport waarin Israël wordt aangeduid als een apartheidsstaat – en waarin wordt gesteld dat deze term ook als zodanig gebruikt moet worden. Enkele maanden eerder had de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem al een vergelijkbare conclusie getrokken in een eigen publicatie. Opvallend genoeg kregen deze twee rapporten, beide afkomstig van internationaal gerespecteerde organisaties, nauwelijks aandacht in de Nederlandse media. Ook het later verschenen verslag van Amnesty International, dat dezelfde lijn volgt, werd grotendeels genegeerd door serieuze journalistieke platforms. In plaats daarvan werd het onderwerp gekaapt op sociale media, waar internettrollen alle kritiek op de staat Israël afdoen als antisemitisme.

De drie rapporten, alle binnen een jaar van elkaar verschenen en uitgesproken kritisch over de behandeling van de Palestijnse bevolking en structurele mensenrechtenschendingen, roepen fundamentele vragen op. Wat vooral opvalt, is dat de opvattingen over de relatie tussen Israël en apartheid de afgelopen jaren duidelijk aan het verschuiven zijn. Die verandering is zichtbaar binnen de wetenschap, bij mensenrechtenorganisaties, en in opinieblogs en internationale media. Alleen de Noordwest-Europese pers lijkt achter te blijven – met nauwelijks diepgravende publicaties of hoofdredactionele beschouwingen over dit onderwerp.

HA’ARTEZ EN APARTHEID
Voor dit artikel onderzocht ik hoe de Israëlische media over apartheid schrijven – een analyse die ik eerder in uitgebreidere vorm maakte voor een academisch paper. De focus ligt op het dagblad Ha’aretz, dat bekendstaat als een onafhankelijke kwaliteitskrant: liberaal van toon, maar niet uitgesproken links of rechts. De krant bericht over zowel binnenlandse als internationale kwesties en is zich nadrukkelijk bewust van haar invloed op de publieke opinie. Een zoekopdracht op het woord ‘apartheid’ in Ha’aretz via Factiva, over de periode januari 2017 tot januari 2022, levert 915 artikelen op. De manier waarop deze term wordt gebruikt, zegt veel over de positie die de krant inneemt in het debat.

Frequentie is het eenvoudigst in kaart te brengen: hoeveel artikelen verschenen er in de loop der jaren en hoe vaak komt het woord ‘apartheid’ in elk artikel voor? Prominentie draait om de plaats van het woord in de tekst: verschijnt het in de kop, is het onderwerp van het volledige artikel, of slechts een terloopse verwijzing in een citaat? Tot slot is er de toon: schrijft de journalist op afstand of van dichtbij? Bij afstandelijk gebruik wordt het woord vaak tussen aanhalingstekens geplaatst; een subtiel signaal dat de term als omstreden of niet-legitiem wordt gepresenteerd.

Wat opvalt, is dat de toon in de recente artikelen van Ha’aretz een breuk lijkt te vormen met eerdere jaren. Waar de krant voorheen overwegend loyaal was aan het officiële narratief van de staat Israël, sluit de berichtgeving nu vaker aan bij de langzaam verschuivende publieke opinie. De term ‘apartheid’ duikt vaker op, maar het zal vermoedelijk nog geruime tijd duren voordat die volledig wordt geaccepteerd in het brede publieke debat.

GELOOFWAARDIGHEID ARTIKELEN HA’ARETZ
De term ‘apartheid’ blijft politiek beladen. In het publieke en diplomatieke discours wordt nog steeds de voorkeur gegeven aan eufemismen zoals ‘tijdelijke bezetting’ – al roept die kwalificatie na ruim vijftig jaar vooral vragen op over wat er nog als tijdelijk kan gelden. De Israëlische geograaf en politicoloog Oren Yiftachel stelde in mei 2021 dat apartheid vele verschijningsvormen kent, en niet noodzakelijkerwijs een kopie hoeft te zijn van het Zuid-Afrikaanse model. De belangrijkste vraag blijft dan ook: hoe nu verder, in een conflict dat al decennia muurvast zit?

