In de hoogtijdagen van de strijd tegen IS kregen de YPJ (Vrouwenbeschermingseenheden) wereldwijde aandacht. Jonge Koerdische vrouwen in camouflagekleding, lang haar en vastberaden blikken werden door Westerse media verheerlijkt als ‘Koerdische amazones’. Niet alleen de westerse pers, maar ook volledige fotoreportages legden hun training, missie en idealen vast.
ICONEN VAN VERZET
Hun motivatie: niet alleen vechten tegen IS, maar ook tegen patriarchale structuren in hun eigen gemeenschappen. Onder invloed van de ideologieën van Abdullah Öcalan was zelfbeschikking en gendergelijkheid een wezenlijk onderdeel van hun gevechtsrol. Soldates kregen les in vrouwenrechten en werden aangemoedigd daarover na te denken en ervoor op te komen. Volgens de vrouwen zelf probeerden ze de samenleving te veranderen door het islamitische denken en de heersende tradities binnen hun gemeenschap te confronteren, desnoods met een wapen in hun hand.
De YPJ speelde daarnaast een cruciale rol bij het redden van duizenden Yezidi’s die in augustus 2014 vastzaten op de berg Sinjar in Noord-Irak, hun leefgebied. Yezidi’s zijn een etnisch-religieuze minderheid met een eeuwenoude, eigen geloofstraditie en ze waren omsingeld door IS-strijders. Die missie werd wereldwijd erkend als een van de meest heroïsche reddingsoperaties van het conflict met IS.
VAN FRONTLINIE NAAR VERGETELHEID
De YPJ‑strijders stonden letterlijk aan het front van de strijd tegen Islamitische Staat. Ze bevrijdden steden als Kobani, Manbij en Raqqa van jihadistische bezetting, vaak huis voor huis, straat voor straat. De vrouwen vochten niet alleen tegen een gewelddadige vijand, maar ook voor een radicaal ander maatschappelijk model, waarin vrouwenrechten, democratie en seculier bestuur centraal stonden. Zij waren de schokgolf die de frontlinie doorbrak en daarmee ook het stereotype van de onderdrukte vrouw in het Midden-Oosten.
Maar toen IS eenmaal militair verslagen was, draaide de wereld zich om. Turkije zag in deze vrouwen geen bevrijders, maar ’terroristen’, vanwege de ideologische en organisatorische verwantschap met de PKK. Onder toeziend oog van de internationale coalitie, inclusief de VS en EU, begon een nieuwe campagne, dit keer gericht tégen hun voormalige bondgenoten. Turkse drones en gevechtsvliegtuigen vielen posities van de YPJ aan. Commandanten werden geliquideerd. Sommigen stierven in gerichte aanvallen, anderen verdwenen in gevangenissen of werden gedwongen te vluchten.
Een van de bekendste slachtoffers was Anna Campbell, een Britse YPJ‑strijdster uit Lewes, Engeland. Ze sloot zich aan bij de YPJ om te vechten tegen IS én om deel te zijn van de feministische revolutie in Rojava. Op 15 maart 2018 kwam ze om het leven bij een Turkse luchtaanval in Afrin. Haar lichaam kon niet worden gerepatrieerd, omdat Turkije en Turkse milities de toegang tot het gebied blokkeerden. De Britse regering sprak haar dood nauwelijks tegen en ondernam geen poging om haar lichaam terug te halen.
De NAVO keek eveneens de andere kant op. Strategische belangen – een fragiele relatie met Ankara, militaire bases in Turkije, grensbewaking – wogen zwaarder dan solidariteit met de vrouwen die meevochten tegen het kalifaat. Wat resteerde, waren vluchtelingenkampen als Ain Issa en al-Hol: broedplaatsen van wanhoop, zonder juridische status of internationale bescherming.
Daar bevinden zich ook veel vrouwen en kinderen, de IS-bruiden, van wie de herkomstlanden vaak weigeren hen terug te nemen. Hierdoor leven ze jarenlang in een juridisch vacuüm, onder erbarmelijke omstandigheden, met hun kinderen. Voor YPJ-vrouwen betekent dit dat ze hun kamp moeten delen met de ideologische erfgenamen van de vijand die zij bevochten, een wrang symbool van hoe onverschillig de wereld is geworden voor hun offers.
Daar eindigde de revolutie voor vrouwen in de frontlinie tegen IS. Niet met een nederlaag, maar met desinteresse.
LEVEN NA DE STRIJD
Veel vrouwen leven in kampen of de diaspora. Ze zijn stateloos, ontheemd, rechteloos. Sommigen die voor Europa kiezen, ondervinden moeilijkheden bij erkenning van bloedbanden, trauma’s en mentale begeleiding. Traumaverwerking en reïntegratie zijn voor het grootste deel afwezig.
Een voorbeeld hiervan is een Koerdische vrouw uit Deir ez-Zor, geciteerd door Human Rights Watch in hun rapport van maart 2021. Zij belandde na de val van IS in een detentiecentrum in Noordoost-Syrië. In het kamp heeft ze geen toegang tot juridische bijstand of medische zorg en ze vreest zowel voor represailles van pro-Turkse milities als voor wraak van IS-aanhangers in hetzelfde kamp. “Ik vocht tegen IS, maar nu zit ik opgesloten met hun vrouwen,” zegt ze in het rapport. Haar status als voormalige strijdster maakt haar tot een doelwit én tot een vergeten pion in een geopolitiek schaakspel.
Een ander voorbeeld is Rohilat Afrin. In een interview met het Rojava Information Center beschrijft zij hoe de terugtrekking van buitenlandse troepen, aanhoudende Turkse aanvallen en de onverschilligheid van de internationale gemeenschap hebben geleid tot isolement en onveiligheid voor vrouwelijke strijders. Hoewel ze haar regio niet verliet, spreekt ze over het verlies van bescherming, idealen en publieke erkenning. Haar verhaal belichaamt het bredere lot van YPJ-leiders die ooit symbool stonden voor bevrijding, maar nu vooral vechten tegen vergetelheid.
TIJDELIJK NIEUWS, PERMANENT VERGETEN
De YPJ‑vrouwen waren niet alleen symbolen of narratieve inzet. Ze stonden aan het front van de strijd tegen een van de meest gewelddadige en vrouwenhatende bewegingen van deze eeuw, IS. Ze riskeerden hun leven, werden internationale iconen en vormden de ruggengraat van een democratisch project dat vrouwenrechten en gelijkheid centraal stelden in een regio die daar zelden ruimte voor biedt.
Toch werden ze, zodra de strategische belangen verschoven, ingeruild voor stilte. Hun inzet werd tijdelijk nieuws, hun idealen gereduceerd tot diplomatiek ongemak. Terwijl Turkije hen bombardeerde, zwegen NAVO‑partners. Terwijl zij opgesloten werden in kampen, liepen IS-bruiden vrij rond of werden voorzichtig teruggehaald. Terwijl zij vechten om te overleven – vergeten, zonder staat, zonder erkenning – beweegt de wereld verder alsof hun strijd nooit plaatsvond.
Hun strijd tegen IS was in de frontlinie. Hun bestaan nu minder dan een voetnoot.
Dit artikel maakt deel uit van de serieVergeten vrouwen, over vrouwen die leven in onzichtbaarheid, onderdrukking of gevaar. Eerder verschenen delen over Iran, Jemen, Afghanistan en Syrië.
Geen grote redactie, wél veel werk.
Dit blog is onafhankelijk en advertentievrij.
Waardevol voor jou? Dan is een digitale cappuccino altijd welkom 🩷