Zelfs de grootste optimist gelooft nauwelijks nog in een levensvatbare tweestatenoplossing. Toch wint een alternatief model langzaam aan terrein: A Land for All, een gezamenlijke Israëlisch-Palestijnse beweging die pleit voor gedeelde soevereiniteit, gelijke rechten, vrijheid van beweging voor alle inwoners en een gezamenlijk bestuurd Jeruzalem. Een van de initiatiefnemers is de Israëlische journalist Meron Rapoport, die zich al jaren inzet voor een nieuw denkmodel voorbij de klassieke tweedeling.

Al in 2007 verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift International Security een artikel over de betrouwbaarheid van opiniestukken en analyses in onder andere Ha’aretz, met betrekking tot apartheid, mensenrechten en het Arabisch-Israëlische conflict. De auteurs concludeerden dat de inhoud van deze publicaties zelden ter discussie staat, omdat ze feitelijk accuraat en goed onderbouwd zijn. Mede daarom kon Human Rights Watch zich in zijn rapporten op Ha’aretzbaseren zonder in te boeten aan geloofwaardigheid.

AFWIJZING DOOR IDENTIFICATIE
De afwijzing van de term ‘apartheid’ door veel Israëli’s hangt samen met de dominante overtuiging dat de staat Israël zich louter verdedigt tegen terrorisme. De meerderheid van de bevolking lijkt weinig moeite te hebben met het voortbestaan van illegale nederzettingen en accepteert de realiteit van miljoenen Palestijnen die als tweederangsburgers leven. Daarmee staat Israël als natie voor een fundamentele keuze – vergelijkbaar met die van Zuid-Afrika destijds: kiest het voor democratie en afstand van een systeem van ongelijkheid, of blijft het vasthouden aan de status quo, waarin structurele ongelijkheid wordt genormaliseerd?

Dat het gebruik van het woord ‘apartheid’ gevoelig ligt in Israël en het publieke debat polariseert, moge duidelijk zijn. Veel Israëlische wetenschappers en journalisten vermijden de term bewust, uit vrees dat die bijdraagt aan een negatief imago – niet alleen van de staat, maar ook van de bredere Joodse identiteit. Daartegenover staat de benadering van Ha’aretz, waar de term in recente artikelen steeds vaker zonder aanhalingstekens wordt gebruikt, zowel in koppen als in de tekst zelf. Dat wijst op een langzame, maar betekenisvolle verschuiving in het discours.

OPINIE EN TERMINOLOGIE
In oktober 2021 schreef voormalig plaatsvervangend procureur-generaal Yehudit Karp een opiniestuk over de terughoudendheid rond het gebruik van het woord ‘apartheid’. Volgens haar raakt de gemiddelde Israëlische lezer al snel vervuld van afschuw en haakt af zodra het begrip in verband wordt gebracht met Israël. Apartheid, zo stelt ze, is iets wat plaatsvond in Zuid-Afrika tussen 1948 en 1990, waartegen men demonstreerde — niet iets wat met Israël geassocieerd zou mogen worden. Wie dat wel doet, wordt in haar ogen vaak gezien als een radicaallinkse Israël-basher, gedreven door antisemitisme of een diepgewortelde afwijzing van eigen land en volk.

Uit onderzoek naar het gebruik van de term ‘apartheid’ blijkt dat Ha’aretz al geruime tijd aandacht besteedt aan de humanitaire gevolgen van bezetting en nederzettingen — lang voordat Europese en Amerikaanse media dit onderwerp structureel oppakten. Inmiddels, anno 2022, gebruiken steeds meer Joodse en Israëlische critici de term openlijk in hun publicaties, variërend van journalisten en academici tot bloggers.

EEN NIEUWE TOON
De afgelopen weken verschenen in Ha’aretz steeds kritischere stukken – niet alleen over apartheid, maar ook over corruptie binnen de Israëlische regering. Over gevoelens van schaamte na 32 jaar dienst bij de Israeli Defence Forces, en over de zinloosheid van het doden van 65 kinderen bij de meest recente vergeldingsaanval op Gaza – een gebeurtenis die nauwelijks nog het nieuws haalde. Over hoe Israël de radicale islam inzet als rechtvaardiging voor langdurige bezetting. Over de immorele quasi-neutraliteit van de Israëlische regering, die weigert Rusland te veroordelen terwijl tegelijkertijd de Holocaust wordt herdacht – en er volgens Ha’aretz sprake is van een nieuwe genocide op Europees grondgebied. En over de invloed van het geld van Russische oligarchen op de Joodse samenleving, en de veilige haven die zij in Israël lijken te vinden.

Ook schrijft Ha’aretz steeds vaker over de manier waarop de basisrechten van Palestijnen worden geschonden: huizen die worden gesloopt, bewegingsvrijheid die wordt beperkt, en een dagelijkse realiteit van ongelijkheid. Het woord ‘apartheid’ mag dan niet altijd expliciet vallen, de gevolgen ervan zijn duidelijk zichtbaar. Daarnaast waarschuwt de krant voor de rol van geruchten en achterklap, die via sociale media gemakkelijk uitgroeien tot nepnieuws en tot gewelddadige escalaties kunnen leiden. De Tempelberg is al gevoelig genoeg zonder dat er verhalen circuleren over plannen om het gebied exclusief toegankelijk te maken voor Joden.

En over hoe Israël een apartheidsstaat is – en ook zo genoemd zou moeten worden, zoals blijkt uit het HRW-rapport en de inspanningen van de mensenrechtenorganisatie B’Tselem, die als eerste het “A-woord” gebruikte om de levensomstandigheden van de Palestijnen te duiden. En over hoe het besef langzaam groeit, ook in Tel Aviv, dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de wereld die kwalificatie overneemt – met alle gevolgen van dien.

WOORDEN DOEN ERTOE
Woorden doen ertoe – en kranten kiezen ze met zorg. Het draait daarbij niet alleen om feitelijke informatievoorziening, maar ook om invloed op het bredere publieke debat. Taal bepaalt mede het discours en kan standpunten vormen of verschuiven binnen de publieke opinie. Een artikel is pas echt geslaagd wanneer het mensen aan het praten krijgt: bij de koffieautomaat, op sociale media, of aan de keukentafel. Beeld speelt daarbij een belangrijke rol. Niet voor niets illustreren kranten hun verhalen vaak met foto’s; een afbeelding, zo luidt het gezegde, zegt immers meer dan duizend woorden.

Door de razendsnelle opkomst van internet en technologische innovaties heeft nieuws een transnationaal karakter gekregen. Met de Engelstalige editie van Ha’aretz, die sinds 1997 bestaat, positioneert het Israëlische dagblad zich nadrukkelijk binnen die internationale informatieruimte. Sociale media fungeren daarbij als brug tussen diaspora’s, verhalen en geschiedenissen, met een bereik van slechts één muisklik. Een eenduidige benadering van de term ‘apartheid’ in de media is er niet – en zal er waarschijnlijk ook niet komen. Maar het is duidelijk dat Ha’aretz het onderwerp de afgelopen vijf jaar niet heeft geschuwd. Integendeel: de krant benoemt het fenomeen herhaaldelijk en expliciet, en speelt daarmee een opvallende rol in het Israëlische én internationale discours.

Volgens John Dugard is de belangrijkste reden waarom Europese media het woord ‘apartheid’ niet (durven) gebruiken in relatie tot Israël, de angst om van antisemitisme te worden beschuldigd. Ha’aretz noemt diezelfde reden expliciet. Op sociale media wordt kritiek op Israël vaak direct als antisemitisch weggezet – vaak door gebruikers die het land niet eens op een kaart kunnen aanwijzen, maar wel luid menen te weten waar de grens ligt tussen haat en kritiek. Zolang het verschil tussen antisemitisme en antizionisme voor velen niet duidelijk is, blijft het moeilijk om fundamentele kritiek op het Israëlische beleid bespreekbaar te maken.

Want zoals Elie Wiesel al zei: neutraliteit helpt de onderdrukker, nooit het slachtoffer. En zolang het woord ‘apartheid’ uit angst wordt gemeden, blijft het onrecht stilletjes voortbestaan.


Geen grote redactie, wél veel werk.

Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